Minister bevestigt: geen 6% voor verkoop nieuw gebouw na afbraak en heropbouw in erkend stadsgebied

Rubriek XXXVII van de tabel A van de bijlage bij het KB nr. 20 voorziet in een verlaagd btw-tarief van 6 % voor afbraak en heropbouw van woningen in een van de bij KB erkende steden voor positief grootstedelijk beleid. Dit verlaagd tarief is van toepassing wanneer de bouwheer een gebouw laat afbreken en heroprichten en de overige in de rubriek te vervullen voorwaarden en formaliteiten worden nageleefd.
De minister bevestigt dat de verkoop van een terrein met een nieuw opgericht gebouw niet wordt beoogd door deze bepaling. Zelfs niet indien de oprichting wordt voorafgegaan door de afbraak van een bestaande constructie.
Aangezien een verkavelaar/bouwpromotor, alvorens een terrein te kunnen verkavelen, er in de regel toe gehouden is de bestaande constructies af te breken, kan hij uiteindelijk slechts een nieuw opgericht gebouw verkopen met toepassing van het normale btw-tarief.
De minister wijst ook nog op de mogelijke toepassing van de misbruikbepaling uit het Wbtw in de situatie waar een bouwpromotor een onverdeeld deel van een oud gebouw samen met de grondaandelen zou verkopen aan een bouwheer om vervolgens met die koper een aannemingsovereenkomst te sluiten tot afbraak en wederopbouw van een nieuw gebouw, in het bijzonder wanneer de koper in feite vanaf het begin tot doel heeft een nieuw gebouw aan te kopen (zie ook beslissing nr. E.T. 120.125 van 13 mei 2014, klik hier voor meer info).
De minister is in principe niet weigerachtig tegenover een uitbreiding van het toepassingsgebied van deze regeling, maar dat moet worden overwogen na een grondige technische analyse en een studie van de budgettaire impact alsook na een globale afweging van de verschillende beleidsprioriteiten.
Vr. & Antw. Kamer, 2016-2017, 54-122, 20 juni 2017, vraag nr. 1700, S. Lahaye-Bathheu, 15 juni 2017 

Omvorming met uitbreiding van privéwoning tot appartementen kan aan 6%

Rubriek XXXI van de tabel A van de bijlage bij het KB nr. 20 voorziet in een verlaagd btw-tarief van 6% voor de omvorming, renovatie, rehabilitatie, verbetering, herstelling of het onderhoud, met uitsluiting van de reiniging, geheel of ten dele, van een woning.
Het moet dan gaan om werken die op een relevante wijze steunen op de wezenlijke elementen van de bestaande structuur. De werken de bijdragen tot de oprichting van een nieuwe privéwoning zijn van dit verlaagd tarief uitgesloten.
Het verlaagd tarief wordt eveneens toegestaan voor werken die de uitbreiding van een bestaand onroerend goed tot doel hebben voor zover de oppervlakte van het oude gedeelte na de werken groter blijft dan de helft van de totale oppervlakte van de woning na uitvoering van de werken en op voorwaarde dat het nieuwe 1gedeelte niet onafhankelijk kan functioneren van het oude gedeelte, maar er een functioneel geheel mee vormt.
De aanwending van het gebouw voor de omvorming ervan verhindert in principe de toepassing van het verlaagde btw-tarief niet.
Voor wat de omvorming betreft van een privéwoning tot een gebouw met een aantal wooneenheden (appartementsgebouw)  waarbij de afzonderlijke wooneenheden (appartementen) tot stand worden gebracht deels binnen het volume van het behouden deel van het oude gebouw, en deels door uitbreiding van het oude gebouw (nieuwe aanbouw en/of bovenbouw), stelt de minister dat deze voormeld verlaagd btw-tarief kunnen genieten voor zover:

de uitgevoerde werken op een relevante wijze steunen op oude dragende muren en, meer algemeen, op de wezenlijke elementen van de structuur van het bewaard gebleven gebouw
de oppervlakte van het oude gedeelte groter is dan de helft van de totale oppervlakte van het gebouw na de uitvoering van de werken
het nieuwe gedeelte het oude gedeelte aanvult en er dus inzake aanwending van het gebouw een geheel mee vormt (Beslissing nr. E.T. 106.933 van 1 september 1994).

