6% op schijf € 50.000: medische redenen ook geval van overmacht

Voor de toepassing van het verlaagd tarief van 6% op een schijf van € 50.000 bij de oprichting of aankoop van een nieuwe woning, geldt onder meer de domiciliëringsvereiste van vijf jaar, tenzij in geval van overmacht.
De minister bevestigt nogmaals dat de volgende situaties dergelijk geval van overmacht zijn​:

het overlijden van de bouwheer;
echtscheiding;
beëindiging van de wettelijke of feitelijke samenwoning;
gegronde en ernstige medische redenen voor de bouwheer of gezinsleden.

Dergelijke gevallen van overmacht moeten geval per geval worden aangetoond.
De minister bevestigt dus dat overmacht ook geldt in geval van feitelijke samenwonenden (en dus niet enkel voor de wettelijke samenwonenden) en dat medische redenen waardoor men de woning moet verlaten eveneens als overmacht worden beschouwd.
Kamercommissie Financiën 2014-2015, COM 138, Vragen nrs. 3336 en 3382, C. Van Cauter en V. Wouters, 1 april 2015​

Tijdelijke btw-verlaging Nederland voor woningrenovaties loopt af op 30 juni 2015

In Nederland geldt momenteel tijdelijk een verlaagd tarief voor de arbeidskosten bij renovatie en herstel van woningen ouder dan twee jaar. Deze regeling loopt af op 30 juni. Dit is ook bevestigd door het Ministerie van Financiën.
Voor werkzaamheden die ten laatste op 30 juni 2015 zijn afgerond kan het verlaagd tarief nog worden toegepast.
Voor werkzaamheden die na 30 juni 2015 worden afgerond, geldt het normale tarief van 21%. Voorschotten betalen voor 1 juli 2015 levert geen voordeel op, want als zij betrekking hebben op werkzaamheden die die na 30 juni worden afgerond, is het tarief van 21% van toepassing.
Het schilderen en stukadoren van woningen ouder dan twee jaar en het aanbrengen van isolatiematerialen aan deze woningen blijft wel onderworpen aan het verlaagd tarief van 6%. Dit staat immers los van het tijdelijk verlaagd tarief voor arbeidskosten bij verbouwingen.
Rijskoverheid.nl/nieuws, 31 maart 2015

Btw-vrijsteling ook voor verhuur van yachten en pleziervaartuigen gebruikt voor commerciële activiteit

Artikel 42, § 1 Wbtw stelt onder meer vrij van btw, de levering van zeeschepen bestemd voor passagiers- of goederenvervoer tegen betaling, voor de visserij of, meer algemeen, voor de uitoefening van enigerlei industriële of handelsactiviteit. De verhuur van deze schepen is eveneens van btw vrijgesteld.
Een onderneming die een jacht van 26 meter lang verhuurt, draagt over deze ontvangsten geen btw af. Ze beroept zich op voormelde vrijstelling.
De fiscus weigert de ontvangen huurgelden vrij te stellen omdat jachten en plezierboten van deze vrijstelling uitgesloten zouden zijn overeenkomstig punt 11 van de administratieve circulaire nr. 24 van 29 augustus 1978 (zie ook beslissing nr. E.T. 11.510 van 30 september 1992).
Hoewel een circulaire geen wettelijke kracht heeft, stelt de fiscus dat de circulaire enkel de uitvoering is van de bevoegdheid die door artikel 42 aan de Koning wordt toegekend om de beperkingen en de voorwaarden voor de toepassing van betrokken vast te stellen. Maar het Hof van beroep volgt deze zienswijze niet en stelt dat de Koning nooit van de hem toegekende delegatiebevoegdheid in deze gebruik heeft gemaakt. Noch de nationale, noch de Europese btw-wetgeving voorziet dat jachten en plezierboten van deze vrijstelling uitgesloten worden.
De circulaire waarop de fiscus zich beroept wijzigt volgens het Hof de wettelijke voorwaarden voor de betrokken vrijstelling en voegt er een voorwaarde aan toe. Dergelijke circulaire is voor een btw-plichtige niet bindend.

