Fiscus publiceert circulaire over elektronische facturering

De nieuwe factureringsregels die per 1/1/2013 ​ingang vonden, wijzigden ook de regels inzake elektronische facturering. De nieuwe regels inzake e-invoicing worden nu door de fiscus verduidelijkt in een circulaire.
1. Toepassingsgebied
De circulaire herhaal de regels over welke lidstaat bevoegd is de factureringsregels op te leggen. Dit komt er op neer dat de Belgische regels van toepassing zijn indien:

Belgische dienstverrichter – handeling buiten de EU
Handeling in België met verlegging van heffing
leverancier/dienstverrichter in andere lidstaat – afnemer is schuldenaar van de Belgische btw en toepassing van self-billing
leverancier/dienstverrichter in België – handeling in andere lidstaat – afnemer is schuldenaar van de btw in die lidstaat – geen gebruik van self-billing
leverancier/dienstverrichter buiten EU – handeling in België

Volgens de administratie moeten facturen die vrijwillig worden uitgereikt eveneens aan de wettelijke voorwaarden voldoen. De vraag is of dit standpunt te verdedigen valt: hoe kunnen de wettelijke regels voor de factuur verplicht zijn indien de factuur zelf niet verplicht is?
2. Elektronische factuur
De fiscus benadrukt nogmaals dat er slechts sprake is van een elektronische factuur voor zover zij in elektronisch formaat zowel wordt verzonden als ontvangen. Heet formaat kan vrij gekozen worden.
Ook facturen die via PC en internet worden gefaxt zijn elektronische facturen voor zover de afnemer deze elektronisch ontvangt. Maar wat als de afnemer de fax toch nog op papier ontvangt? Dan is er in zijn hoofde geen sprake van een elektronische factuur. maar dat is voor de fiscus geen probleem. Gelet op de verouderde technologie van de papieren fax stelt zich geen probleem voor zover elke partij de authenticiteit en de integriteit van het document kan waarborgen.
Elektronische facturen kunnen perfect in één formaat worden verzonden terwijl ze in een ander formaat worden ontvangen.
Net zoals bij papieren facturen moeten de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud gewaarborgd worden en moet de afnemer akkoord gaan met het elektronisch factureren, zowel het principe zelf als met de praktijk ervan.
Voormelde aanvaarding is niet gebonden aan enige vormvoorwaarde, noch moet zij voorafgaand gebeuren aan de eerste uitreiking van een elektronische factuur.
Het is aan de leverancier om tegenover de fiscus aan te tonen dat zijn afnemer de elektronische facturen aanvaard heeft.
3. Waarborg authenticiteit
Dit is het waarborgen van de identiteit van de leverancier of de uitreiker vaan de factuur. Deze waarborg moet zowel door de leverancier als de afnemer geleverd kunnen worden, elk afzonderlijk of in overleg.
De leverancier levert deze waarborg door onder meer de inboeking van de facturen in het verkoopjournaal en het bewaren van de dubbels van de facturen.
De afnemer moet nagaan of de op de factuur vermelde leverancier wel degelijk de persoon is die de goederenlevering of de dienst heeft verricht.
4. Integriteit van de inhoud
Dit is het waarborgen dat de inhoud van de factuur geen wijzigingen heeft ondergaan. Dit belet niet dat het formaat van de factuur niet maag worden gewijzigd.
5. Varia
Verder geeft de circulaire uitleg over:

de gekwalificeerde elektronische handtekening
de geavanceerde elektronische handtekening
een EDI-toepassing
alternatieve technologieën en toepassingen
elke bedrijfscontrole die een betrouwbaar controlespoor aantoont

systematische matching van bewijsstukken
betrouwbaar controlespoor

Een externe audit kan enkel als “aanvullend” bewijs dienen
Fisconetplus, circ. nr. 14 van 4 april 2014

Regering beslist om reizen buiten de EU niet langer met btw te belasten

Ondanks haar gelijk dat de administratie in de zaak Jetair kreeg van het Europese Hof van Justitie (klik hier voor meer info over deze uitspraak), heeft de regering beslist af te zullen zien van de btw-heffing op de reizen die buiten de EU plaatsvinden en die worden verkocht door een in België gevestigd reisbureau. Er zal nog deze week een wetsvoorstel in die zin worden ingediend met de bedoeling nog deze legislatuur de wetswijziging te kunnen laten ingaan. Deze wijziging is noodzakelijk opdat Belgische reisbureaus concurrentieel kunnen blijven met de buitenlandse reisbureaus.
Verwacht wordt dat deze nieuwe regeling enkel voor de toekomst geldig zal zijn. Belgische btw die in het verleden over dergelijke reizen werd afgedragen zal naar alle waarschijnlijk niet teruggevraagd kunnen worden.
Persmededeling van de minister van financiën Koen Geens, 2 april 2014

