Geen verlaagd tarief voor plafondliften voor mindervaliden

De administratie beslist dat de levering met plaatsing van plafondliftsystemen, evenals de loutere plaatsing van de nodige muur- of plafondrails, geen werk in onroerende staat zijn maar hoogstens onroerende goederen door bestemming. Deze handelingen komen dan ook niet in aanmerking voor het verlaagd btw-tarief en zijn bijgevolg onderworpen aan het normale btw-tarief.
Plafondliftsystemen worden o.a. gebruikt in rusthuizen, ziekenhuizen, revalidatiecentra of verzorgingsinstellingen en dienen om mindervaliden, zieken of bejaarde personen aan de hand van tilbanden en -jukken op te tillen om ze vervolgens via een plafondmotor en plafond- of muurrails binnen een ruimte of naar een andere ruimte te verplaatsen. De muur- en plafondrails en de plafondmotor worden in de regel bevestigd met schroeven en bouten.
Beslissing nr. ET 121.671 van 4 juli  2012

Btw-aangifte en IC-listing: zomerfaciliteiten 2012

De FOD Financiën deelt mee dat de btw-belastingplichtigen tijdens de zomervakantie 2012 faciliteiten genieten. Het gaat om een versoepeling van de termijnen voor het indienen van hun btw-aangiften en voor de verschuldigde betalingen evenals voor het indienen van hun intracommunautaire opgaven.

Btw-aangiften over de maand juni of het 2de kwartaal 2012: de uiterste datum voor indiening is 10 augustus 2012 in plaats van 20 juli 2012.
Btw-aangiften over de maand juli 2012: de uiterste datum voor indiening is 10 september 2012 in plaats van 20 augustus 2012.
Intracommunautaire opgaven over de maand juni of het 2de kwartaal 2012 kunnen ingediend worden uiterlijk op 10 augustus 2012.
Intracommunautaire opgaven over de maand juli 2012 kunnen ingediend worden uiterlijk op 10 september 2012.

Let wel dat de uiterste datum voor de betalingen van verschuldigde btw niet wijzigen:

betaling verschuldigde btw over de maand juni of het 2de kwartaal 2012: 20 juli 2012.
betaling verschuldigde btw over de maand juli 2012: 20 augustus 2012.

Bij betaling van een te laag bedrag zullen op de rekening-courant interesten aangerekend worden. Deze interesten kunnen evenwel opgeheven worden indien op de hierboven bedoelde vervaldagen aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt en voor zover de aan de Staat verschuldigde belasting, voortspruitende uit de ingediende btw-aangifte (vak 71), 125.000 € niet overschrijdt. De btw-plichtigen kunnen hierover verdere inlichtingen bekomen bij hun btw-controlekantoor.
In beginsel zal de opheffing van de interesten ambtshalve gebeuren zonder de tussenkomst van de belastingplichtige. Als dit niet zou gebeuren en u meent toch recht te hebben op een opheffing van deze interesten, dan moet u hiervoor een schrijven richten aan het bevoegde btw-controlekantoor.
FOD Financiën, Persmededeling 28 juni 2012

Eindelijk Cassatierechtspraak over 7-jarige verjaringstermijn

In een vorige nieuwsbrief hebben wij reeds een overzicht gegeven van rechtspraak met betrekking tot de uitbreiding van de verjaringstermijn naar 7 jaar ingevolge een “bewijskrachtig gegeven” waarover de administratie beschikt. Aangezien die rechtspraak op sommige punten niet overeenstemt, was het wachten op Cassatie, dat nu in een voorgelegd geschil tot volgende opmerkelijke conclusies komt:

het “bewijskrachtig gegeven” mag worden aangevuld met bevindingen uit controles (ook achteraf), met andere woorden, het bewijskrachtig gegeven op zich hoeft niet te volstaan om de vordering te kunnen aantonen. Diverse rechtbanken en hoven hadden hier reeds geoordeeld dat het gegeven op zich voldoende moet zijn om de vordering van de administratie aan te tonen en hadden de invorderingen nietig verklaard omdat de fiscus na het inroepen van de zevenjarige verjaringstermijn alsnog bijkomende controles uitvoerde om het bewijskrachtig gegeven te bevestigen.
de administratie moet over dit bewijskrachtig gegeven beschikken binnen de normale verjaringstermijn. Ook dit is opmerkelijk, want dit betekent dat de administratie geen invordering meer kan stellen wanneer zij bewijskrachtige gegevens verkrijgt nadat de driejarige verjaringstermijn is verstreken. Eerder had het Hof van Beroep in Antwerpen beslist dat de fiscus de zevenjarige verjaringstermijn niet kon inroepen wanneer het “bewijskrachtig gegeven” in feite elementen betreft die de fiscus binnen de normale verjaringstermijn had kunnen vaststellen.