Verkoop van e-books kunnen verlaagd tarief niet genieten

De Europese Commissie dagvaardde de Franse Staat omdat ze van oordeel was dat Frankrijk ten onrecht een verlaagd tarief toepaste op de leveringen van e-books.
Volgens de Commissie moet onder de levering van digitale of elektronische boeken worden verstaan:  de levering, onder bezwarende titel, via downloading of streaming van internet, van boeken in elektronische vorm die kunnen worden gelezen op een computer, een smartphone, een e-reader of een ander leesapparaat (hierna: „levering van elektronische boeken”).
De Franse fiscus stelt daarentegen dat de definitie van digitale of elektronische boeken waarop krachtens artikel 278‑0 bis van de Franse btw-wetgeving een verlaagd btw-tarief mag worden toegepast, enger is dan de definitie die de Commissie hanteert. Volgens deze lidstaat geldt het verlaagde btw-tarief krachtens deze bepaling uitsluitend voor zogenaamde „homothetische” boeken, zijnde boeken die vergelijkbaar zijn met gedrukte boeken of boeken op een andere fysieke drager die van laatstbedoelde boeken slechts op een aantal aan hun vorm inherente punten verschillen.
Frankrijk, en hierin gevolgd door de Belgische fiscus, is van oordeel dat de levering van elektronische boeken onder punt 6 van bijlage III bij de btw-richtlijn valt en dus in aanmerking komt voor een verlaagd btw-tarief. In deze bijlage III wordt in punt 6 uitdrukkelijk melding gemaakt van ‘levering van boeken, op alle fysieke dragers’.
Maar de drager nodig om een e-book te kunnen lezen (smartphone, e-reader, …) is niet begrepen in de levering van e-books. Er is volgens het Hof dan ook geen sprake van een levering op een fysieke drager maar van een dienstprestatie. Meer zelfs, de verkoop van een e-book vormt een „langs elektronische weg verrichte dienst” in de zin van dat artikel 98, lid 2, tweede alinea van de btw-richtlijn, welke expliciet van voormeld verlaagd tarief uitgesloten is. Volgens artikel 7, lid 1, van uitvoeringsverordening nr. 282/2011, zijn dit diensten die:

over het internet of een elektronisch netwerk worden verleend;
wegens hun aard grotendeels geautomatiseerd zijn;
slechts in geringe mate menselijk ingrijpen vergen;
zonder informatietechnologie niet kunnen worden verricht.

Zowel Frankrijk als België beroepen zich nog op de fiscale neutraliteit om het verlaagd tarief voor leveringen van boeken eveneens toe te passen op de verkoop van e-books, maar volgens het Hof kan de werkingssfeer van een verlaagd btw-tarief bij gebreke van een duidelijke bepaling niet worden uitgebreid op grond van het beginsel van fiscale neutraliteit.
Frankrijk heeft dan ook ten onrechte het verlaagd tarief toegepast op de verkoop van e-books.
HvJ, C-479/13, Commissie vs. Frankrijk, 5 maart 2015

Fiscus aanvaardt btw-aftrek catering bij publicitaire evenementen

De fiscus laat weten zich neer te leggen bij de Cassatierechtspraak inzake de aftrekbaarheid van btw op cateringkosten bij publicitaire evenementen. Tot nu toe hield de fiscus vol dat de btw op de cateringkosten niet aftrekbaar was omdat dit kosten van spijzen en dranken voor verbruik ter plaatste zijn waarvan de btw-aftrek uitgesloten zou zijn door artikel 45, § 3, 3° Wbtw.
Maar in een nieuwe beslissing stelt de fiscus nu dat wanneer deze kosten gemaakt worden in het kader van een activiteit ten behoeve van bestaande en/of potentiële klanten die hoofdzakelijk en rechtstreeks een publicitair doel heeft met de bedoeling de verkoop te bevorderen, de btw volgens de normale regels aftrekbaar is.
De fiscus geeft niet zo maar een vrijgeleide voor btw-aftrek op restaurant- of cateringkosten. De btw-plichtige zal geval per geval moeten aantonen dat aan voormelde voorwaarde is voldaan, met name dat er publiciteit werd gevoerd. Dus in de praktijk zullen er nog veel discussies over gevoerd worden.
Bovendien behandelt de beslissing enkel de problematiek van restaurant- of cateringkosten, aangezien dit ook het voorwerp was van de geschillen waarover Cassatie zich moest uitspreken. Of een btw-plichtige de btw mag aftrekken die is geheven van de aankoop van prijzen voor een tombola die hij organiseert om publiciteit te voeren voor zijn btw-activiteit, komt in de vermelde beslissing niet aan bod. Momenteel aanvaardt de fiscus in dat geval enkel de btw-aftrek indien de aankoopprijs van de prijs minder bedraagt dan € 50 exclusief btw.
Fisconetplus, beslissing nr. E.T. 124.247, 13 maart 2015​

