Shared service center kan afnemer van de dienst zijn

De rulingcommissie beslist dat een shared service center dat administratieve, boekhoudkundige, juridische diensten, informaticadiensten, diensten van marketing en communicatie, advies en onderzoek en ontwikkeling afneemt bij verschillende leveranciers en deze diensten doorrekent aan een groepsvennootschap, als werkelijke afnemer van de diensten kan worden beschouwd, gelet op de volgende gegevens van de zaak:

de diensten door het shared service center worden doorgefactureerd, waardoor het commissionairsprincipe van toepassing is
het shared service center ook met eigen middelen gelijkaardige diensten verleent aan de groepsvennootschap

Zo wordt onder andere aangehaald dat het shared service center de bestelbon opmaakt, dat er op naam van het shared service center een factuur wordt uitgereikt en dat deze worden betaald via de bankrekening van het shared service center.
Verder wordt er ook gewezen op een overeenkomst tussen het shared service center en de groepsvennootschap waarin de dienstverlening is vastgelegd.
De groepsvennootschap aan wie het shared service center de diensten doorrekent moet niet als de werkelijke afnemer van de diensten verricht door de leveranciers van het shared service center worden beschouwd.
Deze ruling is een normale toepassing van het commissionairsprincipe, maar het louter ontvangen van een factuur voor diensten en het doorrekenen ervan zal op zich niet altijd voldoende zijn om het shared service center als werkelijke afnemer van de dienst te kunnen beschouwen. Dit zal door andere feiten onderbouwd moeten worden, wat hier blijkbaar voor de rulingcommissie het geval is.
Bron: Voorafgaande beslissing nr. 2010.559 van 22 maart 2011

Fiscus mag geen bijkomende onderzoeksdaden verrichten in de uitgebreide verjaringstermijn van 7 jaar wegens bewijskrachtig gegeven

Wanneer de fiscus de verjaringstermijn uitbreidt naar 7 jaar (artikel 81bis, § 1, 3° Wbtw) in geval van bewijskrachtige gegevens, mag zij gedurende deze uitzonderlijke verjaringstermijn geen onderzoekshandelingen stellen. De bewijskrachtige gegevens veronderstellen dat geen enkele vorm van aanvullend onderzoek nog nodig is.
Rb Gent, 1 februari 2011

Is de btw verschuldigd over het bedrag dat men contractueel kan vragen, ook al wordt een lager bedrag gefactureerd?

De rechtbank van eerste aanleg te Brussel vraagt het Hof na te gaan of het neutraliteitsbeginsel niet geschonden is wanneer artikel 26 Wbtw geïnterpreteerd zou moeten worden in de zin dat de btw verschuldigd is over het bedrag dat men contractueel mag vragen, ook al factureert de leverancier een lager bedrag.
Bron: www.curia.eu, C-69/11, Connoisseur Belgium, 16 februari 2011

Artikel 11 ook bij overdracht bedrijfsafdeling met uitsluiting van terreinen waarop ten bate van de overnemer een opstalrecht wordt gevestigd

Voor de rulingcommissie is het feit dat bij de overdracht van een bedrijfsafdeling waarbij de terreinen niet mee overgedragen worden maar via een opstalrecht ter beschikking worden gesteld van de overnemer, geen beletsel voor de toepassing van artikel 11 Wbtw, gelet op de feitelijke omstandigheden van het dossier.
Bron: fisonetplus, Voorafgaande beslissing nr. 2010.557 van 25 januari 2011

6% definitief voor levering met plaatsing van kachels, radiators of individuele convectors op hout, kolen, olie, gas of op elektriciteit

De Minister van Financiën heeft beslist de toepassing van het tarief van 6% voor de levering met plaatsing van kachels, radiators of individuele convectors op hout, kolen, olie, gas of op elektriciteit definitief te verlengen voor zover, zoals voorheen:

die apparaten door een vast verbindingsstuk verbonden zijn met de schoorsteenpijp (in voorkomend geval, met een andere afvoer voor gassen of rook naar buiten) en/of aangesloten op leidingen nodig voor de aanvoer van de energie,
en daarenboven de voorwaarden vervuld zijn van rubriek XXXVIII (definitieve regeling voor 6% voor verbouwingen van woningen), van tabel A, van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de btw-tarieven en tot indeling van de goederen en diensten bij die tarieven.

