Minister ziet geen reden voor vereenvoudiging dubbele uitreikingsverplichting ticket GKS en factuur

De btw-plichtige die met een geregistreerd kassasysteem werkt, moet en een ticket GKS, en een factuur uitreiken als zijn cliënt een btw-plichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon is.
Gevraagd naar deze dubbele uitreikingsplicht antwoordt de minister dat dankzij het geregistreerd kassasysteem er minder kans op fouten is en dat er rapporten met een overzicht van de dagelijkse omzet worden aangemaakt.
In het kader van de btw-aangifte hoeft men dan verder enkel nog het bedrag van de uitgereikte facturen in mindering te brengen op het totaalbedrag dat in het geregistreerd kassasysteem opgeslagen is.
Kamercommissie Financiën, 2014-2015, COM 098, Vraag nr. 2300, S. Wilmès, 25 februari 2015​

Meeromzet restaurant belast aan 21% bij gebrek aan bewijs van levering afhaalmaaltijden

De uitbater van een restaurant, taverne, ijssalon en feestzaal boekte voor de jaren 2005 en 2006 een omzet van respectievelijk 22.172,64 EUR en 16.854,40 EUR “extra-comptabel”. De hierover verschuldigde btw werd door de btw-plichtige opgenomen​ in rooster 61 van zijn btw-aangifte van respectievelijk het tweede kwartaal 2006 (omzet 2005) en het tweede kwartaal 2007 (omzet 2006). Deze verschuldigde btw werd door de btw-plichtige berekend aan het tarief van 6%.
De fiscus daarentegen is van oordeel dat over deze omzet 21% btw verschuldigd is.
Volgens het proces-verbaal zijn er nergens in het dossier aanwijzingen dat de btw-plichtige daadwerkelijk afhaalmaaltijden heeft geleverd. De prijskaart vermeldt geen meeneemmenu’s en tijdens hun bezoek ter plaatse konden de controlerende ambtenaren geen aanduiding van enige meeneemmenu’s vaststellen.
Volgens het wettelijke vermoeden opgenomen in artikel 64, § 3 Wbtw is behoudens tegenbewijs, het hoogste tarief van toepassing indien iemand handelingen verricht met betrekking tot goederen of diensten die aan een verschillend tarief onderworpen zijn.
Aangezien de btw-plichtige niet door verantwoordingsstukken kan aantonen dat er effectief leveringen van afhaalmaaltijden gebeurden zonder verbruik ter plaatse, heeft de fiscus deze meeromzet terecht belast aan 21%.
HvB Brussel, 28 mei 2014

GKS: fiscus verduidelijkt ‘verbonden uitbating’

In een niet gepubliceerde beslissing bevestigt de administratie dat als één materieel verbonden uitbating worden beschouwd:

de situatie waarbij in eenzelfde theatergebouw enerzijds een foyer (ontvangstruimte, drankgelegenheid tijdens de pauze van de voorstellingen) en anderzijds een café waar ook maaltijden geconsumeerd worden, worden uitgebaat, aangezien men zonder het pand te moeten verlaten van de ene uitbating naar de andere kan gaan.

de situatie waarbij een btw-plichtige op een domein verschillende zalen uitbaat, bv. een feestzaal (hoofdgebouw) en een afzonderlijk gebouw (schuur), waar eveneens horeca-activiteiten worden verricht, ook al moet men langs buiten van het ene gebouw naar het andere gebouw gaan.

Dit heeft tot gevolg dat voor de berekening van de 10%-drempel voor het al dan niet verplicht gebruik van een GKS, de omzet van alle inrichtingen meegerekend moet worden.
Indien op basis van deze berekening een GKS moet worden gebruikt, dan moet er in alle inrichtingen een ticket GKS worden uitgereikt voor de aldaar verrichte horecahandelingen.
​Het is voldoende dat in één van de inrichtingen een GKS wordt geïnstalleerd dat wordt gebruikt voor het uitreiken van alle tickets voor de horecahandelingen in alle inrichtingen​.