Advocaten krijgen maand uitstel voor jaarlijkse klantenlisting

De fiscus heeft op 31 maart 2015 aan de Orde van Vlaamse Balies en avocats.be (orde van de Frans- en Duitstalige balies) laten weten dat alle btw-plichtigen die het beroep van advocaat uitoefenen een uitstel krijgen van één maand voor het indienen van de jaarlijkse klantenlisting. De advocatenkantoren die hun klantenlisting ten laatste op 30 april 2015 indienen zullen geen boete wegens laattijdige indiening opgelegd krijgen.
De beslissing zelf is nog niet gepubliceerd, je vind de tekst hieronder.
Beslissing nr. E.T. 128.022, 31 maart 2015
Aan de Orde van Vlaamse Balies,
Aan l’Ordre des barreaux francophones et germanophone de Belgique,
Gelet op de bijzondere omstandigheden wordt uitzonderlijk een bijkomende termijn voor de indiening van de lijst afnemers-belastingplichtigen met betrekking tot de handelingen van het kalenderjaar 2014 toegekend tot en met 30 april 2015.
Het boetebarema voorzien voor de laattijdige indienen van voormelde lijst afnemers belastingplichtigen in de bijlage van het koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012, afdeling 1, rubriek IV, 1, genomen ter uitvoering van artikel 70, § 4, van het Btw-Wetboek zal door de administratie niet worden toegepast indien de hiervoor bedoelde lijst afnemersbelastingplichtigen wordt ingediend voor 1 mei 2015.
Onderhavige administratieve tolerantie is van toepassing op alle btw-belastingplichtigen die de activiteit van advocaat uitoefenen.
 

Terbeschikkingstelling voetbalstadion met diensten van beheer, onderhoud, etc. is in beginsel geen vrijgestelde onroerende verhuur

Het autonoom gemeentebedrijf (AGB)dat het voetbalstadion Luc Varenne exploiteert, heeft met de vzw Royal Football Club de Tournai (RFCT) een contract gesloten waarbij de vzw tegen betaling van een vergoeding de installaties van het betreffende voetbalstadion gebruikt. Over deze vergoeding werd btw aangerekend.
Het AGB heeft de btw die ze over de verkrijging van het voetbalstadion heeft betaald (€ 1.350.001,79) volledige afgetrokken.
Volgens de Belgische fiscus is het AGB een gedeeltelijke btw-plichtige die de volgende handelingen verricht:

aan de btw onderworpen handelingen die recht op aftrek van de betaalde voorbelasting doen ontstaan;
handelingen die buiten de btw-werkingssfeer vallen en die geen recht op aftrek van btw doen ontstaan, zoals de terbeschikkingstelling, gratis en om niet, van bepaalde installaties van het voetbalstadion Luc Varenne aan de vzw, en
door artikel 44 Wbtw van btw vrijgestelde handelingen waarvoor geen recht op aftrek van de betaalde voorbelasting bestaat, met name de verhuur van bepaalde installaties van dat stadion die moet worden beschouwd als een verhuur van onroerende goederen.