In het bijzonder voor die laatste vooraarde stelt de minister nu dat gelet op het gebruik van de gemeenschappelijke delen in een appartementsgebouw, aan deze voorwaarde geacht wordt voldaan te zijn in geval van de omvorming van een privéwoning tot een appartementsgebouw.
Vr. & Antw. Kamer, 2016-2017, 54-126, 27 juli 2017, Vraag nr. 1481, R. Van de Velde, 8 februari 2017

200% boete voor aftrek btw op facturen uitgereikt door verbonden ondernemingen die de btw niet doorstorten

Een btw-plichtige recupereert de btw die is aangerekend door twee andere vennootschappen.
De rechtbank stelt vast dat:

de btw-plichtige en die twee vennootschappen dezelfde zaakvoerder hebben.
die twee vennootschappen de door hen aangerekende btw niet hebben doorgestort aan de Staat

Bijgevolg moet ingevolge artikel 79, § 2 Wbtw de btw-plichtige de afgetrokken btw terugstorten.
De rechtbank verwijst nog naar de misbruikbepaling, maar het lijkt erop dat ze het 1ste en het 2de lid van artikel 79, § 2 Wbtw door elkaar hebben​ gehaald.
De door de fiscus opgelegde boete van 200% is volgens de rechtbank terecht.
Rb. Antwerpen, 22 april 2016, rolnr. 14/2856/A

Btw-regime eindelijk te controleren op Intervat

Sedert deze zomer is het via INTERVAT mogelijk om voor Belgische btw-nummers de geldigheid, de datum van activering en het btw-regime te consulteren. Dit is onder meer zeer belangrijk voor alle ondernemingen die hier in België werk in onroerende staat verrichten. Zij mogen hierover geen Belgische btw aanrekenen, maar moeten de regeling ‘btw verlegd’ toepassen, maar enkel indien hun klant:

een in België gevestigde btw-plichtige is gehouden tot het indienen van de periodieke btw-aangifte;
een niet in België gevestigde btw-plichtige is die in België over een aansprakelijk vertegenwoordiger beschikt.

Veel aannemers gebruikten ten onrechte de Europese VIES-website om na te gaan of deze verleggingsregeling wel of niet van toepassing was. Maar die website verifieert enkel het bestaan van het btw-nummer, en niet of de houder ervan in België periodieke btw-aangiften moet indienen of hier een aansprakelijke vertegenwoordiger heeft. Zo hebben heel wat aannemers facturen ten onrechte opgemaakt met verlegging van heffing van de btw aan Belgische ondernemers die wel een geldig btw-nummer hebben maar geen periodieke btw-aangiften indienen, zoals vrijgestelde kleine ondernemingen of volledig van btw vrijgestelde patrimoniumvennootschappen. En uiteraard vordert de fiscus bij een controle de btw op deze facturen, plus boeten en interesten.
 
Met de tool ‘btw-regimes’ op INTERVAT kunnen dergelijke problemen nu voorkomen worden. Aannemers die voor werken in onroerende staat in België facturen willen opmaken met verlegging van heffing van de btw, doen er dus best aan het btw-nummer en het btw-regime van de klant te controleren via INTERVAT, en niet via de Europese VIES website. En aangezien computerdatabanken nooit feilloos zijn, is een schermafdruk best te bewaren voor latere controles.

Drempelverlaging naar € 50 voor vrijstelling uitvoer in bagage reiziger wordt voor onbepaalde duur verlengd

Met het KB van​ 4 juli 2016 verlaagde de wetgever de vrijstellingsdrempel voor uitvoer in de persoonlijke bagage van de reiziger van € 125 naar € 50 (klik hier voor meer info). Deze verlaging werd achteraf in tijd beperkt tot 31 augustus 2017 (KB dd. 21.09.2016).
De fiscus laat nu weten dat deze drempelverlaging voor onbepaalde duur zal blijven en het KB ter zake zal worden aangepast.
Handelaars mogen de vrijstellingsdrempel van € 50 dus gewoon verder blijven​ toepassen.
Het gaat hier om de leveringen van goederen aan een niet in de Gemeenschap gevestigde reiziger, die deze goederen in België in bezit neemt en ze in zijn persoonlijke bagage uitvoert naar een plaats buiten de Gemeenschap uiterlijk op het einde van de derde maand volgend op de maand waarin de levering plaatsvond. Deze leveringen zijn vrijgesteld van btw door artikel 39, § 1, 4° Wbtw.
Ingevolge § 3 van dat zelfde artikel bepaalt de Koning de na te leven voorwaarden voor het verkrijgen van voormelde vrijstelling. Deze voorwaarden zijn als volgt opgenomen in artikel 8 van het KB nr. 18:

aan de aankoop moet elk handels- of beroepskarakter vreemd zijn;
de globale waarde van de goederen, belasting inbegrepen, moet per factuur hoger zijn dan 50 euro;
de verkoper moet de echtheid van de uitvoer aantonen aan de hand van een exemplaar van de factuur bekleed met het visum van het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap. Door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde kan worden bepaald dat de verkoopfactuur onder de door hem vastgelegde voorwaarden mag worden vervangen door een als zodanig geldend stuk.
​(Dit kan vervangen worden door gebruik te maken van erkende ‘tax free’ systemen via ondernemingen die daartoe door de overheid erkend zijn).

Alweer uitstel voor btw-heffing op pro deo-diensten: 21% vanaf 1 januari 2018

Ingevolge rechtspraak van het Europese Hof van Justitie besliste de fiscus eind vorig jaar dat de pro deo-vergoedingen van advocaten en gerechtsdeurwaarders vanaf 1 april 2017 niet langer zouden kunnen genieten van het bijzonder btw-tarief van nul procent, met als gevolg dat advocaten en gerechtsdeurwaarders de btw die in die vergoedingen is begrepen zouden moeten aangeven en afdragen (beslissing nr. E.T. 131.005 van 23 december 2016). Op 27 maart 2017 liet de fiscus weten dat deze btw-heffing werd uitgesteld naar 1 september 2017 en dat die nieuwe regeling nog in een circulaire toegelicht zou worden.
Vandaag, 1 september 2017, kondigt de fiscus aan dat deze btw-heffing opnieuw wordt uitgesteld, en ditmaal tot 1 januari 2018, en dat een circulaire over deze nieuwe regeling nog op Fisconet zal worden gepubliceerd.
FOD Financiën, bericht 1 september 2017

Vanaf 2018 enkel nog vrijstelling voor diplomatieke zendingen via E-certificaat

De volgende handelingen zijn van btw vrijgesteld door artikel 42, § 3, 1° en 2° Wbtw:

de leveringen, de invoeren van goederen en de diensten in het kader van de diplomatieke en consulaire betrekkingen;
de leveringen van roerende goederen en de diensten, met uitzondering van werk in onroerende staat, aan, alsook de invoeren van dergelijke goederen door de volgende personen, handelend voor hun persoonlijk gebruik en gehecht aan de zendingen en posten bedoeld onder 1° : de leden van het diplomatiek personeel, de leden van het administratief en technisch personeel, de consulaire beroepsambtenaren en de consulaire bedienden;

Om de vrijstelling te kunnen toepassen moet de leverancier/dienstverrichter een geldig document 450 of 451, of een Europees certificaat voor vrijstelling van accijnzen en btw, van zijn klant, de begunstigde van de vrijstelling, krijgen.
Vanaf 2018 zal de leverancier/dienstverrichter, in plaats van de vrijstelling onmiddellijk toe te passen, de btw moeten aanrekenen om die vervolgens op basis van een E-certificaat, opgemaakt en uitgereikt door een gemachtigde onderneming, terug te vragen van de Schatkist en aan die gemachtigde onderneming terug te betalen die deze btw vervolgens aan de begunstigde van de vrijstelling doorstort.
In de volgende gevallen zal de leverancier/dienstverrichter deze btw rechtstreeks aan de begunstigde moeten terugstorten en moet het certificaat voor vrijstelling van btw en accijnzen door de fiscus gevalideerd worden:

aankoop van motorvoertuigen
aankoop van nieuwe officiële gebouwen, vestiging van zakelijke rechten op en werk in onroerende staat aan deze gebouwen
doorlopende leveringen water, gas, elektriciteit en de diensten van telecommunicatie en teledistributie
de leveringen van goederen en diensten die betrekking hebben op officiële evenementen, alsook de leveringen van voedsel en dranken en de restaurant- en cateringdiensten
btw op vastgoedlasten van officiële gebouwen voor zover de belastingplichtige die optreedt als syndicus zonder recht op aftrek op de genoemde lasten (beslissing E.T.75.574 van 06.06.1999)
levering van goederen en de diensten die ogenschijnlijk wegens hun aard niet voor het officieel gebruik in aanmerking kunnen komen (bv. kleding)
levering van goederen en de diensten voor officieel gebruik door ereconsulaten (beslissing E.T.82.321 van 12.04.2007).