GKS: update registratieverplichting en uitzonderingen

Op 28 februari verstrijkt de deadline voor de verplichte registratie als gebruiker van een geregistreerd kassasysteem (GKS). Deze registratie is in principe verplicht voor alle btw-plichtigen van wie in 2014 de horecaomzet voor minstens 10% bestaat uit maaltijden die ter plaatse worden verbruikt.
De fiscus laat nu weten dat btw-plichtigen die aan voormelde voorwaarde voldoen maar reeds weten dat ze ten laatste op 31 december 2015 hun zaak stopzetten of hun horeca-activiteiten zo wijzigen dat er geen verbruik ter plaatse meer mogelijk is, zich alsnog moeten registreren als GKS-gebruiker, maar de datum van voornoemde stopzetting of wijziging per mail moeten melden op secr.gksce@minfin.fed.be. Zij moeten dan geen GKS meer aanschaffen in 2015. Laten zij hun zaak over, dan kunnen ze kiezen alsnog een GKS aan te schaffen en dit vervolgens over te dragen aan de overnemer. De kans is groot dat een controleambtenaar na de datum van stopzetting of wijziging zal langskomen om na te gaan of er inderdaad geen verbruik ter plaatse van maaltijden meer mogelijk is.
Voormelde tolerantie is enkel van toepassing op stopzettingen en activiteitenwijzigingen die plaatsvinden in 2015, of activiteitenwijzigingen die reeds in 2014 hebben plaatsvonden.
Feitelijke verenigingen die als btw-plichtige zijn geregistreerd, kunnen zich momenteel niet registreren als GKS-gebruiker. De fiscus zoekt op dit moment naar een technische oplossing voor dit probleem. Daarom wordt voor dergelijke verenigingen de registratieplicht uitgesteld tot minstens 30 april 2015. Hetzelfde geldt voor ondernemingen die hun gegevens in de Kruispuntbank van Ondernemingen nog moeten actualiseren om de GKS-registratie te kunnen vervolledigen.
Staatssecretarissen Elke Sleurs en Bart Tommelein hebben nogmaals bevestigd dat pas vanaf 2016 controles zullen uitgevoerd worden op de aanwezigheid en het gebruik van een GKS. Wel moeten alle btw-plichtigen sedert 1 januari 2015 steeds een controledocument uitreiken voor de maaltijden die ze verstrekken die ter plaatse worden verbruikt, en voor de daarbij geserveerde dranken. Zij die in 2015 niet moeten registreren voor een GKS, zijn verplicht de btw-bonnetjes van de erkende drukkers hiervoor te gebruiken. Wie in 2015 overschakelt op een GKS, kan in afwachting van de ingebruikneming ervan, kiezen welke vorm dit controledocument aanneemt. De fiscus heeft nogmaals bevestigd dat de boetes voor het niet uitreiken van btw-bonnetjes alleszins niet geschorst zijn voor het jaar 2015.
Tot slot geven we nog mee dat de laatste hand wordt gelegd aan een administratieve beslissing die btw-plichtigen zal ontslaan van de registratie en het gebruik van een GKS wanneer zij zelf geen restaurant- of cateringdiensten verrichten, maar hiervoor beroep doen op derden en zij deze diensten enkel doorrekenen aan hun klanten. Het is nog even wachten vooraleer we de juiste voorwaarden kennen om deze tolerantie toe te kunnen passen. Deze tolerantie zou blijkbaar enkel ingeroepen kunnen worden door btw-plichtigen die geen horeca-activiteiten uitoefenen. Bovendien zouden btw-plichtigen die deze tolerantie toepassen, met uitzondering van de organisatoren van seminaries, steeds btw-bonnetjes moeten uitreiken voor de voor het verbruik ter plaatse verstrekte maaltijden en de daarbij geserveerde dranken.