Volgens de fiscus kwam middels de toepassing van het werkelijk gebruik slechts 36% van de btw voor aftrek in aanmerking.
Blijkens de overeenkomst:
 

kunnen het speelveld van het voetbalstadion en de kleedkamers voor de spelers en arbiters maximaal 18 dagen per sportseizoen (van 1 juli tot 30 juni van het volgende jaar) op bepaalde tijdstippen gebruikt en geëxploiteerd worden;
kan het AGB aan andere natuurlijke of rechtspersonen van zijn keuze buiten voormelde 18 dagen volledig vrij dezelfde rechten verlenen;
heeft het AGB te allen tijde recht van toegang tot deze installaties zonder voorgaande toestemming van de vzw (om zich te vergewissen van het correcte gebruik ervan en zich te behoeden tegen alle schade), zolang het AGB het goede verloop van de sportwedstrijden niet verstoort;
behoudt het AGB een recht van permanente controle op de toegang tot deze installaties, ook tijdens de periode van gebruik door de vzw;
betaalt de vzw een vaste vergoeding van €1.750 per dag dat zij gebruik maakt van het speelveld, de vestiaires, de bar, portierdiensten, diensten van toezicht en controle op alle installaties. Deze prijs heeft voor 20% betrekking op het recht van toegang tot het voetbalveld en voor 80% op verschillende diensten van instandhouding, schoonmaak, onderhoud (maaien, zaaien, enz.) en van aanpassing aan de normen van het speelveld en bijkomende diensten verleend door het AGB.

 
Het Hof van Justitie herinnert eraan dat volgens vaste rechtspraak het wezenlijke kenmerk van het begrip ‘verhuur van onroerende goederen’ in de zin van artikel 135, 1, l) van de btw-richtlijn, erin bestaat dat aan de huurder voor een overeengekomen tijdsduur tegen vergoeding het recht wordt verleend om een onroerend goed te gebruiken als ware hij de eigenaar ervan en om ieder ander van het genot van dat recht uit te sluiten. Beslissend is de objectieve aard van de betrokken handeling, ongeacht hoe deze door de partijen wordt voorgesteld.
De kenmerken van zo een vrijgestelde onroerende verhuur zijn:
 

betaling van huur;
voor een overeengekomen duur;
voor het recht het onroerend goed te gebruiken en andere personen daarvan uit te sluiten​.

 
De vrijstelling voor onroerende verhuur moet bovendien strikt geïnterpreteerd worden.
Wat betreft het gebruik van sportinstallaties heeft het Hof reeds eerder geoordeeld dat diensten die verband houden met de beoefening van sport en met lichamelijke opvoeding zoveel mogelijk als één geheel moeten worden beschouwd (C-150/99, Stockholm Lindöpark). In die zaak besliste het Hof dat de verhuur en beheer van een golfterrein niet alleen het passief ter beschikking stellen van een terrein behelst, maar ook een groot aantal commerciële activiteiten omvat zoals het toezicht, het beheer en het voortdurende onderhoud door de dienstverrichter alsmede de terbeschikkingstelling van andere installaties. In die omstandigheden kan de verhuur van het golfterrein, tenzij in specifieke gevallen, niet de overwegende prestatie zijn.
Volgens het Hof blijkt het in het geval van het voetbalstadion te gaan om de verrichting, door het AGB, van een meer complexe dienst die bestaat in het verstrekken van toegang tot de sportinstallaties, waarbij het AGB zich belast met het toezicht op, het beheer, het onderhoud en de schoonmaak van deze installaties.
Dat het AGB een recht op toezicht en controle behoudt, betekent niet dat het geen vrijgestelde onroerende verhuur kan zijn, maar in dit specifiek geval leidde dit recht tot een permanente aanwezigheid van vertegenwoordigers van het AGB in het stadion door middel van de portierdienst, wat een aanwijzing kan zijn dat de rol van het AGB actiever is dan bij een vrijgestelde onroerende verhuur.
De verschillende diensten van beheer, onderhoud en schoonmaak zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de sportinstallaties geschikt zijn voor het gebruik voor voetbalwedstrijden overeenkomstig de toepasselijke sportreglementering.
Volgens het Hof moet dan ook worden aangenomen dat het verstrekken van de toegang tot de installaties voor ​het gebruik voor voetbalwedstrijden de kenmerkende dienst van de prestatie vormt. Dit wordt volgens het Hof mede ondersteund door het feit dat 80% van de dagprijs betrekking heeft op de andere diensten dan de toegang tot het stadion.
Het Hof besluit dat de terbeschikkingstelling van het stadion onder de gegeven omstandigheden in beginsel geen vrijgestelde onroerende verhuur is, maar de nationale rechter moet nagaan of alle door het AGB aangeboden diensten effectief noodzakelijk zijn voor het verlenen van toegang tot het stadion voor de contractueel overeengekomen doeleinden, namelijk uitsluitend voetbaldoeleinden.
HvJ, C-55/14, AGB Stadion Luc Varenne, 22 januari 2015​