Toch btw-aftrek voor inbouwtoestellen indien begrepen in verkoopprijs gebouw

Wanneer de verkoper van een gebouw opteert voor de toepassing van btw (toevallige btw-plichtige door optie) op de verkoop ervan of de vestiging, overdracht of wederoverdracht van een zakelijk recht erop, kan deze verkoper van de btw die hij op voormelde handeling verschuldigd is, de btw in aftrek te brengen die werd geheven van de handelingen die:

strekken of bijdragen tot de oprichting van het gebouw dat werd verkocht of waarop een zakelijk recht werd gevestigd,
die betrekking hebben op de verkrijging van dat gebouw,
rechtstreeks samenhangen met de overdracht van het gebouw of met de vestiging van het zakelijk recht.

De administratie aanvaardt nu dat de btw geheven van de levering van elektrische huishoudapparaten die blijvend aangehecht zijn aan het gebouw (inbouwapparatuur geïntegreerd in het keukenmeubilair) aftrekbaar is voor zover deze apparatuur samen met het gebouw wordt overgedragen en voor zover de waarde ervan begrepen wordt in de maatstaf van heffing van de levering van het gebouw of van de vestiging van het zakelijk recht. De blijvende aanhechting van de apparatuur aan het gebouw kan verricht zijn door de verkoper van de apparatuur, een belastingplichtige onderneming of de eigenaar van het gebouw.
In haar beslissing stelt de administratie dat toevallige btw-plichtigen door optie alsnog de btw geheven van in vorige alinea vermelde goederen kunnen recupereren voor het verstrijken van het derde kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin het recht op aftrek is ontstaan. Zij moeten hiervoor een aanvraag indienen bij hun bevoegd lokaal btw-controlekantoor. Btw opgelopen vanaf 2011 kan dus mogelijks nog gerecupereerd worden. Voor een modelbrief voor de aanvraag tot de btw-teruggaaf, klik hier.
Fisconet, beslissing nr. E.T. 125.655 van 13 maart 2014

Hof van Justitie moet zich uitspreken over de intercalaire interesten en btw

Het Hof van Beroep in Gent heeft in de zaak Property Development Company de btw-problematiek over de intercallaire interesten in geval van de onttrekking van een gebouw door een beroepsoprichter voorgelegd aan het Europese Hof van Justitie.
Wanneer een beroepsoprichter een gebouw bestemd voor de verkoop (voorraadgoed) in gebruik neemt als bedrijfsmiddel door het bv. te verhuren, dan wordt deze handeling ingevolge artike 12, § 1, 3° Wbtw gelijkgesteld met een levering ten bezwarende titel. Over deze handeling is de btw overeenkomstig artikel 33 Wbtw, bij gebrek aan een aankoopprijs, verschuldigd over de kostprijs.
In die zaak had het Hof van Beroep te Antwerpen geoordeeld dat voor het vaststellen van de maastaf van heffing, de intercallaire interesten enkel in aanmerking genomen moeten worden in geval van de verkoop van een nieuw gebouw wanneer contractueel in de verkoopsovereenkomst wordt voorzien dat ze moeten worden betaald aan de verkoper.
Bij een onttrekking zoals bedoeld in artikel 12, § 1 Wbtw behoren de intercalaire interesten volgens het Hof van Beroep in Antwerpen niet tot de maatstaf van heffing.
De administratie tekende tegen dit arrest Cassatieberoep aan waarop dit Hof het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen vernietigde en de zaak verwees naar het Hof van Beroep te Gent.
Dit Hof heeft nu in het kader van de behandeling van het geschil aan het Europese Hof van Justitie de vraag gesteld of deze intercalaire interesten deel uitmaken van de maatstaf van heffing van de onttrekking.
Verzoek aan het HvJ, C-16/14, Property Development Company, 16 januari 2014

Fiscus engageert zich naar oplossing bij dubbele btw-heffing

Het komt maar al te vaak voor dat je als btw-plichtige iets aankoopt in een andere lidstaat waarbij je aan de leverancier over die aankoop de buitenlandse btw betaalt. Daar bovenop kan je ingevolge die aankoop in België zelf btw verschuldigd zijn. Wat moet er dan juist gebeuren?
Wanneer kan je onder meer als klant verplicht zijn in België btw te voldoen?