Geen GKS, wel btw-bonnetjes, voor verenigingen die occasioneel eetfestijn organiseren

Sedert 1 januari 2015 zijn btw-plichtigen die geregeld restaurant- en/of cateringdiensten verstrekken in principe gehouden een ticket uit te reiken via een geregistreerd kassasysteem (GKS). De invoering van de GKS gebeurt in 2015 echter gefaseerd zodat in feite pas tegen eind 2015 alle betrokken btw-plichtigen over een GKS zullen beschikken. Gedurende 2015 zullen er geen sancties opgelegd worden voor overtredingen tegen deze regelgeving.
De fiscus beschouwt elke btw-plichtige die minstens 10% van zijn horeca-omzet haalt uit restaurant- en cateringdiensten (met uitsluiting van de dranken) als een ‘geregelde’ verstrekker. Met als gevolg dat verenigingen die occasioneel een eetfestijn organiseren, maar verder geen of zeer weinig horeca-omzet realiseren, mogelijks een GKS zouden moeten aanschaffen enkel voor dat jaarlijkse eetfestijn.
De administratie ontheft nu onder meer dergelijke verenigingen van de verplichting een GKS te gebruiken. Worden ontslagen van het gebruik van een GKS, de btw-plichtigen die zeer occasioneel restaurant- en cateringdiensten verrichten. Dit is volgens de fiscus het geval indien:

de restaurant- en cateringdiensten zich beperken tot 5 kalenderdagen per jaar
en de btw-plichtige geen andere activiteiten in de horeca of voeding uitoefent

Btw-plichtigen die van deze ontheffing gebruik maken moeten wel btw-bonnetjes uitreiken voor de voor het verbruik ter plaatse verstrekte maaltijden en de daarbij horende dranken. In principe mag een btw-bonnetje vervangen worden door een factuur indien die wordt uitgereikt uiterlijk bij de voltooiing van de dienst. Of dit ook in deze situatie is toegestaan, vermeldt de beslissing niet.
Voor de zeer occasionele verstrekking van restaurant- en cateringdiensten moet toch een GKS worden gebruikt indien de omzet uit de voor het verbruik ter plaatse verstrekte maaltijden, met uitsluiting van de daarbij horende dranken:

minstens 10% van de totale horeca-omzet bedraagt (een volgens ons rare voorwaarde aangezien er geen andere horeca-activiteiten mogen uitgeoefend worden om van zeer occasionele restaurant- en cateringdiensten te spreken)
en meer dan € 15.000 per kalenderjaar bedraagt

Merk op dat in de beslissing enkel de situaties van btw-plichtigen worden beschreven. Op geen enkel moment gaat zij in op de vraag of verenigingen btw-plichtig zijn voor de jaarlijkse organisatie van een eetfestijn waarbij de opbrengsten geschonken worden aan één of meerdere goede doelen.
Btw-plichtigen die hun omzet uit hun restaurant- en cateringdiensten kunnen vrijstellen van btw op basis van artikel 44 Wbtw dienen geen GKS te gebruiken, noch btw-bonnetjes uit te reiken. Dit is een feitenkwestie die geval per geval bestudeerd moet worden.
Deze beslissing kan een oplossing zijn voor een aantal verenigingen, maar biedt zeker geen oplossing voor verenigingen zoals sportclubs die naast hun vrijgestelde lidgelden voor de sportbeoefening ook opbrengsten verkrijgen uit de verkoop van dranken en maaltijden in hun kantine. Zij zullen afhankelijk van het feit of ze de 10%-drempel al dan niet bereiken, een GKS moeten gebruiken, dan wel btw-bonnetjes uitreiken voor de maaltijden die verkocht worden met het oog op verbruik ter plaatse, zoals belegde broodjes, een croque monsieur, … en volgens de FAQ van de FOD financiën ook voor een bereide portie kaas.
Fisconetplus, beslissing nr. E.T. 127.736 van 16 februari 2015

Voorschotfacturen en btw: verdwijnt definitieve regeling 2015 definitief?

Minister van Financiën Johan Van Overtveldt kondigt aan dat zijn kabinet de in 2013 door de vorige regering gewijzigde regels inzake de opeisbaarheid van btw, en dus de verwerking van de facturen in de btw-aangifte, zal herevalueren. Die nieuwe regeling die ondertussen al tot 1 juli 2015 is uitgesteld, werd zowel bij ondernemers als boekhouders op veel onbegrip onthaald, zowel wat het nut als de praktische haalbaarheid ervan betreft. Volgens de minister zal een nieuwe regeling in overleg met de verschillende sectoren worden uitgewerkt. Het ziet er dus naar uit dat de definitieve regeling voor voorschotfacturen vanaf 2015, ook definitief zal verdwijnen.
Persbericht Minister Van Overtveldt