Om van de vrijstelling te kunnen genieten moet de leverancier/dienstverrichter steeds een factuur uitreiken (die dus de btw vermeldt). Voor de teruggaaf van die btw te bekomen na ontvangst van het e-certificaat, zal de leverancier/dienstverrichter, ook al staat dit niet expliciet in het bericht van de fiscus vermeld, een verbeterend stuk moeten uitreiken. Dat kan een creditnota zijn voor de gehele factuur gevolgd door een nieuwe factuur, of een creditering van enkel de aangerekende btw.
Zowel de begunstigde van de vrijstelling (diplomatieke zending en bepaalde personeelsleden), als de gemachtigde onderneming die het e-certificaat moet opstellen, moeten verschillende formaliteiten en verplichtingen naleven.
Vanaf 1 januari 2018 mag de vrijstelling van artikel 42, § 3, 1° en 2° Wbtw niet langer toegepast worden op basis van de documenten 450 en 451.
 
Bericht FOD Financiën, B.S. dd. 19.072017​

Escape rooms: kan ook 21% ipv 6% zijn

Een escape room is een spel waarbij een groep mensen (vrienden/familie/collega’s) binnen een bepaalde tijd probeert te ontsnappen uit een fysieke kamer door het zoeken van sleutels, het oplossen van raadsels en puzzels, het breken van codes, enz.
De fiscus aanvaardt dat de toegangsgelden voor dergelijke escape rooms in principe aan 6% btw onderworpen zijn, zolang de exploitant zich beperkt tot enkel het verlenen van toegang tot die inrichting. Dat is nog steeds het geval wanneer de exploitant voor aanvang van het spel, zonder prijssupplement, het concept van de game, de spelregels en de veiligheidsinstructies aan de deelnemers uitlegt. Hetzelfde geldt voor het bijsturen van de deelnemers die inadequaat gebruik maken van de infrastructuur.
Als de exploitant van de escape room gedurende de ganse tijd of een deel van het spel richtlijnen, raadgevingen en dergelijke aan de deelnemers verstrekt, dan gaat de handeling volgens de fiscus verder dan het verlenen van toegang tot en het gebruik van de inrichting en de daarbij noodzakelijke handelingen. In dergelijk geval is dan ook het tarief van 21% van toepassing omdat de exploitant zelf actief deelneemt aan het spel.
 
 
 

Onroerende verhuur: optie tot btw-heffing

In het zomerakkoord heeft de federale regering eveneens voorzien in de invoering van een keuzestelsel om de onroerende verhuur aan ondernemingen aan de btw te onderwerpen. Hierdoor zal in die gevallen de btw-vrijstelling niet langer verplicht zijn, wat de verhuurder de mogelijkheid biedt om de btw op kosten met betrekking tot het verhuurde gebouw te recupereren.
De maatregel zou ingaan op 1 januari 2018. Het is nu wachten op de ontwerpteksten die deze beslissing in wetgeving moeten omzetten om de juiste draagwijdte van de maatregel te kunnen inschatten. Wel zou worden voorzien dat die nieuwe regeling enkel geldt voor huurovereenkomsten die nà 31 december 2017 worden gesloten en dat een regularisatie van contracten gesloten vóór 1 januari 2018 niet mogelijk is.
Wordt vervolgd.

Ook btw-vrijstelling voor interne diensten voor preventie en bescherming op het werk

Artikel 44, § 2, 2° Wbtw stelt vrij van btw, de diensten en leveringen van goederen die nauw samenhangen met maatschappelijk werk, met de sociale zekerheid en met de bescherming van kinderen en jongeren en die worden verricht door publiekrechtelijke lichamen of door andere organisaties die door de bevoegde overheid als instellingen van sociale aard worden erkend. Hieronder vallen onder meer de externe diensten erkend bij het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk.
In een nieuwe circulaire verduidelijkt de fiscus dat deze vrijstelling ook van toepassing is op de Gemeenschappelijke Interne Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk (GIDPBW) die via een afzonderlijke entiteit (met of zonder rechtspersoonlijkheid) zijn opgericht. Zo’n GIDPBW moet voldoen aan de voorwaarden van het KB van 27 oktober 2009 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, genomen ter uitvoering van artikel 38, § 1, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (programmawet dd. 11.07.2005, BS dd. 12.07.2005; beslissing nr. E.T.94.156 dd 25.07.2005).
Voormelde GIDPBW’s en externe diensten verrichten immers in het licht van de wet van 4 augustus 1996 diensten van dezelfde aard (risicobeheer, medisch toezicht …) en moeten dus een gelijke btw-behandeling ondergaan.
Fisconetplus, circulaire nr. 48, 14 juli 2017

Zomerfaciliteiten btw-aangifte en -listings

Naar jaarlijkse gewoonte staat de fiscus ook deze zomer een uitstel toe voor het indienen van de btw-aangifte en de intracommunautaire opgave.
 