Deze uitspraak is niet positief en niet negatief, noch voor de btw-plichtige, noch voor de fiscus. Cassatie lijkt met zijn redenering te stellen dat de zevenjarige verjaringstermijn een uitbreiding is op de normale termijn (gegevens moeten in het bezit zijn binnen de normale verjaringstermijn) en dat de verjaringstermijnen inzake btw eveneens onderzoekstermijnen zijn die uitgebreid kunnen worden. Dit is een doortrekking van de zienswijze inzake directe belastingen naar btw, terwijl de btw-administratie van oordeel is dat in het Btw-wetboek enkel verjaringstermijnen voor de invordering zijn geregeld, en geen onderzoekstermijnen zijn vastgelegd.
Daarnaast kan men zich de vraag stellen of deze visie ook moet worden doorgetrokken naar de zevenjarige verjaringstermijn in geval van fraude. Daar moet de fiscus voorafgaandelijk de btw-plichtige in kennis stellen van de vermoedens waarop de fiscus zich baseert om de fraudetermijn in te roepen. Betekent dit arrest van het Hof van Cassatie nu dat ook voor die termijn de vermoedens van fraude de fiscus binnen de normale verjaringstermijn moeten bereiken? En dat de kennisgeving moet gebeuren vóór het verstrijken van de driejarige verjaringstermijn? Deze vragen zullen waarschijnlijk in de toekomst nog aan het Hof van Cassatie worden voorgelegd.

Richtlijnen geregistreerd kassasysteem gepubliceerd

De administratie publiceerde op 4 juni de circulaire nr. 22 van 1 juni 2012 waarin de technische vereisten waaraan het geregistreerd kassasysteem moet voldoen dat door btw-plichtigen moet worden gebruikt die “geregeld” maaltijden verstrekken voor verbruik ter plaatse.
Behalve de technische specificaties waaraan het geregistreerd kassasysteem moet voldoen, welke vooral van belang zijn voor de fabrikanten en verdelers van geregistreerde kassasystemen, bevat de circulaire voor de exploitant die een geregistreerd kassasysteem gebruik (verplicht of vrijwillig) enkele regels die moeten worden nageleefd in geval er een technische storing optreedt. Zo moet deze btw-plichtige:

een voorraad rekeningen of ontvangstbewijzen bewaren op de locatie waar het geregistreerd kassasysteem is opgesteld. Deze voorraad moet voldoende groot zijn, rekening houdend met de omvang van zijn economische activiteit, en moet aanwezig zijn vanaf de datum van ingebruikname van zijn geregistreerd kassasysteem.
zijn btw-controlekantoor onmiddellijk op de hoogte brengen van de technische problemen met het geregistreerd kassasysteem door het versturen van een e-mail naar het algemene dienste-mailadres van dit controlekantoor. Hij vermeldt hierin kort de aard van het probleem en de datum en uur vanaf wanneer er geen btw-kasticket meer kon worden uitgereikt. Deze melding moet ten laatste één uur na het optreden van het technisch probleem worden verstuurd. Indien deze termijn niet gehaald kan worden door overmacht (bvb. algemene stroompanne) dient de melding binnen de 24 uur worden verzonden.
in elk geval van technische problemen, waardoor geen btw-kasticket met het geregistreerde kassasysteem kan worden uitgereikt, moet er een rekening of ontvangstbewijs worden uitgereikt voor alle handelingen waarvoor er normaal een btw-kasticket moet worden uitgereikt.