Wijzigingen intrastat 2015

De drempel voor de intrastat-aangiften voor aankomsten wordt verhoogd van €700.000 naar €1.500.000 voor de aangiften vanaf 1 januari 2015. Dit heeft tot gevolg dat een aantal aangevers zullen worden vrijgesteld voor de aangifteplicht voor de aankomsten. Wie recht heeft op een vrijstelling zal volgens de NBB hiervan schriftelijk worden verwittigd (eind februari, beginmaart).
Voor de verzendingen, waarvan de drempel is vastgesteld op € 1.000.000 is er geen wijziging.
Vanaf 1 januari 2015 worden aangiften op papier niet meer aanvaard. Aangevers moeten gebruik maken van het aangifteplatform OneGate (alle informatie op www.onegate.be).
Meer info lees je in de intrastatbrief 25 van de nationale bank.
 

Verplichte btw-plicht bestuurdersvennootschappen uitgesteld tot 1/1/2016

De minister van financiën heeft beslist dat rechtspersonen bestuurders in 2015 nog niet verplicht zullen zijn om btw aan te rekenen over hun bestuurdersvergoedingen.
De intrekking van de keuzemogelijkheid voor rechtspersonen om deze vergoedingen buiten btw te houden, zal pas ingaan vanaf 1 januari 2016 (de administratie liet eerder in een beslissing weten dat dit vanaf 2015 zou zijn).
Maar uitstel is geen afstel. Men krijgt door dit uitstel de nodige tijd om bepaalde implementaties grondig te onderzoeken en door te voeren om een eventuele btw-kost die door de btw-heffing op deze bestuurdersvergoedingen zou ontstaan, te vermijden.

Indieningstermijn inventaris historische btw-aftrek verlengd

Op 1 januari 2014 werd de algemene btw-vrijstelling voor diensten van advocaten afgeschaft. Sedertdien zijn hun prestaties in de regel aan btw onderworpen. Bijgevolg hebben zij sinds 1 januari ook recht op aftrek van de btw geheven over hun aankopen en kunnen zij nog btw (geheel of gedeeltelijk) recupereren die werd geheven van bepaalde aankopen uit het verleden, de zogenaamde historische aftrek.
Daartoe moest wel uiterlijk 30 juni 2014 een inventaris van de betrokken goederen en diensten ingediend worden bij het bevoegde btw-controlekantoor.
De fiscus laat nu via een beslissing weten dat deze inventaris alsnog kan worden ingediend tot 31 december 2014. Hiertoe was ook reeds door ons de vraag gesteld aan de centrale administratie.
Let wel, kwartaalaangevers die nu nog historische btw-aftrek willen uitoefenen, kunnen dit volgens de fiscus enkel nog voor btw opgelopen nà 2011. De btw die in 2011 opeisbaar is geworden moest teruggevraagd worden in een btw-aangifte waarvan de uiterste indieningsdatum ten laatste 31 december 2014 is. Voor kwartaalaangevers is deze eerstvolgende datum echter 20 januari 2015 (vierde kwartaal 2014).
Ter info, in de laatste btw-aangifte van 2014 (december of vierde kwartaal) mogen advocaten, indien zij nog niet alle historische aftrek hebben kunnen toerekenen op de in de vorige btw-aangiftes verschuldigde btw, het resterende saldo van hun historische btw-aftrek opnemen in rooster 62, ook al leidt dit tot een btw-tegoed in rooster 72 van die btw-aangifte.
Fisconetplus, beslissing r. E.T. 127.108 van 27 november 2014

Dan toch verlenging overgangsregeling voorschotfacturen

In oktober publiceerde de fiscus de nieuwe regels voor het uitreiken en rapporteren van voorschotfacturen. Volgens deze beslissing wordt per 1 januari 2015 de overgangsregeling voor de jaren 2013-2014 ingetrokken en moeten ondernemingen vanaf dan de nieuwe regels toepassen.
Omwille van de korte tijdspanne voor de implementatie van deze nieuwe regeling in boekhoudsoftware, verlengt de fiscus nu toch voormelde overgangsregeling op vraag van de sector van ontwikkelaars van boekhoudsoftware. Tot 30 juni 2015 zal de fiscus soepel optreden ten aanzien van btw-plichtigen die hun computersystemen nog niet aan de nieuwe regels hebben kunnen aanpassen.
Fisconetplus, beslissing nr. E.T. 127.191 van 25 november 2014

