Rechtbank aanvaardt niet zomaar terugwerkende kracht van inbreng éénmanszaak in vennootschap

Bij een onderneming onderworpen aan de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen, oordeelt de fiscus dat de omzetdrempel aanzienlijk is overschreven en vordert btw op de ontvangsten. De btw-plichtige zelf stelt dat de omzet die de fiscus in rekening neemt en waardoor de omzetdrempel voor de vrijstellingsregeling overschreven zou zijn, omzet is van zijn vennootschap waarin hij zijn activiteiten ondergebracht zou hebben.
De geviseerde omzet werd echter door de btw-plichtige natuurlijke persoon zelf gefactureerd, en dit in een periode voordat zijn btw-nummer werd stopgezet. Nergens werd uitdrukkelijk gesteld dat die omzet gefactureerd werd in naam en voor rekening van de vennootschap in oprichting.
Bovendien is de btw-plichtige die de btw op een factuur of als zodanig gelden stuk vermeld, gehouden die btw te voldoen aan de Schatkist.
Ook stelt het Hof dat artikel 11 Wbtw niet inhoudt dat de overnemer geacht wordt de hoedanigheid van de overlater​ verder te zetten. Dat blijkt nergens uit die wettekst, die enkel een overdracht van een algemeenheid of een bedrijfsafdeling onder bepaalde voorwaarden niet aan btw onderwerpt.
En dat die inkomsten in de vennootschap ook aangeven zouden zijn, belet niet dat de fiscus de btw kan heffen bij de natuurlijke persoon, die zich nog beroept op het rechtsbeginsel ” non bis in idem”. Maar aangezien de natuurlijke persoon niet twee maal op hetzelfde belast wordt, is er van een schending van dit beginsel geen sprake.
De fiscus heeft dan ook terecht de btw op de door de natuurlijke persoon btw-plichtige gefactureerde bedragen gevorderd.
HvB Brussel, 3 juni 2015, rol nr. 2011/AR/2446

Geen forfaitaire btw-regeling meer vanaf 2017 voor GKS-gebruikers

Zowel de exploitant van een inrichting waar maaltijden worden verbruikt als de traiteur die cateringdiensten verricht, moeten voor hun horecaprestaties een ticket uitreiken via een geregistreerd kassasysteem (GKS) wanneer de omzet, exclusief btw, uit het verstrekken van maaltijden voor verbruik ter plaatse meer bedraagt dan € 25.000 euro.
De fiscus laat nu weten dat btw-plichtigen die verplicht zijn voormeld GKS te gebruiken, of die dit vrijwillig gebruiken, vanaf 2017 geen gebruik meer kunnen maken van de regeling waarbij zij hun omzet forfaitair kunnen bepalen. Aangezien het gebruik van het GKS toelaat om het omzetcijfer nauwkeurig vast te stellen, is het niet langer verantwoord die omzet nog forfaitair vast te stellen.
De sectoren waarin btw-plichtigen hierdoor hun forfaitaire regeling kunnen verliezen, zijn:

​​de consumptie-ijsbereiders
de frituurexploitanten
de caféhouders en kleine caféhouders
de slagers en spekslagers
de bakkers en brood- en banketbakkers