Geen GKS bij uitsluitend onderaanneming

Btw-plichtigen die op basis van de 10%-regel een GKS zouden moeten gebruiken, maar die de restaurant- of cateringdiensten niet zelf verrichten door beroep te doen op onderaannemers, en dus deze diensten alleen maar doorrekenen aan hun klanten, zijn niet verplicht te registreren voor, noch gebruik te maken van een GKS, op voorwaarde dat zij:
 

de restaurant- of cateringdiensten verstrekken aan de eindconsument;
dit niet doen met eigen middelen;
hiervoor beroep doen op onderaannemers die naast een factuur ook gehouden zijn een GKS-ticket uit te reiken.

 
De btw-plichtige mag bij het verstrekken van de restaurant- of cateringdiensten wel zijn eigen middelen inzetten (infrastructuur, personeel voor de bediening,…) en zelf de dranken schenken die bij de maaltijden worden gebruikt, zolang hij maar niet helpt bij de bereiding van de maaltijden en/of instaat voor de aankoop van de voedingswaren. In dat geval zal hij door de fiscus beschouwd worden als handelend met eigen middelen waardoor de tolerantie niet van toepassing is.
Met de ‘eindconsument’ bedoelt de fiscus het verstrekken in de fase van het verbruik, wat onder meer het geval is wanneer deze diensten worden verricht voor een vennootschap die haar personeel of genodigden van de maaltijd laat genieten.
Btw-plichtigen die van deze tolerantie gebruik maken, moeten dan wel btw-bonnetjes uitreiken voor de ter plaatse verbruikte maaltijden en de daarbij genuttigde dranken, tenzij er reeds een factuur voor die diensten is uitgereikt uiterlijk bij de voltooiing ervan.
Zo zullen bv. begrafenisondernemers niet verplicht zijn een GKS te gebruiken wanneer zij in hun eigen zaal rouwmaaltijden verstrekken maar minstens voor het aanleveren van de maaltijden beroep doen op een onderaannemer die daarvoor gehouden is een GKS-ticket uit te reiken.
Btw-plichtigen die, al is het maar een klein deel, hun restaurant- of cateringdiensten met eigen middelen verstrekken (bereiding en/of aankoop ingrediënten) en die de 10%-drempel bereiken, moeten een GKS gebruiken, ook voor die diensten waarvoor ze uitsluitend op onderaannemers beroep doen.

DRM TEAM : een nieuw team ten dienste van schuldenaars van onder meer btw

Sinds 1 januari 2015 is er een nieuwe dienst met de naam DRM (Debt Relationship Management) opgericht binnen het Inningscentrum van de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering.
Deze dienst vervangt de regionale belcellen die belast waren met de telefonische contacten met de schuldenaars. De missie van de medewerkers van het DRM Team: voornamelijk per telefoon contact opnemen met de schuldenaars (Belgische en buitenlandse) van bedrijfsvoorheffing en/of btw.
Het doel is om een snelle betaling te verkrijgen van zoveel mogelijk eisbare schulden. Dat zijn schulden waarvan we de directe betaling kunnen eisen. Dankzij deze dienst kan de aanrekening van boetes of nalatigheidsintresten en het opzetten van dure invorderingsprocedures vermeden worden.
Op deze manier verbeteren we onze dienstverlening, door persoonlijk contact met de schuldenaars.
www.financiën.belgium.be