Voor elektrische convectors volstaat niet dat deze enkel op een stopcontact zijn aangesloten. Zij moeten rechtstreeks en blijvend zijn aangehecht aan de elektrische installatie van het gebouw.
Het onderhoud en de herstelling ter plaatse van bedoelde kachels, radiatoren en individuele convectoren kunnen eveneens het verlaagd btw-tarief van 6% genieten voor zover alle voorwaarden van rubriek XXXVIII van tabel A, van de bijlage bij voornoemd koninklijk besluit vervuld zijn.
De loutere levering van dergelijke kachels, radiators of individuele convectors is onderworpen aan het normale btw-tarief, dat momenteel 21 % bedraagt.
Bron: fisconetplus, Info 18.08.2011

Partiële splitsing die binnen een btw-eenheid plaatsvindt is niet onderworpen aan de btw

De rulingcommissie aanvaardt een partiële splitsing waarbij het vastgoedpark in een andere vennootschap wordt ondergebracht. Gebeurt deze splitsing binnen een btw-eenheid, dan valt de splitsing buiten de toepassingssfeer van de btw en is geen reden tot een herziening.
Bron: fisconetplus, Voorafgaande beslissing nr. 2010.300 van 24 augustus 2010

Ruilingcommissie bevestigt oppervlakte criteria voor uitbreiding bestaand gebouw aan het tarief van 6%

De renovatiewerken van een gebouw met privé-woningen kunnen genieten van het tarief van 6% bepaald in de rubriek XXXI van de tabel A van de bijlage bij het KB nr. 20 wanneer ze op een relevante wijze steunen op oude dragende muren en, meer algemeen, op de wezenlijke elementen van de structuur van het oude gebouw. In geval van vergroting/uitbreiding van het gebouw, is er bovendien vereist dat de oppervlakte van het oude gedeelte dat blijft bestaan na de uitvoering van de werken groter is dan de helft van de totale oppervlakte van de gerenoveerde woning.
De bouwwerken aan privé-woningen kunnen bovendien genieten van het tarief van 12% bepaald in de rubriek X van de tabel B van de bijlage bij het KB nr. 20 wanneer ze bestemd zijn om te worden verhuurd in het kader van het sociaal beleid, door een instelling bedoeld in deze rubriek of die hiermee kan worden gelijkgesteld.
Bron: fisconetplus, Voorafgaande beslissing nr. 2010.410 van 14 december 2010

Ook regeling bedrijvencentra indien sommige verplichte diensten in ander nabijgelegen gebouw worden verstrekt

Wanneer een huurder zich voor een deel van de diensten van een bedrijvencentrum moet wenden tot een nabijgelegen gebouw en de overeenkomst tussen de huurder en het bedrijvencentrum voorziet in de minimale dienstverrichtingen die volgens de aanschrijving 39/2005 door het bedrijvencentrum moeten worden verricht, is het globale pakket van dienstverlening door het bedrijvencentrum aan de btw onderworpen en heeft de exploitant van het bedrijvencentrum recht op aftrek van de btw geheven van de kosten voor deze exploitatie.
Bron: fisconetplus, Voorafgaande beslissing nr. 2010.392 van 21 december 2010

Btw-plichtige die zonnepanelen installeert met bedoeling de elektriciteit te verkopen heeft recht op btw-aftrek voor deze investeringen

Een btw-plichtige verhuurder van magazijnruimten die op een dak van een magazijn zonnepanelen laat installeren waarbij de geproduceerde stroom niet voor privédoeleinden kan worden aangewend en er regelmatig een overschot terug op het net zal worden geplaatst, heeft de bedoeling regelmatig stroom te verkopen, wat als een economische activiteit moet worden aangemerkt. In de mate dat de verkoop van de elektriciteit aan de btw is onderworpen, heeft hij dan ook recht op aftrek van de btw geheven van de kosten voor de productie van de elektriciteit. Daar de verkoop van de elektriciteit aan de btw is onderworpen, zal ook de verhandeling van de groenestroomcertificaten aan de btw onderworpen zijn. De btw-plichtige heeft dan ook recht op aftrek van de btw geheven van de kosten met betrekking tot de belaste verhandeling van groenestroomcertificaten.
Bron: fisconetplus, Voorafgaande beslissing nr. 2010.317 van 07 september 2010