Aankoop van goederen vanuit een andere lidstaat
Wanneer je als btw-plichtige goederen aankoopt die vanuit een andere lidstaat naar België worden vervoerd, dan verricht je in België een intracommunautaire verwerving waarover je normaal gezien Belgische btw moet aangeven. Rekent de verkoper de btw van de andere lidstaat aan, dan nog ben je in de regel verplicht de Belgische btw over deze intracommunautaire verwerving aan te geven.
Diensten afgenomen bij leveranciers in andere lidstaten
Wanneer je als Belgische btw-plichtige diensten afneemt, dan gelden de business-to-business-bepalingen (B2B). Behoudens enkele specifieke categorieën van dienstprestaties, zal je zelf Belgische btw over de afgenomen diensten verschuldigd zijn indien de dienstverriichter niet gevestigd is in België.

Voorbeelden

Online aankoop door een btw-plichtige van een softwareprogramma
In dergelijke gevallen wordt vaak betaald met een creditkaart. Als men al een factuur krijgt, blijkt vaak dat de leverancier de btw van zijn lidstaat heeft aangerekend. Maar of er nu een informatiedrager naar België wordt verzonden, of het softwareprogramma wordt gewoon gedownload, er is Belgische btw verschuldigd over deze transactie.
Handelaar koopt goederen op een buitenlandse veiling
Een handelaar die op een veiling in bv. Nederland planten aankoopt en deze naar België meebrengt om hier verder te verkopen, zal door de veiling vaak Nederlandse btw aangerekend krijgen, ondanks het meedelen van een Belgisch btw-nummer aan de verkoper. Maar omdat hij de goederen in het kader van die levering naar België worden vervoerd, is in België de btw verschuldigd en moet er in Nederland een vrijstelling worden toegepast.

Ontslaat de aanrekening van buitenlandse btw mij niet van de verplichting Belgische btw te voldoen?
Neen, het feit dat de leverancier de buitenlandse btw heeft aangerekend, verandert niets aan het feit dat over de bedoelde handelingen de Belgische verschuldigd is door de klant. Bij een controle zal de Belgische btw, indien je deze niet hebt aangegeven, ingevorderd worden samen met een boete en interesten.
Wat als de buitenlandse leverancier de reeds aan hem betaalde btw niet wil terugstorten?
In dat geval neem je contact op met de Federale Ombudsdienst of met SOLVIT, de instantie die je helpt als je EU-rechten geschonden zijn.
In een persmededeling op haar website benadrukt de FOD Financiën dat zij de klachten die ze via deze instanties ontvangt zal onderzoeken en maximaal zal meewerken aan een oplossing.
De gegevens van de instellingen waar je met dergelijke klachten terecht kan, zijn:

Federale ombudsdienst
Leuvenseweg 48, bus 6
1000 Brussel
contact@federaalombudsman.be
Tel: 0800 999 61 of +32 2 289 27 27 
Fax: +32 2 289 27 28
Solvit België
FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 
DGE Interne Markt – E3 
Karmelietenstraat 15 
1000 Brussel 
solvit@diplobel.fed.be
Tel: +32 2 501 30 51 
http://ec.europa.eu/solvit/index_nl