Bestuurdersvennootschappen moeten vanaf 2015 hun vergoedingen aan btw onderwerpen

De fiscus heeft beslist dat vanaf 1 januari 2015 de vergoedingen die een vennootschap ontvangt voor een bestuurdersmandaat dat zij in een andere vennootschap uitoefent, aan de btw onderworpen zijn. De tolerantie waarbij bestuurdersvennootschappen konden kiezen hun bestuurdersvergoedingen buiten btw te houden, wordt met ingang van die datum ingetrokken.
Dit betekent dat btw-plichtige vennootschappen die geen of geen volledig recht op btw-aftrek hebben, vanaf 2015 over de bestuurdersvergoedingen die ze aan hun hun rechtspersonen-bestuurders verschuldigd zullen zijn, eveneens btw moeten betalen. Deze btw zullen ze niet of niet volledig kunnen recupereren en zal dus een bijkomende kost vormen (vb. verzekeringskantoren waar de bestuurders managementvennootschappen zijn).
Hetzelfde geldt eveneens voor zaakvoerders en vereffenaars.
Wat de impact zal zijn op andere situaties waar, naar analogie met de regeling van rechtspersonen-bestuurders, de vergoedingen voor het besturen en leiden van de onderneming buiten btw gehouden kunnen worden, is nog niet duidelijk. De fiscus heeft wel al mondeling laten weten dat een syndicus onder de vorm van een rechtspersoon, nog zal kunnen kiezen om zijn activiteiten van syndicus buiten btw te houden, maar dit moet officieel nog bevestigd worden.
Voor natuurlijke personen bestuurders wijzigt er voorlopig niets, hun vergoedingen zijn niet aan de btw onderworpen, ook nà 2014.
Prestaties 2014 – betaling bezoldiging in 2015
Voor periodieke bestuurdersbezoldigingen moet men er over waken dat indien men de bezoldiging nog buiten toepassing van btw wil houden, men een afrekening opmaakt voor een periode die afsluit uiterlijk op 31 december 2014. Dat die vergoeding pas in 2015 wordt betaald, speelt dan geen rol.
Geven de bestuurdersprestaties geen aanleiding tot periodieke afrekeningen, dan doet men er best aan om voor de in 2014 geleverde prestaties al een bezoldiging te ontvangen in 2014 om deze nog buiten btw te kunnen houden. De rechtspersoon-bestuurder zou ook in 2014 nog een voorschotfactuur kunnen uitreiken voor zijn bestuurdersbezoldiging en zich beroepen op de administratie tolerantie voorzien in de beslissing nr. E.T. 124.705 van 22 november 2013 waardoor de oude regels inzake opeisbaarheid van de btw nog kunnen worden toegepast en de bezoldiging buiten toepassing van btw blijft.
Alhoewel een tantième ook een vorm van periodieke afrekening is, is het tijdstip van opeisbaarheid volgens de fiscus de datum van de algemene vergadering die de tantième toekent. Bijgevolg zijn volgens de fiscus de tantièmes die pas in 2015 worden toegekend aan rechtspersonen-bestuurders aan de btw onderworpen, ook al hebben zij betrekking op een boekjaar dat in 2014 afsluit.
Btw-registratie
Rechtspersonen-bestuurders die zich tot op heden niet voor de btw hebben laten registreren, moeten vóór 2015 een aangifte van aanvang van werkzaamheid (604A) indienen bij hun bevoegd btw-controlekantoor. Rechtspersonen die wel reeds voor de btw zijn geregistreerd, maar die naast hun aan btw onderworpen handelingen ook bestuurdersbezoldigingen ontvangen waarvoor ze gekozen hebben deze niet aan de btw te onderwerpen, zullen een aangifte van wijziging van activiteit (604B) moeten indienen.
Historische aftrek
Het is tot op heden onduidelijk of de centrale diensten aanvaarden dat een rechtspersoon-bestuurder die zijn bestuurdersmandaat vandaag buiten toepassing van btw uitoefent en die vanaf volgend jaar verplicht is deze prestaties aan btw te onderwerpen, nog btw zal kunnen recupereren met betrekking tot bedrijfsmiddelen die zich nog binnen de herzieningstermijn bevinden en de niet verbruikte goederen en diensten die nog in de onderneming aanwezig zijn en die zijn aangeschaft vóór 2015.
Negatieve impact
Dit nieuwe administratieve standpunt is nefast voor vrijgestelde en gemengde of gedeeltelijke btw-plichtige rechtspersonen die geen of zo goed als geen recht op btw-aftrek hebben (vb. bankkantoren, verzekeringskantoren, medische beroepen, …) en waarbij één of meerdere bestuurders handelen vanuit een rechtspersoon. Over de aan deze laatstgenoemden verschuldigde bezoldigingen zal immers bijkomend 21% btw betaald moeten worden, die niet of niet volledig kan worden afgetrokken. Tenzij deze rechtspersonen-bestuurders hun bezoldiging voortaan als btw inclusief zullen beschouwen.
Btw-eenheid
Over de bestuurdersvergoedingen zal in principe geen btw verschuldigd zijn wanneer de rechtspersoon-bestuurder en de rechtspersoon waarin hij dit mandaat uitoefent, lid zijn van dezelfde btw-eenheid. Let wel, in het kader van de regeling btw-eenheid, en zeker gecombineerd met handelingen met derden die onder een vrijstelling van artikel 44 Wbtw vallen, zal grondig bestudeerd moeten worden in welke mate de werking via een btw-eenheid een impact zal hebben op de toepassing van de betrokken vrijstelling.
Beslissing nr. E.T. 125.180 van 20 november 2014