Overlater bedrijfsafdeling moet btw herzien op het gebouw dat hij behoudt en met vrijstelling van btw verhuurt aan de overnemer

Na de administratie neemt nu ook de rulingcommissie het standpunt in dat de overdrager van een algemeenheid van goederen of een tak van werkzaamheid of bedrijfsafdeling de btw moet herzien met betrekking tot het gebouw dat hij niet mee overdraagt aan de overnemer, maar wel aan deze laatste ter beschikking stelt via een vrijgestelde onroerende verhuur.
Bron: fisconetplus, Voorafgaande beslissing nr. 2010.259 van 29 juni 2010

Vermogensinbreng door investeerder in tax shelter niet onderworpen aan btw

Volgens de rulingcomissie is de voorgelegde overeenkomst tussen producent en investeerder met betrekking tot een tax shelter vergelijkbaar met een stille handelsvennootschap. De equity-investering door de investeerders wordt dan ook niet beschouwd als de tegenprestatie voor een btw-belastbare handeling.
De overdracht door de investeerder van zijn rechten in de APNI (aandeel producent netto-inkomsten) wordt vrijgesteld door artikel  44, § 3, 10° Wbtw (handelingen mbt aandelen, deelnemingen, …).
Bron: fisconetplus, Voorafgaande beslissing nr. 2010.454, 14 oktober 2010

Problemen met Italiaanse btw-nummers

Ingevolge een wijziging in de Italiaanse btw-wetgeving, kan de situatie zich voordoen dat Italiaanse btw-nummers retro-actief werden geschrapt of dat ze tijdelijk zijn geschorst. Dit betekent dat bv. Belgische btw-plichtigen die goederen intracommunautair hebben geleverd of diensten hebben verricht voor Italiaanse btw-plichtige afnemers, en de geldigheid van het Italiaanse btw-nummer van hun klant bevestigd hebben gekregen via de CLO-diensten van de btw-administratie of via de VIES-website, alsnog met het feit geconfronteerd kunnen worden dat acteraf dit nummer niet geldig blijkt te zijn, bv. bij het indienen van de intracommunautaire opgave.
Wanneer achteraf dus zou blijken dat het Italiaanse btw-nummer van de klant met terugwerkende kracht ongeldig werd verklaard, dan mag de leverancier die ter goede trouw heeft gehandeld en in het bezit is van voormelde geldigheidsverklaring niet opdraaien voor de Belgische btw. Kan hij aantonen dat de goederen effectief vervoerd of verzonden werden naar een andere Lidstaat of dat de dienst verricht werd voor een buitenlandse btw-plichtige, zal de Belgische administratie de Belgische btw niet invorderen.
In de situatie van een voorlopige schorsing van het Italiaanse btw-nummer van de klant (situatie waarbij de Italiaanse klant binnen de maand zijn btw-nummer opnieuw geldig kan laten verklaren – de Italiaanse administratie levert dan een “tijdelijke ongeldig verklaring” af – maar waar ten tijde van de handeling geen geldigheidsverklaring van dat btw-nummer kan worden afgeleverd), dan aanvaardt de Belgische administratie alsnog de niet-aanrekening van Belgische btw op intracommunautaire leveringen van goederen aan deze klanten wanneer de drie volgende voorwaarden allemaal zijn vervuld:

er moet reeds een aantoonbare aan de verrichting voorafgaande langere termijn handelsrelatie bestaan tussen de Italiaanse klant en de Belgische leverancier/dienstverrichter;

de Italiaanse klant moet met stukken uitgaande van zijn administratie kunnen aantonen dat hij op het tijdstip van de levering in Italië btw-plichtig is;

de klant moet in elk geval schriftelijk kunnen bewijzen dat hij opnieuw een Italiaans btw-nummer heeft aangevraagd dat geldig is voor aan hem verrichte intracommunautaire handelingen.

Voor wat de intracommunautaire opgave betreft, moeten volgende voorwaarden vervuld zijn:

in de mate deze een kwartaalaangever is, dient deze op het ogenblik dat de kwartaalaangifte dient te worden ingediend in het bezit te zijn van het geldig Italiaans btw-nummer van de klant;

in de mate deze een maandaangever is, dient deze binnen de 2 maanden volgend op deze waarin de verrichting plaats vindt in het bezit te zijn van het geldig Italiaans btw-nummer van de klant.