België mag reizen buiten Europa met btw belasten

Wanneer een reisbureau een reis verkoopt, dan vindt deze dienst overeenkomstig artikel 21ter Wbtw plaats daar waar het reisbureau is gevestigd. Dus ook al vindt de reis volledig plaats buiten de EU, dan vindt deze dienst voor de btw toch plaats in België indien het reisbureau dat deze reis verkoopt de zetel van haar bedrijfsuitoefening in België heeft gevestigd of deze reis verkoopt vanuit een in België gevestigde vaste inrichting.
De Btw-richtlijn (art. 309) verplicht de lidstaten om vanaf 1 januari 1978 de reizen die plaatsvinden buiten de EU vrij te stellen van btw, tenzij de nationale wetgeving van een lidstaat vóór deze datum van inwerkingtreding van de Zesde Richtlijn reeds voorzag in een btw-heffing op dergelijke reizen. In dat geval mogen die lidstaten dergelijke reizen blijven belasten met btw indien zij door een op hun grondgebied gevestigd reisbureau worden verkocht (“standstill”-clausule, art. 370 van de Btw-richtlijn).
Op de valreep, namelijk op 1 december 1977, wijzigde de Belgische wetgever de btw-wetgeving door een wetsbepaling in te voeren die de reizen buiten Europa verkocht door een in België gevestigd reisbureau, aan de Belgische btw onderwerpt. De invoering van deze bepaling gebeurde tijdens de omzettingsperiode van de Zesde richtlijn in onze nationale wetgeving, namelijk nà de kennisgeving aan de Belgische Staat van de Zesde Richtlijn maar voor de inwerkingtreding ervan.
Jetair vroeg de btw terug die zij in de jaren 2001 tem 2010 over dergelijke reizen had doorgestort aan de Staat, omdat volgens Jetair de wetgever de “standstill”-clausule had geschonden door na de kennisgeving van de Zesde Richtlijn, maar nog snel voor de inwerkingtreding ervan, een bepaling in te voeren in het Wbtw die de reizen buiten Europa aan de btw onderwerpt wanneer deze worden verkocht door een in België gevestigd reisbureau. Dergelijke reizen waren tot 1 december 1977 in België van de btw vrijgesteld.
De lidstaten waaraan een richtlijn is gericht, moeten zich tijdens de omzettingsperiode onthouden van maatregelen die de verwezenlijking van het door deze richtlijn voorgeschreven resultaat ernstig in gevaar zouden kunnen brengen. Aangezien de lidstaten op basis van de “standstill”-clausule dergelijke reizen mochten blijven belasten nà de inwerkingtreding van de Zesde Richtlijn (een bepaling waar België toen zelf naar gevraagd heeft), heeft België volgens het Europese Hof, de verwezenlijking van het door de Zesde Richtlijn voorgeschreven resultaat niet ernstig in gevaar gebracht door op 1 december 1977 een bepaling in te voeren die betrokken reizen aan de btw onderwerpt.
Heel wat Belgische btw-plichtigen hebben in navolging van Jetair ook de btw in hun voordeel herzien die ze hebben afgedragen over de door hen verkochte reizen die buiten de EU plaatsvinden. Maar uit dit arrest van het Hof van Justitie blijkt nu dat deze btw-herzieningen ten onrechte uitgevoerd zouden zijn. Het is te verwachten dat de rechtbank in Brugge, die de zaak aanhangig heeft gemaakt bij het Europese Hof, in dezelfde lijn uitspraak zal doen.
In elk geval zal de fiscus zich nu gesterkt voelen om dergelijke herzieningen te verwerpen die de Belgische btw-plichtige reisbureaus in hun voordeel hebben doorgevoerd, en dit uiteraard vergezeld van de nodige boeten en interesten.
HvJ, C-599/12, Jetair nv – btw-eenheid Travel4you, 13 maart 2014

Interne handelingen binnen btw-eenheid tellen niet mee in omzetberekening voor de vergunning maandelijkse teruggaaf

Btw-plichtigen, met uitzonderingen van de buitenlandse btw-plichtigen die in België voor de btw zijn geïdentificeerd via een vooraf erkend persoon (globaal aansprakelijke vertegenwoordiger), die hun periodieke btw-aangifte maandelijks indienen, kunnen een vergunning vragen om hun btw-tegoeden die uit die periodieke btw-aangiften blijken, maandelijks terugbetaald te krijgen.
Hiertoe moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn:

het btw-tegoed na he indienen van de maandaangifte bedraagt minstens 245 euro;
tijdens het verstreken kalenderjaar bedroeg het btw- overschot het voordeel van de btw-plichtige minstens 12.000 euro;
tijdens het verstreken kalenderjaar realiseerde de btw-plichtige minstens 30% van zijn omzet uit:

leveringen van goederen en diensten die van de btw zijn vrijgesteld door de artikelen 39, 39bis en 39quater Wbtw (uitvoer, IC-leveringen en btw-entrepot);
leveringen van goederen en diensten die van de btw zijn vrijgesteld door de artikelen 40, § 2, 1° en 2°, 41, § 1, eerste lid, 2° tot 6° en 42 Wbtw (goederen onder schorsingsregeling inzake douane, zeevervoer van personen, diensten met bettrekking tot in- en uitvoer van goederen; zeeschepen, vliegtuigen en internationale instellingen);
leveringen van goederen en diensten door buitenlandse btw-plichtigen waarbij de afnemer de Belgische btw moet voldoen (art. 51, § 2, eerste lid, 5° en 51, § 4 Wbtw);
leveringen van goederen en diensten onderworpen aan het verlaagd btw-tarief overeenkomstig de rubrieken XXXI, XXXII, XXXIII, XXXVI, XXXVII en XXXVIII van tabel A van de bijlage bij KB nr. 20 (onroerende sector);
leveringen van goederen en diensten die voor de btw in het buitenland plaatsvinden, voor zover het btw-overschot voortvloeit uit de voorfinanciering van de btw geheven op deze goederen en diensten;

alle btw-aangiften met betrekking tot de handelingen van het lopende jaar moeten ingediend zijn uiterlijk de twintigste van de maand na, naargelang van het geval, het kwartaal of de maand op het einde waarvan het door de Staat verschuldigde bedrag blijkt.