Btw-plichtigen die geen GKS moeten gebruiken, of die er geen vrijwillig gebruiken, moeten voor de maaltijden die zij verschaffen voor het verbruik ter plaatse een btw-bonnetje uitreiken. Zij kunnen, indien de voorwaarden daa​rvoor vervuld zijn, wel nog verder gebruik maken van de forfaitaire regeling, net zoals diegenen die enkel maaltijden leveren in andere omstandigheden dan die met het oog op het verbruik ter plaatse.
Opmerking
Btw-plichtigen die vandaag forfaitair worden belast en die vanaf 2017 moeten overstappen naar de gewone btw-regeling, zullen dan ook een detaxatie moeten doen van hun goederenvoorraad op 1.1.2017. Over  de verkopen van deze goederen, die nog moeten volgen in 2017, is reeds in 2016 of eerder btw afgedragen onder de forfaitaire regeling. Indien men deze goederen dus niet ‘belastingschoon’ maakt, zal men bij een verkoop in 2017 of later onder de gewone btw-regeling, nogmaals btw over de verkoop afdragen. Om deze ontheffing te bekomen, moet de btw-plichtige een inventaris van overgang opmaken, die toelaat de btw die onder de forfaitaire regeling over deze goederen reeds werd betaald, te bepalen. De teruggaaf van de btw is gekoppeld aan de voorwaarde dat de btw-plichtige bij zijn bevoegd btw-controlekantoor een inventaris van de voorraad, in twee exemplaren, indient binnen een maand vanaf de datum van de wijziging van de belastingregeling. Die inventaris moet de gedetailleerde aanduiding bevatten van de hoeveelheden goederen in voorraad en de maatstaf aanduiden waarover de btw onder de forfaitaire regeling werd berekend bij de verkrijging van deze goederen.
Fisconetplus​, beslissing nr. E.T. 131.030, 10 november 2016​

Gerichte GKS-controles enkel voor wie op 1 juli 2016 nog geen GKS had maar onder zowel de oude als de nieuwe regeling GKS-plichtig is

Gevraagd naar de gerichte controles op het verplicht gebruik van een GKS, antwoordt de minister dat de huidige controles uitsluitend betrekking hebben op de doelgroep die zowel volgens de ‘oude’, door de Raad van State vernietigde regelgeving, als volgens de ‘nieuwe’ regelgeving verplicht zijn een GKS te gebruiken, en waarvan de fiscus weet dat zij op 1 juli 2016 nog niet over een actief GKS beschikten.
Tot op 21 september 2016 werden 410 controles volledig afgerond en zijn er 1.708 in behandeling/voorzien.
Van de afgeronde controles had 48 % op datum van de controle geen actief GKS.
Uit het antwoord kan worden afgeleid dat er boetes voor een eerste overtreding​ werden opgelegd. Aangezien de oude GKS-regelgeving nietig werd verklaard, kan geen enkele btw-plichtige ons inziens onder de oude regeling GKS-plichtig zijn. Bijgevolg zouden deze btw-plichtigen zich ook moeten kunnen beroepen op de overgangsregeling voor zij die hun horeca-activiteit hebben aangevangen vóór 2016, op 1/1/2016 niet GKS plichtig waren op basis van de 10%-regel, maar dat wel zijn onder de nieuwe regeling:

​Registratie vóór 1 juli 2016
Aanschaf GKS vóór 1 oktober 2016
Ingebruikname GKS: tegen uiterlijk 1 januari 2017

De minister kondigt ook de publicatie aan van een nieuwe technische circulaire waarin wordt voorzien dat een vereenvoudigd btw-kasticket uitgereikt zal kunnen worden en dat geldt als een vereenvoudigde kopie van het originele btw-kasticket.
Vr. & Antw. Kamer, 2016-2017, 54-090, blz. 362-362, 7 oktober 2016, vraag nr. 1150, F. Winckel, 2 augustus 2016

Vrijstelling voor diensten van verpleegkundigen geldt ook voor coördinatie groepspraktijk

Artikel 44, § 1, 2° Wbtw stelt vrij van btw, de diensten verricht in de uitoefening van hun geregelde werkzaamheid door vroedvrouwen, verpleegkundigen en zorgkundigen​.
Ingevolge deze op 1 januari 2016 gewijzigde bepaling, zijn de diensten die worden verricht door verpleegkundigen in de uitoefening van hun geregelde werkzaamheid van btw vrijgesteld, ook wanneer het gaat om diensten die niet zijn opgenomen in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen.
Onder deze vrijstelling vallen eveneens de prestaties van een coördinerend verpleegkundige in een groepspraktijk die verantwoordelijk is voor de organisatie van de dienst wat de coördinatie, continuïteit, kwaliteit en evaluatie van de zorg betreft.
Een onderscheid moet gemaakt worden voor de diensten die worden verricht als statutair bestuurder. Deze zijn slechts aan de btw onderworpen indien de verpleegkundige handelt als rechtspersoon en indien het bestuurdersmandaat ten bezwarende titel wordt uitgeoefend.
Vr. & Antw. Kamer, 2016-2017, 54-090, blz. 361-362, 7 oktober 2016, vraag nr. 1146, L. Van Biesen, 1 augustus 2016​