Er wordt geen enkele andere noodoplossing toegestaan voor de periode waarin geen technische oplossing voorhanden is.
Wanneer het technisch probleem is opgelost, dient de btw-plichtige binnen de 24 uur opnieuw een e-mail te versturen naar het algemene dienste-mailadres van zijn btw-controlekantoor. Hierin moet hij vermelden: de datum en het uur vanaf wanneer hij opnieuw btw-kastickets kon uitreiken met zijn geregistreerd kassasysteem, de hoeveelheid rekeningen of ontvangstbewijzen die werden uitgereikt en de begin- en eindnummers van de uitreikte rekeningen of ontvangstbewijzen.
Bij een kortstondig defect wordt toegestaan dat, in afwijking van de bovenstaande procedure, één enkele e-mail wordt toegezonden aan het algemene dienste-mailadres van zijn btw-controlekantoor, met vermelding van begin- en einddatum en –uur van het technische probleem, de hoeveelheid uitgereikte rekeningen of ontvangstbewijzen en de begin- en eindnummers van de uitreikte rekeningen of ontvangstbewijzen.
Indien deze procedure niet correct en volledig wordt gevolgd, wordt de betrokken btw-plichtige geacht geen controledocument te hebben uitgereikt.
Wat vetreft de fabrikanten, invoerders en verdelers van de geregistreerde kassasystemen gelden bijzondere regels met betrekking tot de aanvraag van een erkenningsnummer en het bezorgen van de gegevens aan de administratie van aan wie welke kassa geleverd wordt.
Zo moet een verdeler bij elke levering van een geregistreerd kassasysteem de administratie op de hoogte stellen van het registratienummer van de kassa en de identiteit van de klant. Producenten en invoerders moeten dit eveneens doen voor alle in België geleverde kassasystemen.
Op onze website kan u onder de rubriek btw-topcis/horeca een lijst van veelgestelde vragen en antwoorden raadplegen met betrekking tot het geregistreerde kassasysteem.
Fisconetplus, Circulaire nr. 22 van 1 juni 2012

Altijd medecontractant bij werk in onroerende staat voor een in België gevestigde btw-plichtige

In haar beslissing nr. E.T. 122.360 van 20 maart 2012 wijzigt de administratie haar standpunt in verband met toepassing van de verlegging van heffing naar de medecontractant (KB nr. 1 art. 20) voor werken in onroerende staat verricht voor een gedeeltelijke btw-plichtige.
 
Vanaf 1 juli 2012 moeten in België gevestigde gedeeltelijke btw-plichtigen altijd zelf de btw voldoen op de werken in onroerende staat (OG gelegen in België) die voor hen worden verricht door een in België gevestigde btw-plichtige dienstverrichter, ongeacht of deze werken bestemd zijn voor de btw-activiteit, dan wel voor één of meerdere activiteiten die buiten de toepassing van de btw vallen.
 
Deze beslissing heeft tot gevolg dat bijvoorbeeld een gemeente die voor een welbepaalde handeling als btw-plichtige is geregistreerd, steeds de verlegging van heffing moet toepassen in haar periodieke btw-aangifte voor de werken in onroerende staat (OG in België) die ze afneemt bij een in België gevestigde btw-plichtige, ook al zijn de werken bestemd voor haar activiteiten als overheid waarvoor ze als niet-btw-plichtige wordt aangemerkt.
 
Deze beslissing wijzigt niets aan het standpunt met betrekking tot een gemengde btw-plichtige (alle handelingen vallen binnen btw maar een deel is vrijgesteld door artikel 44 Wbtw). Zij moeten altijd zelf de btw voldoen over de werken in onroerende staat (OG in België) die ze afnemen bij een in België gevestigde btw-plichtige, ongeacht of de werken bestemd zijn voor de belaste dan wel de vrijgestelde activiteit.
 
Deze nieuwe zienswijze mag al zijn toegepast vanaf 2010, de administratie zal dit niet sanctioneren.
 
Diezelfde regels gelden eveneens voor de verlegging van heffing van de btw op werken in onroerende staat (OG in België) verricht door een niet in België gevestigde dienstverrichter (artikel 51, § 2, 5° Wbtw).
 
Fisconetplus, beslissing nr. E.T. 122.360 van 20 maart 2012

Vrijstelling kostendelende vereniging zelfs al is minderheid van de leden btw-plichtige met recht op aftrek

De dienst voorafgaande beslissingen aanvaardt de vrijstelling van artikel 44, § 2, 1°bis Wbtw voor kostendelende vereniging voor zover de meerderheid van de leden vrijgestelde btw-plichtigen zijn.
 
Indien minder dan de helft van de leden toch btw-plichtigen met recht op aftrek zijn, blijft de vrijstelling van toepassing.
 