Lijst munten die voor 2015 als beleggingsgoud kwalificeren gepubliceerd

Artikel 44bis, § 1 Wbtw stelt de levering (binnenlandse, intracommunautaire en bij uitvoer), de intracommunautaire verwerving en de invoer van beleggingsgoud vrij van btw. Ook worden dergelijke transacties in beleggingsgoud dat belichaamd is in certificaten voor toegewezen of niet-toegewezen goud of dat verhandeld wordt op goudrekeningen (goudleningen en swaps), evenals in beleggingsgoud bestaande uit future- en termijncontracten die leiden tot de overdracht van een eigendoms- of vorderingsrecht met betrekking tot beleggingsgoud vrijgesteld. Een futurecontract heeft tot voorwerp de verbintenis om goud op een bepaalde datum te verwerven. Die verbintenis moet normaliter afgesloten worden door de aankoop of de levering van dit goud op de voorziene datum.
Gouden munten kwalificeren als beleggingsgoud indien ze:

een zuiverheid van ten minste 900 duizendsten hebben;
na 1800 zijn geslagen;
in het land van oorsprong als wettig betaalmiddel fungeren of hebben gefungeerd;
en normaliter verkocht worden voor een prijs die de openmarktwaarde van het in de munten vervatte goud niet met meer dan 80 % overschrijdt. Elke Lidstaat van de EU dient zelf een exhaustieve lijst op te maken van de munten die aan de voormelde criteria voldoen. Op deze lijst dienen zowel de nationale munten alsook de buitenlandse munten die op het nationale grondgebied worden verhandeld te worden opgenomen. De lijsten worden voor 1 december van elk jaar gepubliceerd in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Het feit dat een gouden munt niet in de lijst is opgenomen, betekent niet noodzakelijk dat de bijzondere regeling niet van toepassing zou zijn. In dit geval dient de verkoper voldoende bewijzen aan te voeren dat het gaat om een munt die voldoet aan de toepassingsvoorwaarden van de regeling van artikel 44bis Wbtw.

In het publicatieblad van 11 november 2014 wordt de lijst van munten gepubliceerd die voor het jaar 2015 als beleggingsgoud kwalificeren.
Publicatieblad E.U., C-396/6, 11 november 2014