Geen compensatie voor uitbaters die op basis van de 10%-regel een GKS hebben geïnstalleerd maar onder de nieuwe regeling niet GKS-plichtig zijn

De Raad van State maakte in 2015 bezwaar op de door de wetgever ingevoerde GKS-regeling, waarbij een GKS verplicht was indien minstens 10% van de horeca-omzet bestaat uit het verschaffen van maaltijden voor verbruik ter plaatse.
Door in 2016 de 10%-drempel te vervangen door een absolute drempel van € 25.000 (berekend op basis van de voor verbruik ter plaatse verschafte maaltijden), hebben verschillende exploitanten van een horecazaak ‘ten onrechte’ een GKS aangeschaft (omzet uit het verschaffen van maaltijden voor verbruik ter plaatse bedraagt minstens 10% van de totale horeca-omzet, maar niet meer dan € 25.000).
Op de kerstavond van 2015 klonk het nog dat de regering voor deze btw-plichtigen zou onderzoeken of enige compensatie hiervoor mogelijk was. De minister bevestigt nu dat er geen dergelijke compensatie komt. Deze horecazaken kunnen immers opteren om vrijwillig hun GKS te gebruiken waardoor ze van de bijhorende sociale relancemaatregelen kunnen genieten en/of hun zaak verder kunnen professionaliseren.
Daarnaast genieten ze ook de mogelijkheid van de verhoogde investeringsaftrek ten bedrage van 13,5 % van het investeringsbedrag die voor het jaar 2015 in aftrek kan worden genomen bij de aangifte directe belastingen.
Sedert 5 juli 2016 zijn controles aangevangen naar de doelgroep die prioritair bestaat uit horecazaken die zowel in 2014 de oude limiet van 10% aan maaltijden ter plaatse als in 2015 de nieuwe limiet van € 25.000 euro aan maaltijden ter plaatse overschreden en nog steeds niet over een actief GKS beschikken.
Bovendien blijkt uit de door de minister verstrekte cijfergegevens dat de invoering van de GKS in Wallonië en Brussel ver achterop hinkt in vergelijking met in Vlaanderen.
Volgens de minister worden, in de geest van het onderhandelde protocol met de sectorfederaties, momenteel geen specifieke controles uitgevoerd bij horecazaken die wel reeds werken met een GKS.
​Vr. & Antw. Kamer, 2016-2017, 54-090, blz. 325-328, 7 oktober 2016, vraag nr. 877, W. Janssen, 21 maart 2016

Minister wil niet bevestigen dat zelfstandige mannequins en modellen de btw op esthetische ingrepen zonder meer kunnen aftrekken

Sedert 1 januari 2016 (de facto pas vanaf 1 maart 2016) zijn de door artsen uitgevoerde ingrepen en behandelingen met een esthetisch karakter niet langer vrijgesteld van btw.
De arts zijn medecontractant (de patiënt of in voorkomend geval zijn wettelijke vertegenwoordiger) kan nooit een rechtspersoon zijn, zelfs niet indien de natuurlijke persoon zijn beroepsactiviteit verricht middels deze rechtspersoon.
Voorgaande betekent dat de arts bijgevolg geen factuur moet uitreiken voor de door hem verrichte en aan btw onderworpen ingrepen en behandelingen met een esthetisch karakter.
De arts moet dus enkel een factuur uitreiken indien:

zijn patiënt een natuurlijke persoon is die in eigen naam en voor eigen rekening een beroepsactiviteit uitoefent die hem de hoedanigheid geeft van btw-plichtige;
en de esthetische ingreep of behandeling op enige wijze verband houdt met de uitoefening van die activiteit.

