Drankgelegenheid jeugdhuis aan btw onderworpen indien omzet meer dan € 50.000 per jaar
De instellingen die in hoofdzaak het toezicht over jongelui en de zorg voor hun onderhoud, opvoeding en vrijetijdsbesteding tot doel hebben, zijn vrijgesteld van btw door artikel 44, § 2, 2° Wbtw op voorwaarden dat:
het gaat om diensten en leveringen van goederen die nauw samenhangen met maatschappelijk werk, met de sociale zekerheid en met de bescherming van kinderen en jongeren
die instelling een publiekrechtelijk lichaam is of door de bevoegde overheid als instelling van sociale aard is erkend.
Het sociale doel van jeugdhuizen bestaat er volgens de administratie in jongeren de mogelijkheid te bieden om in hun vrije tijd deel te nemen aan tal van sociaal-culturele activiteiten ter bevordering van hun algemene ontwikkeling en maatschappelijke integratie. Zij moeten dus geen btw aanrekenen op de goederen die zij verkopen en de diensten die zij verrichten, voor zover zij door de overheid erkend zijn als een instelling van sociale aard. Of zij al dan niet een winstoogmerk hebben, speelt voor de toepassing van de btw-vrijstelling geen rol.
De vrijstelling is voor jeugdhuizen volgens de fiscus enkel van toepassing voor die handelingen:
die door de bevoegde overheid in aanmerking worden genomen voor de berekening van de toegekende subsidies (btw-handleiding, nr. 319);
die de instelling verricht in het kader van haar doelstelling ten bate van de jeugd.
In een nieuwe beslissing stelt de fiscus nu dat de exploitatie door een jeugdhuis van een drankgelegenheid die voor iedereen toegankelijk is, vreemd blijft aan de sociale doelstelling van een jeugdhuis en dus aan de btw onderworpen is.
Bij wijze van tolerantie aanvaardt de fiscus dat dergelijke exploitatie alsnog van btw vrijgesteld blijft voor zover:
de jaarlijkse omzet van die drankgelegenheid niet meer bedraagt dan € 50.000;
er geen maaltijden onder bezwarende titel worden verschaft, ook geen lichte maaltijden zoals onder meer soepen, croques, kroketten (kaas, garnaal, …), belegde broodjes, deegwaren, omeletten, pannenkoeken, e.d.
Het verkopen van kleine caféhapjes die worden verbruikt zonder het gebruik van een bestek (bv. chips, droge worstjes, ansjovis, olijven, koekjes, wafels, chocolade, hardgekookte eieren, enz…) vormt voor de fiscus geen belemmering voor de toepassing van de vrijstelling van artikel 44, § 2, 2° Wbtw op de omzet van de drankgelegenheid.
Een andere dan een louter toevallige overschrijding van de omzetdrempel in een bepaald kalenderjaar houdt in dat de exploitatie van de drankgelegenheid vanaf het volgende kalenderjaar aan de btw is onderworpen.
Dit nieuwe standpunt moet worden toegepast vanaf 1 januari 2016, wat betekent dat jeugdhuizen die in de loop van 2015 met dergelijke drankgelegenheid de omzetdrempel van € 50.000 hebben overschreden, voor zover die overschrijding niet toevallig is, vanaf 2016 de exploitatie ervan aan de btw moeten onderwerpen.
Op het verleden zal de fiscus niet terugkomen.
Fisconetplus, beslissing nr. E.T. 128.632 van 5 november 2015