Voorafgaande beslissing nr. 2011.208 van 21 juni 2011

Kostprijs is de normale waarde voor MVH levering elektriciteit en gas tegen gunstprijzen aan personeel

Wanneer een onderneming tegen gunstprijzen gas en elektriciteit levert aan haar personeel, dan is ingevolge de toepassing van artikel 33 Wbtw de btw verschuldigd over een minimum maatstaf van heffing, zijnde de normale waarde.
 
De rulingcommissie aanvaardt dat wanneer de werkgever volgens de CAO hiertoe verplicht is, als normale waarde de aankoopprijs bij de leverancier van de gas en elektriciteit genomen mag worden.
 
Voorafgaande beslissing nr. 2011.294 van 23 augustus 2011

Concessie uitbating cafetarie met btw gelet op verschillende opgelegde expoitatievoorwaarden

Een AGB gaat de uitbating van de cafetaria van een sportinfrastructuur uitbesteden aan een derde. Gelet dat in de exploitatieovereenkomst diverse verplichtingen worden opgelegde aan de uitbater, moet de overeenkomst tussen het AGB en de uitbater beschouwd worden als het verlenen van een recht tot uitoefening van een beroepsactiviteit en niet als een vrijgestelde onroerende verhuur.
 
De subsidies hebben geen impact op de aftrek aangezien het algemene werkingstoelagen betreft en het AGB geen handelingen verricht die buiten de toepassing van de btw-wetgeving vallen.
 
Voorafgaande beslissing nr. 2011.132 van 23 augustus 2011

Ook vrijstelling voor terbeschikkingstelling personeel door vrijgestele btw-plichtige

De rulingcommissie aanvaardt dat de aanrekening voor de terbeschikkingstelling van personeel door een door artikel 44, § 2,2° Wbtw vrijgestelde vzw eveneens van de btw is vrijgesteld omdat dit kadert binnen een erkende en gesubsidieerde samenwerkingsovereenkomst van de bevoegde overheid die overeenkomstig artikel 44 § 2, 2° van het btw-wetboek is vrijgesteld van de btw.
 
Voorafgaande beslissing nr. 2011.347 van 20 september 2011

Moet verkoopprijs vruchtgebruik 97,5% van het gebouw of van het gebouw en het bijhorend terrein bedragen?

Om de btw op de oprichting van een gebouw volledig te kunnen recupereren moet bij de vestiging van een zakelijk recht de verkoopprijs van dit recht de oprichtingsprijs van het gebouw benaderen. Volgens de fiscus is dit het geval wanneer de verkoopprijs minsten 97,5% van de oprichtingsprijs bedraagt indien het zakelijk recht wordt gevestigd voor een periode van minstens 10 jaar. Bij een kortere periode moet de verkoopprijs minstens 95% van de oprichtingsprijs bedragen.
 
Indien naast de aankoop van het gebouw ook over de aankoop van het bijhorend terrein btw werd aangerekend, moet de 97,5% of de 95% dan berekend worden op enkele de aankoopprijs van het gebouw, of moet de aankoopprijs van het terrein mee opgenomen worden in deze berekening?
 
De administratie heeft hierover nog geen standpunt ingenomen en de minister kondigt d epublicatie van een circulaire hierover aan.
 
Kamer, vraag nr. 8, Wouters, 13 december 2011

Uitbouw voor plaatsing sauna uitgesloten van verlaagd tarief

Werk in onroerende staat en andere onroerende handelingen die de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van sauna’s tot voorwerp hebben zijn uitgesloten van het verlaagd btw-tarief van 6%.
 
Ook het geheel van de inrichting inclusief het lokaal of het gebouw waarin de saunacabine zich bevindt, is van dit verlaagd tarief uitgesloten.
 
Bijgevolg is ook de uitbreiding van een woning met een ruimte waarin de sauna zal worden ondergebracht uitgesloten van het verlaagd tarief.
 
Bij een wijziging in gebruik van deze ruimte na een eerste aanwending die toevallig en van korte duur is en strijdig met de normale bestemming waarvoor het lokaal werd ontworpen, dan kan de administratie rekening houden met de daaropvolgende meer betekenisvolle aanwending.
 
Senaat, vraag nr. 5-4971, Tommelein, 23 december 2011