Heeft voormelde patiënt voor die activiteit de hoedanigheid van btw-plichtige met recht op aftrek, dan kan die in principe de btw geheven van de esthetische ingreep of behandeling recupereren.
Maar de minister benadrukt dat geen enkele btw-plichtige recht op aftrek heeft van de btw geheven van de goederen en diensten die hij bestemt voor privédoeleinden of doeleinden vreemd aan zijn economische activiteit.
Bovendien wijst hij er op dat wanneer goederen en diensten zowel voor de btw-activiteit als voor andere doeleinden wordt gebruikt, de btw-plichtige enkel recht heeft btw-aftrek in de mate dat die goederen en diensten voor de btw-activiteit worden gebruikt.
Over hoe in zo’n geval die verhouding moet worden vastgesteld, wordt er niks gezegd. Dus lijkt het ons logisch dat het forfait van 75% gebruikt kan worden, onder de daarvoor gestelde voorwaarden, om het beroepsgebruik vast te stellen.
De patiënt zal ingeval hij btw recupereert, uiteraard een factuur moeten kunnen voorleggen. Hij kan zich hier niet beroepen op het medisch beroepsgeheim, dat enkel voor de arts geldt. Deze laatste kan niet verplicht worden om de persoonlijke gegevens die op de factuur voorkomen, en die worden beschermd door het medisch beroepsgeheim, mee te delen aan de fiscus.
Vr. & Antw. Kamer, 2016-2017, 54-090, blz. 319-321, 7 oktober 2016, vraag nr. 847, B. Piedboeuf, 4 maart 2016​

Intergemeentelijke samenwerking onder de vorm van dienstverlenende vereniging is gewone btw-plichtige

Gemeenten kunnen op vrijwillige basis samenwerken. Het Vlaams Decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking van 6 juli 2001 regelt de bepalingen die gelden voor alle samenwerkingsverbanden van gemeenten waarvan het hele ambtsgebied binnen het Vlaamse Gewest valt.
Eén van de in dit decreet omschreven samenwerkingsvormen is de dienstverlenende vereniging: een samenwerkingsverband zonder beheers overdracht dat tot doel heeft een duidelijk omschreven ondersteunende dienst te verlenen aan de deelnemende gemeenten, eventueel voor verschillende beleidsdomeinen.
In zijn beslissing nr. E.T. 111.703 van 6 september 2006, stelt de fiscus dat de dienstverlenende vereniging moet worden aangemerkt als een gewone btw-plichtige in de zin van artikel 4 Wbtw.
In de praktijk blijkt dat bepaalde dienstverlenende verenigingen geen btw heffen over de diensten die ze verstrekken aan de deelnemende steden en/of gemeenten. In het bijzonder in het geval van wederzijdse exclusiviteit: de omschreven diensten worden enkel verstrekt aan de deelnemers van de vereniging, terwijl die deelnemers voor deze diensten uitsluitend beroep doen op de dienstverlenende vereniging.
Hierover ondervraagd heeft de minister geantwoord dat door het ontbreken van een beheersoverdracht aan de dienstverlenende vereniging, deze moet worden aangemerkt als een gewone btw-plichtige beoogd door artikel 4 Wbtw. Uiteraard kan dergelijke vereniging zich, net zoals elke btw-plichtige, beroepen op de in het Wbtw opgenomen vrijstellingen, zoals bv. de vrijstelling voor zelfstandige groeperingen (kostendelende​ verenigingen – art. 44, § 2bis Wbtw).
Bepaalde dienstverlenende verenigingen werden reeds ingelicht dat het standpunt van de fiscus, zoals opgenomen in de beslissing nr. E.T. 111.703, onverkort van toepassing blijft. De fiscus zal de correcte naleving van de btw-wetgeving in hoofde van de andere dienstverlenende verenigingen onderzoeken.​
Vr. & Antw. Kamer, 2016-2017, 54-090, blz. 311-313, 7 oktober 2016, vraag nr. 601, 27 oktober 2015

