Een in Duitsland gevestigde en daar voor btw geregistreerde btw-plichtige (Firma Hans Bühler), kocht van in Duitsland gevestigde leveranciers producten aan om deze vervolgens door te verkopen aan een in Tsjechië gevestigde en voor btw geregistreerde afnemer. De goederen werden door de Duitse leveranciers rechtstreeks naar de Tsjechische eindafnemer verzonden.
Firma Hans Bühler (B) gaf aan zijn Duitse leveranciers (A) zijn Oostenrijks btw-nummer op. Dus hebben de Duitse leveranciers hun goederenleveringen aan Firma Hans Bühler vrijgesteld van btw (A-B-levering in driehoeksverkeer).
Firma Hans Bühler factureerde de daaropvolgende goederenleveringen vanop zijn Oostenrijks btw-nummer aan het Tsjechische btw-nummer van de afnemer (C), zonder btw in rekening te brengen (met de vermelding dat het om intracommunautaire driehoekstransacties ging en dat C gehouden was de btw te voldoen). Op de IC-listings die Firma Hans Bühler in Oostenrijk indiende, werd echter niets ingevuld in het vakje voor driehoekstransacties. Nadien heeft Firma Hans Bühler deze lijsten verbeterd door aan te geven dat er sprake was van driehoekstransacties.
De Oostenrijkse fiscus vindt dat het om mislukte driehoekstransacties gaat, omdat Firma Hans Bühler:
Niet aan zijn bijzondere aangifteverplichtingen had voldaan;
En niet had aangetoond dat over de transactie bij de uiteindelijke verwerving in Tsjechië wel degelijk btw was geheven.
Bovendien vorderde de Oostenrijkse fiscus, op basis van de veiligheidsbepaling, Oostenrijkse btw op de intracommunautaire verwerving van de goederen door Firma Hans Bühler, omdat die de goederen had afgenomen onder zijn Oostenrijks btw-nummer. Die veiligheidsbepaling stelt dat de koper steeds de verwerving moet belasten in de lidstaat van het btw-nummer waaronder hij de goederen afneemt, tenzij:
Hij kan aantonen dat hij in de werkelijke lidstaat van aankomst van de goederen aan zijn verwervingsverplichtingen heeft voldaan;
Of in het geval de vereenvoudigde regeling voor het driehoeksverkeer van toepassing is.
Voor de toepassing van die vereenvoudigde regeling voor het driehoeksverkeer (A-B-C), moeten in principe de volgende voorwaarden vervuld zijn:
De goederen worden rechtstreeks vervoerd van bij A in lidstaat 1 naar C in lidstaat 3;
Lidstaat 1 is een andere lidstaat dan die waar B is geregistreerd voor btw;
B is niet gevestigd in lidstaat 3 en is voor btw geregistreerd in een andere lidstaat;
B verwerft de goederen in lidstaat 3 met het oog op de daaropvolgende levering ervan aan C;
C is een andere btw-plichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, die in lidstaat 3 geregistreerd is voor btw;
B duidt C aan als schuldenaar van de btw over de goederenlevering die hij verricht.
Die tweede voorwaarde lijkt in deze zaak een probleem op te leveren voor de toepassing van de vereenvoudigde regeling voor het driehoeksverkeer. Firma Hans Bühler is immers gevestigd en geregistreerd voor de btw in Duitsland, de lidstaat van waaruit de goederen worden verzonden. Maar hij neemt de goederen wel af onder zijn Oostenrijks btw-nummer.
De eerste vraag die het Hof dus moet beantwoorden is of de vereenvoudigde regeling voor het driehoeksverkeer wel van toepassing is wanneer A en B in dezelfde lidstaat gevestigd zijn, maar B een btw-nummer van een andere lidstaat opgeeft.