GKS-registratie: in sommige gevallen uitstel tot 30 april 2015

De fiscus laat weten dat btw-plichtigen die zich in één van de volgende situaties bevinden en die zich moeten registreren voor het gebruik van een geregistreerd kassasysteem (GKS), hiervoor tijd krijgen tot en met 30 april 2014. De registratie is in sommige van die situaties momenteel toch niet mogelijk omwille van technische problemen.
 

btw-plichtigen​ die hun gegevens in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) nog moeten aanpassen. Zij ondervinden momenteel toegangsproblemen tot de e-services van de FOD Financiën. Het gaat dan om de volgende oorzaken:

ofwel zijn er geen wettelijke vertegenwoordigers opgenomen in de KBO;
ofwel zijn er geen vestigingseenheden geregistreerd in de KBO;

personen die problemen hebben met de pin/puk code van hun e-ID moeten dit oplossen via de gemeenten en dit kan al snel een drietal weken duren;
beschikt de wettelijke vertegenwoordiger die de registratie moet doen niet over een Belgische e-ID (buitenlandse vertegenwoordigers), dan moet zij om te registreren gebruik maken van een token dat aangevraagd moet worden via de lokale kantoren van Fedict bij een 70-tal gemeenten, maar ook deze procedure neemt een aantal weken in beslag;
feitelijke verenigingen zonder vestigingseenheid in de KBO kunnen zich momenteel niet registreren. De fiscus zoekt hier nog naar een technische oplossing.

 
www.financien.belgium.be

Minister ziet geen reden voor vereenvoudiging dubbele uitreikingsverplichting ticket GKS en factuur

De btw-plichtige die met een geregistreerd kassasysteem werkt, moet en een ticket GKS, en een factuur uitreiken als zijn cliënt een btw-plichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon is.
Gevraagd naar deze dubbele uitreikingsplicht antwoordt de minister dat dankzij het geregistreerd kassasysteem er minder kans op fouten is en dat er rapporten met een overzicht van de dagelijkse omzet worden aangemaakt.
In het kader van de btw-aangifte hoeft men dan verder enkel nog het bedrag van de uitgereikte facturen in mindering te brengen op het totaalbedrag dat in het geregistreerd kassasysteem opgeslagen is.
Kamercommissie Financiën, 2014-2015, COM 098, Vraag nr. 2300, S. Wilmès, 25 februari 2015​

Meeromzet restaurant belast aan 21% bij gebrek aan bewijs van levering afhaalmaaltijden

De uitbater van een restaurant, taverne, ijssalon en feestzaal boekte voor de jaren 2005 en 2006 een omzet van respectievelijk 22.172,64 EUR en 16.854,40 EUR “extra-comptabel”. De hierover verschuldigde btw werd door de btw-plichtige opgenomen​ in rooster 61 van zijn btw-aangifte van respectievelijk het tweede kwartaal 2006 (omzet 2005) en het tweede kwartaal 2007 (omzet 2006). Deze verschuldigde btw werd door de btw-plichtige berekend aan het tarief van 6%.
De fiscus daarentegen is van oordeel dat over deze omzet 21% btw verschuldigd is.
Volgens het proces-verbaal zijn er nergens in het dossier aanwijzingen dat de btw-plichtige daadwerkelijk afhaalmaaltijden heeft geleverd. De prijskaart vermeldt geen meeneemmenu’s en tijdens hun bezoek ter plaatse konden de controlerende ambtenaren geen aanduiding van enige meeneemmenu’s vaststellen.
Volgens het wettelijke vermoeden opgenomen in artikel 64, § 3 Wbtw is behoudens tegenbewijs, het hoogste tarief van toepassing indien iemand handelingen verricht met betrekking tot goederen of diensten die aan een verschillend tarief onderworpen zijn.
Aangezien de btw-plichtige niet door verantwoordingsstukken kan aantonen dat er effectief leveringen van afhaalmaaltijden gebeurden zonder verbruik ter plaatse, heeft de fiscus deze meeromzet terecht belast aan 21%.
HvB Brussel, 28 mei 2014