Btw-aangiftes:

aangifte juni 2017: indienen ten laatste 10 augustus 2017
aangifte 2de kwartaal 2017: indienen tegen 10 augustus 2017
aangifte juli 2017: indienen tegen 10 september 2017

 
IC-opgaves:

IC-opgave juni 2017: indienen ten laatste 10 augustus 2017
IC-opgave 2de kwartaal 2017: indienen tegen 10 augustus 2017
IC-opgave juli 2017: indienen tegen 10 september 2017

 
Betalingen
De btw verschuldigd voor de maand juni of het tweede kwartaal moet in principe uiterlijk 20 juli 2017 betaald zijn, de voor de maand juli uiterlijk op 20 augustus 2017. Indien het bedrag betaald door een kwartaalaangever op de vervaldag van 20 juli, of dit betaald door een maandaangever op 20 juli en/of 20 augustus, kleiner is dan hetgeen werkelijk zou verschuldigd zijn, worden er nalatigheidsinteresten aangerekend. Deze worden evenwel, in principe zonder tussenkomst van de btw-plichtige, opgeheven indien aan bepaalde voorwaarden voldaan is op de hierboven bedoelde vervaldagen. Deze voorwaarden zijn in principe dat het vak 71 van de betreffende btw-aangifte niet meer bedraagt dan € 125.000 en voor (nog niet bevestigd):
 
a) kwartaalaangevers

​indiening, uiterlijk op 10 augustus 2017, van de aangifte voor de handelingen van het 2de kwartaal;
betaling uiterlijk op 20 juli 2017, van al de bedragen verschuldigd voor de handelingen  van het vroegere kwartaal, alsook van een som die tenminste gelijk is aan het bedrag ingeschreven in vak 71 van de aangifte voor de handelingen van het 1ste kwartaal 2017;
betaling, uiterlijk op 10 augustus 2017, van het bedrag dat verschuldigd blijft voor de handelingen van het 2de kwartaal 2017.

 
b) maandaangever – handelingen juni

​indiening, uiterlijk op 10 augustus 2017, van de aangifte voor de handelingen van juni;
betaling, uiterlijk op 20 juli 2017 van al de bedragen verschuldigd voor de handelingen van mei en de vroegere maanden, alsook van een som die ten minste gelijk is aan het bedrag ingeschreven in vak 71 van de aangifte voor de handelingen van mei 2017;
betaling, uiterlijk op 10 augustus 2017, van het bedrag dat verschuldigd blijft voor de handelingen van juni 2017.

 
c) maandaangever – handelingen juli

​indiening​, uiterlijk op 10 september 2017, van de aangifte voor de handelingen van juli;
betaling, uiterlijk op 20 augustus 2017, van al de bedragen verschuldigd voor de handelingen van juni en de vroegere maanden, alsook van een som die ten minste gelijk is aan het bedrag ingeschreven in vak 71 van de aangifte voor de handelingen van juni 2017;
betaling, uiterlijk op 10 september 2017, van het bedrag dat verschuldigd blijft voor de handelingen van juli 2017.

 
www.minfin.fgov.be, bericht 7 juli 2017

Factuurvermeldingen: postbusadres is voldoende volgens de AG van het Europese Hof

De btw-richtlijn voorziet in een reeks verplichte vermeldingen die een factuur moet bevatten. Eén daarvan is het ‘volledige adres’ van de leverancier. De Duitse fiscus weigerde bij de afnemer de btw-aftrek omdat de factuur enkel een postbusadres van de leverancier vermeldde, en niet het adres van waaruit de economische activiteiten worden uitgeoefend. Maar volgens de advocaat-generaal van het Europese Hof van Justitie volstaat even welk type adres, met inbegrip van een ‘brievenbusadres’, mits de betrokkene op dat adres daadwerkelijk bereikbaar is.
Nu afwachten of het Hof zelf de visie van haar advocaat-generaal zal volgen.
HvJ, C-374/16 en C-375/16, 5 juli 2017​