Met betrekking tot de voorwaarden die inzake de omzet worden gesteld, verduidelijkt de administratie dat de leveringen van goederen en de dienstprestaties, verricht tussen de leden van een btw-eenheid, de interne handelingen genoemd, handelingen zijn die buiten de toepassing van de btw-sfeer vallen. Deze interne handelingen mogen dus niet opgenomen worden, noch in het totale omzetcijfer, noch in het bedrag van de vrijgestelde omzet voor de berekening van de 30%-drempel.
Dat de interne handelingen in het rooster 00 van de periodieke btw-aangifte van de btw-eenheid gerapporteerd moeten worden verandert niets aan deze uitsluiting.
Beslissing nr. E.T. 125.728 van 7 maart 2014

Btw-verlaging op elektriciteit enkel voor particulieren

Hoewel de wetteksten nog niet definitief zijn, publiceert de FOD Financiën een FAQ met betrekking tot de btw-verlaging naar 6% op elektriciteit.
Zoals reeds aangekondigd blijft de toepassing van het verlaagd btw-tarief van 6% beperkt tot de leveringen van elektriciteit aan ‘huishoudelijke afnemers’, de zogenaamde residentiële contracten.
Kunnen het verlaagd btw-tarief niet genieten, de niet-huishoudelijke afnemers die bijgevolg een professioneel contract sluiten met de leverancier:

vennootschappen;
andere rechtspersonen;
verenigingen van mede-eigenaars voor wat betreft het verbruik vermeld op de facturen uitgereikt aan deze verenigingen (dit verbruik heeft immers betrekking op de gemeenschappelijke delen)
vzw’s;
gemeenten.

Natuurlijke personen die een professioneel contract sluiten met hun leverancier kunnen evenmin het verlaagd btw-tarief genieten.
Is er een gemengd gebruik (zowel beroeps- als privégebruik), dan zal het verlaagd tarief enkel van toepassing zijn indien met de leverancier een residentieel contract (door een natuurlijke persoon) werd gesloten.
Voor meer info, klik hier.

Omzetdrempel vrijstelling kleine ondernemingen naar 15.000 euro vanaf 1 april

De omzetdrempel voor de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen verhoogt met ingang van 1 april 2014 tot 15.000 euro.
Btw-plichtigen van wie de omzet voor het jaar 2013 deze drempel niet overschrijdt, kunnen vanaf 1 april 2014 vrijwillig overschakelen op deze vrijstellingsregeling door het daarvoor bestemde formulier (klik hier) uiterlijk op 21 maart 2014 in te dienen bij hun bevoegd lokaal btw-controlekantoor.
Btw-plichtigen van wie de omzet voor het jaar 2013 deze drempel niet overschrijdt, en die uiterlijk 21 maart niet hebben gekozen voor de vrijstellingsregeling kleine ondernemingen, worden vanaf 1 juli 2014 automatisch aan deze vrijstellingsregeling onderworpen, tenzij de btw-plichtige vóór 1 juni 2014 aan de administratie zijn keuze meedeelt om aan de normale regeling onderworpen te blijven. Indien deze procedure onder de nieuwe regeling dezelfde blijft, dient deze kennisgeving te gebeuren via een ter post aangetekende brief aan het lokale btw-controlekantoor.
In afwachting van de publicatie van de nieuwe regeling in het Belgisch Staatsblad, verspreidt de FOD Financiën via haar website alvast een FAQivm de nieuwe toepassingsvoorwaarden van deze vrijstellingsregeling. Hierna volgt alvast een summier overzicht van de belangrijkste voorwaarden.
De toepassing van de vrijstellingsregeling hangt niet af van de rechtsvorm van de onderneming. Wel sluit de wetgever de vrijstellingsregeling uit voor het geheel van de handelingen van een btw-plichtige wanneer deze meer dan toevallig één of meerdere van de volgende handelingen verricht:

Werk in onroerende staat (art. 19, § 2, 2de lid Wbtw en KB nr. 1 artikel 20, § 2);
Leveringen van goederen en diensten in de horecasector waarbij het gebruik van een geregistreerd kassasysteem verplicht is (KB nr. 1 artikel 21bis);
Leveringen van oude materialen, van oude materialen ongeschikt voor hergebruik in dezelfde staat, van industrieel en niet-industrieel afval, van afval voor hergebruik, van gedeeltelijk verwerkt afval en van schroot (goederen beoogd in artikel 199, lid 1, punt d) van de Btw-richtlijn).

