Een btw-plichtige verhuurt een pand aan een autoverkoper. Op de huurprijs wordt btw aangerekend omdat de verhuurder ervan uitgaat dat het gaat om de terbeschikkingstelling van een ruimte voor opslag van goederen en/of de terbeschikkingstelling van een stalling voor rijtuigen.
Volgens de fiscus is er sprake van een door artikel 44, § 3, 2° Wbtw vrijgestelde onroerende verhuur en hij verwerpt bijgevolg de door de verhuurder op de kosten met betrekking tot het verhuurde pand afgetrokken btw.
Volgens de btw-plichtige verhuurder ten onrechte. Die vindt dat de administratie rekening moet houden met de huurovereenkomst. Meer het hof is duidelijk. Voor btw kan niet alleen rekening worden gehouden met de bestemming van het gebouw zoals voorzien in de huurovereenkomst. Er moet worden nagegaan wat het werkelijk gebruik is van het verhuurde onroerend goed. Die werkelijke bestemming en het werkelijke gebruik hebben voorrang op de bewoordingen van de overeenkomst.
De fiscus heeft met betrekking tot het verhuurde onroerend goed de volgende vaststelling opgenomen in een proces-verbaal:
Het hof verwijst ter zake naar de volgende vaststellingen:
Uit deze vaststellingen, waarvan het tegendeel niet bewezen wordt door de verhuurder, volgt volgens het hof dat het onroerend goed in werkelijkheid als een handelsruimte/toonzaal werd gebruikt, bestemd voor de verkoop van de voertuigen. Deze verhuur is vrijgesteld van btw door artikel 44, § 3, 2° Wbtw en dus heeft de fiscus terecht de btw-aftrek verworpen die de verhuurder had uitgeoefend met betrekking tot kosten van dat gebouw. Het hof bevestigt daarmee het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg (Hasselt dd. 31.03.2022).
HvB Antwerpen, rolnr. 2022/AR/1189, 6 februari 2024
Bestaande klant?
Nieuwe klant?
Bericht voor abonnees: heb je een btw-vraag? Log dan in en stel je vraag via de “stel uw vraag” knop bovenaan.
De btw-lijn BV
Roderveldlaan 100 bus 6
2640 Mortsel (België)
info@btw-lijn.be
BE 0629.761.216