Diensten bij uitvoer alleen vrijgesteld van btw indien ze rechtstreeks voor de verzender of de ontvanger van de goederen worden verricht
Artikel 41, § 1, 4° Wbtw voorziet in een btw-vrijstelling voor diensten die rechtstreeks betrekking hebben op goederen die zich onder een opschortende douaneregeling of onder de regeling btw-entrepot bevinden. Dit artikel is de omzetting van artikel 146, 1 e van de btw-richtlijn dat in een btw-vrijstelling voorziet voor de diensten die rechtstreeks verband houden met de uitvoer of de invoer van goederen die zich onder een opschortende douaneregeling of onder de regeling btw-entrepot bevinden.
Het Hof van Justitie komt tot het besluit dat de btw-vrijstelling niet kan worden toegepast voor diensten die niet rechtstreeks worden verricht voor de afzender of de ontvanger van de goederen. De zaak die voor het Hof aanhangig werd gemaakt, betrof een vervoer van goederen onder de regeling extern douanevervoer dat door een onderaannemer werd verricht in opdracht van de transportfirma die zelf met het goederenvervoer was belast.
Volgens het Hof is er slechts sprake van ‘rechtstreeks verband houden met een uitvoer of een invoer’ wanneer de betrokken diensten:
door hun voorwerp bijdragen tot de daadwerkelijke realisatie van een export- of een importhandeling;
naar omstandigheid rechtstreeks wordt verricht voor de uitvoerder, de invoerder of de ontvanger van de goederen die zich onder een opschortende douaneregeling of onder de regeling btw-entrepot bevinden.
Voor de vrijstelling in België is het volgens de huidige wetgeving voldoende dat de dienst betrekking heeft op goederen die zich onder een opschortende douaneregeling of onder de regeling btw-entrepot bevinden. De administratieve commentaar verduidelijkt dat dit het geval is wanneer vaststaat dat de vervoerde goederen bij aanvang van het vervoer zich onder een opschortende douaneregeling of onder de regeling btw-entrepot bevinden, ongeacht de bestemming die aan de goederen zal worden gegeven bij de beëindiging van voormelde regelingen.
De uitspraak van het Hof is niet alleen van toepassing op diensten met betrekking tot goederen die zich onder zo’n voormelde regeling bevinden, maar bv. ook op diensten die rechtstreeks verband houden met een uitvoer van goederen. En daar is in de Belgische wetgeving wel de voorwaarde opgenomen dat de diensten rechtstreeks verband moeten houden met een uitvoer, wat de uitspraak van het Hof voor deze vrijstelling nog belangrijker maakt. Het is nu afwachten of de Belgische fiscus al dan niet de btw-wetgeving in overeenstemming zal brengen met de btw-richtlijn en toepassing zal maken van deze uitspraak van het Europese Hof.
HvJ, C- 288/16, L.C., 29 juni 2017