Bijkomende tolerantie voor uitreiking GKS-ticket door traiteurs

Exploitanten van een inrichting waar een GKS moet worden gebruikt, moeten het GKS-ticket uitreiken bij de voltooiing van de dienst. Voor traiteurs is dit vaak praktisch niet mogelijk.
De fiscus heeft daarom reeds in de uitzondering voorzien waarbij er geen GKS-kasticket uitgereikt moet worden bij de voltooiing van de dienst wanneer dit praktisch niet mogelijk is, op voorwaarde dat:

​de handeling op voorhand werd geregistreerd op het kassasysteem ter waarde van de offerte, bestelbon of geschatte waarde;
eventuele correcties binnen de zeven kalenderdagen na het evenement worden geregistreerd op het kassasysteem;
beide kastickets moeten worden uitgereikt aan de klant, eventueel samen met de factuur, uiterlijk op de 15de dag van de maand volgend op die waarin de dienst plaatsvond.

Bovendien aanvaardt de fiscus nu ook dat voor de cateringdiensten die traiteurs verrichten voor btw-plichtigen of niet-belastingplichtige rechtspersonen en waarvoor er een factuur moet worden uitgereikt, zij hun GKS-ticket slechts één keer per maand uitreiken voor zover alle voor die klant verrichte handelingen erop vermeld worden.
Dat ticket moet uiterlijk op de vijftiende dag van de daaropvolgende maand worden uitgereikt.​
Kamer 2016-2017, COM 527, vraag nr. 14435, G. Gilkinet, 9 november 2016

Nog verzoeken tot nietigverklaring nieuwe GKS-regeling ingediend

Voor de Raad van State werden verzoeken ingediend tot nietigverklaring van de nieuwe GKS-regeling (KB van 16 juni 2016 tot wijziging van het KB nr. 1 door:

​De NV Het Borrelhuis
De BVBA De Gulden Coppe​
De VZW Federatie van de Hotel-, Restaurant-, Caféhouders en aanverwante van Vlaanderen
De VZW Vereniging voor Hoteliers, Restaurateurs, Caféhouders en aanverwante bedrijven van de Provincie Vlaams-Brabant

Deze zaken zijn ingeschreven onder de rolnummers G/A. 219.945/XIV-37.153, G/A. 219.948/XIV-37.154 en G/A. 220.062/XIV-37.170.
B.S. 27 september 2016

Drempelverlaging naar € 50 voor vrijstelling uitvoer in bagage reiziger is slechts tijdelijk

Met het KB van​ 4 juli 2016 verlaagde de wetgever de vrijstellingsdrempel voor uitvoer in de persoonlijke bagage van de reiziger van € 125 naar € 50 (klik hier voor meer info).
In een nieuw KB beperkt de wetgever deze drempelverlaging​ in de tijd, namelijk tot 31 augustus 2017, om het effect van deze maatregel, namelijk de lokale economie te stimuleren, zowel op economisch als budgettair vlak te kunnen evalueren. Nadien zal bepaald worden welke de drempel is die vanaf 1 september 2017 zal gelden.
De leveringen van goederen aan een niet in de Gemeenschap gevestigde reiziger, die deze goederen in België in bezit neemt en ze in zijn persoonlijke bagage uitvoert naar een plaats buiten de Gemeenschap uiterlijk op het einde van de derde maand volgend op de maand waarin de levering plaatsvond, zijn vrijgesteld van btw door artikel 39, § 1, 4° Wbtw.
Ingevolge § 3 van dat zelfde artikel bepaalt de Koning de na te leven voorwaarden voor het verkrijgen van voormelde vrijstelling. Deze voorwaarden zijn als volgt opgenomen in artikel 8 van het KB nr. 18:

​aan de aankoop moet elk handels- of beroepskarakter vreemd zijn;
de globale waarde van de goederen, belasting inbegrepen, moet per factuur hoger zijn dan 50 euro;
de verkoper moet de echtheid van de uitvoer aantonen aan de hand van een exemplaar van de factuur bekleed met het visum van het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap. Door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde kan worden bepaald dat de verkoopfactuur onder de door hem vastgelegde voorwaarden mag worden vervangen door een als zodanig geldend stuk.