Daarnaast blijven zoals voorheen dezelfde handelingen uitgesloten van de vrijstellingsregeling, maar waarbij de vrijstellingsregeling wel gecombineerd kan worden met de normale btw-regeling voor de volgende handelingen:

Leveringen van gebouwen en zakelijke rechten erop onder het btw-stelsel van de toevallige btw-plichtige (door optie);
Toevallige intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen;
Leveringen van tabaksfabrikanten;
Leveringen door een visser van zijn vangst in de gemeentelijke vismijnen van de aanvoerhavens;
Handelingen verricht op verborgen wijze (vb. onwettige handelingen).

Handelingen verricht door niet in België gevestigde btw-plichtigen komen evenmin in aanmerking voor de vrijstellingsregeling.
De omzet uit de volgende handelingen telt niet mee bij de omzetberekening van 15.000 euro:

Overdracht van bedrijfsmiddelen;
Handelingen uitgesloten van de vrijstellingsregeling kleine ondernemingen (zie hiervoor);
Handelingen verricht door landbouwondernemers onderworpen aan de bijzondere landbouwregeling (art. 57 Wbtw);
Handelingen vrijgesteld van btw door art. 44, §§ 1 en 2 Wbtw;
Handelingen vrijgesteld van btw door art. 44, § 3, 3°, 12° en 13° Wbtw (contracten voor uitgave, postzegels en andere zegels die frankeerwaarde hebben, weddenschappen, loterijen en andere kans- en geldspelen).

De vrijwillige overstap naar de vrijstellingsregeling op 1 april 2014, of de automatische op 1 juli 2014, heeft uiteraard tot gevolg dat de btw-plichtige een herziening zal moeten doorvoeren van de btw geheven van:

Bedrijfsmiddelen die zich nog binnen de herzieningstermijn bevinden op het tijdstip van de overgang naar de vrijstellingsregeling;
Andere goederen dan bedrijfsmiddelen, die nog niet werden vervreemd en van de diensten die nog niet werden gebruikt bij de overgang naar de vrijstellingsregeling.

Nieuwe regeling voor personenvervoer in België door buitenlandse btw-plichtigen

De administratie voorziet in een nieuwe bijzondere regeling voor niet in België gevestigde btw-plichtigen die bezoldigd personenvervoer over de weg verrichten (bus, taxi, …). Vanaf 1 januari 2014 vervalt de oude regeling van indiening van spontane btw-aangiften.
Ondernemingen die personen tegen vergoeding vervoeren, zijn over deze vergoeding Belgische btw verschuldigd in de mate dat het personenvervoer plaatsvindt op de Belgische weg. Voor zover de afnemer zelf een Belgische btw-plichtige is gehouden tot het indienen van de periodieke btw-aangifte of een buitenlandse btw-plichtige is die in België voor de btw is geregistreerd via een individuele aansprakelijke vertegenwoordiger, zal de Belgische btw via de verlegging van heffing door de afnemer moeten worden voldaan en ontstaan er hier geen bw-verplichtingen voor de buitenlandse vervoerder.
Maar in de andere gevallen waar de Belgische btw niet kan worden verlegd naar de afnemer, zal de vervoerder de Begische btw moeten aanrekenen en doorstorten aan de schatkist, uiteraard voor zover het vervoer om een bepaalde reden van btw vrijgesteld zou zijn.
In die gevallen waarin de vervoerder de Belgische btw verschuldigd is, zal hij voor de btw moeten registreren in België. Naast de gewone procedures van de rechtstreekse registratie of de aansprakelijke vertegenwoordiger -verplicht voor niet EU-ondernemingen- met indiening van periodieke btw-aangiften, voorziet de administratie nu ook in een bijzondere regeling.
Voorwaarde is dat de jaarlijkse omzet van de diensten van personenvervoer (inclusief de omzet waarop de verlegging vaan heffing van toepassing is) niet meer dan 125.000 euro bedraagt.