Het Hof herinnert eraan dat voor de uitlegging van een artikel uit de btw-richtlijn, niet alleen rekening moet worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context ervan en met de doelstellingen die deze regeling nastreeft. Of aan de voorwaarde is voldaan dat de goederen moeten worden verzonden vanuit een andere lidstaat dan die waar B voor de btw is geregistreerd, moet volgens het Hof dan ook enkel beoordeeld worden op basis van het btw-nummer waaronder B de intracommunautaire verwerving verricht. De vereenvoudiging voor het driehoeksverkeer gaat erom te voorkomen dat B in de lidstaat van bestemming van de goederen moet voldoen aan identificatie- en aangifteverplichtingen. Dus dat B geregistreerd is in lidstaat 1 kan geen belemmering zijn voor de toepassing van de vereenvoudigingsregeling voor het driehoeksverkeer, als B de goederen aankoopt onder een btw-nummer van een andere lidstaat.
De tweede vraag is of een lidstaat de afwijking dat voormelde veiligheidsbepaling niet van toepassing is, kan weigeren om reden dat B zijn IC-listing (in de lidstaat van het btw-nummer waaronder hij de goederen bij A heeft aangekocht), niet tijdig heeft ingediend met de vermelding van de bijzondere code voor het vereenvoudigd driehoeksverkeer. Ook hier kijkt het Hof naar de materiële voorwaarden, en niet naar de formaliteiten. Belangrijk is dat het btw-nummer waaronder en op het tijdstip dat B de goederen aankoopt, een geldig btw-nummer is, zelfs al is dat btw-nummer, zoals in dit geval, niet meer geldig op het tijdstip van indiening van die listing.
De niet-naleving van de formaliteiten kan volgens het Hof enkel in de volgende gevallen leiden tot een weigering van voormelde afwijking op de veiligheidsbepaling:
De btw-plichtige heeft opzettelijk aan belastingfraude deelgenomen en zo de werking van het gemeenschappelijke btw-stelsel in gevaar gebracht;
Deze niet-naleving verhindert dat het zekere bewijs wordt geleverd dat aan de materiële voorwaarden voor bedoelde afwijking is voldaan.
Dus kan in een A-B-C-transactie de vereenvoudigde regeling voor het driehoeksverkeer van toepassing zijn als zowel A en B gevestigd zijn in de lidstaat van waaruit de goederen worden verzonden naar C, op voorwaarde dat B de goederen bij A afneemt onder het btw-nummer van een andere lidstaat dan die van waaruit de goederen zijn verzonden.
Dictum van het Hof
Artikel 141, onder c), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/45/EU van de Raad van 13 juli 2010, moet aldus worden uitgelegd dat aan de daarin gestelde voorwaarde is voldaan wanneer de belastingplichtige in de lidstaat van waaruit de goederen worden verzonden of vervoerd, is gevestigd en voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) is geïdentificeerd, maar voor de betrokken intracommunautaire verwerving het btw-identificatienummer van een andere lidstaat gebruikt.
De artikelen 42 en 265 van richtlijn 2006/112, zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/45, gelezen in samenhang met artikel 263 van richtlijn 2006/112, zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/45, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat de belastingdienst van een lidstaat toepassing maakt van artikel 41, eerste alinea, van richtlijn 2006/112, zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/45, louter op grond dat voor een intracommunautaire verwerving die is verricht met het oog op een daaropvolgende levering binnen het grondgebied van een lidstaat, de in deze lidstaat voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) geïdentificeerde belastingplichtige de lijst bedoeld in richtlijn 2006/112, zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/45, niet tijdig heeft ingediend.
HvJ, C-580/16, Firma Hans Bühler, 19 april 2018
Bestaande klant?
Nieuwe klant?
Bericht voor abonnees: heb je een btw-vraag? Log dan in en stel je vraag via de “stel uw vraag” knop bovenaan.
De btw-lijn BV
Roderveldlaan 100 bus 6
2640 Mortsel (België)
info@btw-lijn.be
BE 0629.761.216