Fisconetplus, beslissing nr. E.T. 130.663, 17 oktober 2016
KB 21 september 2016, B.S. 11 oktober 2016

Stagiair-syndicus is in principe btw-plichtige en kan de bijzondere btw-regeling voor syndici niet toepassen

Volgens de fiscus blijkt uit de bepalingen van het KB van 23.07.2013 tot goedkeuring van het stagereglement van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars (BS 06.09.2013) en van de bepalingen van het KB van 30.08.2013 betreffende de toegang tot het beroep van vastgoedmakelaar (BS 06.09.2013), dat een stagiair-vastgoedmakelaar gedurende de wettelijk voorziene stage zijn activiteiten in principe op zelfstandige wijze uitoefent. In dat geval is de stagiair-vastgoedmakelaar een btw-plichtige in de zin van artikel 4, § 1 Wbtw. ​
De fiscus laat wel ruimte voor de bijzondere situatie waarin blijkt dat er tussen de stagiair-vastgoedmakelaar en zijn stagemeester daadwerkelijk een band van ondergeschiktheid bestaat. In dat geval is er sprake van een juridische band waaruit een verhouding van ondergeschiktheid blijkt, waardoor de stagiair-vastgoedmakelaar voor de handelingen die hij in die hoedanigheid verricht, niet als btw-plichtige wordt beschouwd.
Bovendien kan de stagiair-vastgoedmakelaar die ingeschreven is op de lijst van de stagiair-syndicus zich niet beroepen op de aanschrijving nr. 13 van 20.09.1995. Die aanschrijving voorziet in een administratieve tolerantie waarbij de prestaties als syndicus niet aan de btw onderworpen zijn omdat de syndicus geacht wordt te handelen als orgaan van de vereniging van de mede-eigenaars en niet als zelfstandige in de zin van artikel 4 Wbtw. Maar die tolerantie geldt volgens de fiscus dus niet voor de stagiair-syndicus die handelt in opdracht van de syndicus, zijn stagemeester.
Beslissing nr. E.T. 130.990, 21 oktober 2016 (niet gepubliceerd)​

Europese Raad zet btw-hervorming verder

De Europese Raad heeft tijdens de ECOFIN-vergadering van 8 november de volgende beslissingen op het vlak van btw genomen:

Om een intracommunautaire goederenlevering te kunnen vrijstellen van btw, zou de wetgeving moeten eisen dat de koper een geldig btw-nummer heeft in een andere lidstaat dan die van waaruit de goederen worden verzonden of vervoerd. Vandaag is dit geen strikte voorwaarde: het is voldoende dat de koper er in principe één zou moeten hebben.
De kwaliteit en betrouwbaarheid van de VIES-databank moet verbeteren om de vorige voorwaarde te kunnen controleren. De lidstaten moeten hiertoe de nodige inspanningen leveren
Er moet een uniforme invulling komen van het begrip ‘vervoerd door of voor rekening van’ in het kader van driehoeksverkeer en andere kettingverkopen. Enkel de levering waarin de goederen worden vervoerd naar een andere lidstaat kan een vrijgestelde intracommunautaire levering zijn. De criteria om vast te stellen welke de levering met vervoer is, moeten in alle lidstaten dezelfde zijn en op dezelfde wijze toegepast worden.
Bij call-of stock (waarbij goederen naar het magazijn van de klant in een andere lidstaat worden vervoerd maar pas verkocht worden als de klant deze goederen afroept) moeten de vereenvoudigingen op het vlak van btw-verplichtingen geharmoniseerd worden zodat deze door de lidstaten ook meer uniform worden toegepast.
De Europese Commissie moet nagaan of wanneer de verkoper de vrijstelling voor intracommunautaire leveringen toepast, er geen gemeenschappelijke aanbevolen criteria gehanteerd kunnen worden om het vervoer van de goederen vanuit de lidstaat van vertrek naar de lidstaat van aankomst aan te tonen.

ECOFIN-vergadering, 8 november 2016