Cassatie bevestigt: geen btw-vrijstelling voor terbeschikkingstelling sportinfrastructuur waar exploitant onder meer instaat voor het onderhoud ervan

Een autonoom gemeentebedrijf exploiteert meerdere sportinrichtingen waar ze diensten verleent aan particulieren en verenigingen en clubs die gebruik maken van de faciliteiten.
De fiscus meent dat de terbeschikkingstelling van de sportinfrastructuur een vrijgestelde onroerende verhuur is (art. 44, § 3, 2° Wbtw).
Maar het Hof van Beroep in Luik oordeelde (2 maart 2016, rolnr. 2013/RG/1625) dat er in deze geen sprake is van een vrijgestelde verhuur, maar van het verlenen van toegang tot een sportinfrastructuur en het recht ervan gebruik te maken, omdat ​de exploitant

steeds de bovenhand houdt op de organisatie van de schema’s;
standaardformulieren opstelt die de kandidaat-gebruikers moeten invullen;
het onderhoud van de installaties verzekert;
een aanzienlijk aantal personeelsleden hiervoor inzet;
de verzekeringsnemer is voor het gebouw en de inhoud;
sancties oplegt en toegang weigert aan gebruikers die schade berokkenen of de reglementen niet naleven.

Volgens het Hof van Cassatie heeft het Hof van Beroep zijn beslissing afdoend gemotiveerd.

Cassatie, 24 november 2017, rolnr. F.16.0089.F

Dwangbevel gericht aan vereffende vennootschap in plaats van vereffenaar is nietig

Op 9 november 2004 stelt de fiscus een proces-verbaal op lastens een vennootschap waarbij wordt meegedeeld dat inzage was bekomen van een strafdossier waaruit is gebleken dat een circuit van valse facturen was opgezet waardoor die vennootschap ten onrechte btw had afgetrokken. De btw-plichtige had dit ook erkend tijdens de controle op 8 september 2004.
Maar bij buitengewone algemene vergadering van 23 december 2003 werd beslist tot de ontbinding van deze vennootschap en de vereffening werd afgesloten bij beslissing van de algemene vergadering van 1 maart 2004.
Het Hof stelt vast dat het bestreden dwangbevel werd uitgevaardigd na de sluiting van de vereffening van de vennootschap. De btw-wetgeving voorziet niet wie als schuldenaar van de btw moet worden aangemerkt als de vereffening van de btw-plichtige vennootschap reeds is afgesloten. Dus moeten de regels van het gemeen recht, in casu het Wetboek Vennootschappen, toegepast worden.
De sluiting van de vereffening van een vennootschap beëindigt het bestaan en de rechtspersoonlijkheid van die vennootschap, waardoor ze als afzonderlijk rechtssubject verdwijnt. Een schuldeiser van zo’n vennootschap kan gedurende een termijn van vijf jaar, te rekenen vanaf de bekendmaking van de beslissing tot sluiting van de vereffening, een vordering instellen tegen ‘de vereffenaar als zodanig’.
Volgens het Hof vaardigde de fiscus in deze zaak het dwangbevel niet uit tegen de vereffenaar van de vennootschap, maar op naam en adres (maatschappelijke zetel) van de vereffende vennootschap. Dat de btw-schuld betrekking heeft op handelingen die door de vennootschap voor haar vereffening werden gesteld, rechtvaardigt niet de uitvaardiging van het dwangbevel lastens de vennootschap na afsluiting van de vereffening, want de bevoegdheid om te handelen door middel van een dwangbevel bestaat immers alleen tegenover de wettelijke schuldenaar van de btw.
Van een materiële vergissing in de identificatie van de schuldenaar van de btw is volgens het Hof geen sprake, omdat het dwangbevel ook niet werd verzonden naar het adres van de vereffenaar maar naar de maatschappelijke zetel en naar het adres van de vennootschap. Het Hof verklaar het dwangbevel​ dan ook nietig.

HvB Antwerpen, 27 juni 2017, rolnr. 2015/AR/2497

Vernietiging gevraagd van de circulaire over het btw-tarief voor escape rooms

In de circulaire nr. 80 van 7 december 2017​​ licht de fiscus zijn standpunt toe met betrekking tot het btw-tarief van toepassing voor escape rooms (klik hier​ voor meer info).
De bvba Sleutelbeen c.s. heeft de nietigverklaring gevorderd van deze circulaire.
Deze zaak is ingeschreven onder rolnummer G/A. 224.448/XV-3647.
Bericht Raad van State, B.S. 22 maart 2018

Minister erkent 3 elektronische platformen voor bijzondere regeling deeleconomie

Met het KB van 29 maart 2018 erkent de minister de volgende elektronische platformen voor de toepassing van de bijzondere regeling voor de deeleconomie:

‘www.tutor4expats.be’ (vennootschap onder firma PMO-B) – vanaf 1 oktober 2017; 
‘www.wellness-web.be’ (bvba BM) – vanaf 1 december 2017; 
‘www.martha.be​’ (nv  Nestor) – vanaf 1 januari 2018

Update toepassing verlaagd btw-tarief voor meststoffen

Rubriek XII, 8., van tabel A van de bijlage bij het KB nr. 20 voorziet in een verlaagd btw-tarief van 6% voor meststoffen. De fiscus werkt zijn oude commentaar (beslissing nr. E.T.101.828 van 01.07.2002) bij want die verwees nog naar het KB van 7 januari 1998, wat echter werd vervangen door het KB van 28 januari 2013 (betreffende het in de handel brengen en het gebruiken van meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten).
De belangrijkste wijziging in het administratieve standpunt heeft betrekking op de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik vermengd met meststoffen en zuiveringsslib.
Normaliter heeft voormelde rubriek XII, 8. enkel betrekking op meststoffen, namelijk producten die voedingsstoffen leveren aan planten. Bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten genieten, behoudens enkele administratieve toleranties, geen verlaagd tarief.
De volgende producten vallen onder voormeld verlaagd tarief (met verwijzing naar de rubriek indien en waaronder ze in het KB dd. 28.01.2013 zijn opgenomen):

Meststoffen (hoofdstuk I);
Meststoffen op basis van secundaire elementen  (hoofdstuk II);
Organische bodemverbeterende middelen (hoofdstuk III.A);
Meststoffen die micronutriënten bevatten (hoofdstuk V);
Meststoffen voor de aanmaak van voedingsoplossingen voor hydrocultuur en substraatteelt (hoofdstuk VI);
De producten hiervoor niet bedoeld maar waarvoor de minister van Volksgezondheid de verhandeling en het gebruik als meststof toelaat, en enkel voor de duur van die toelating;
Zuiveringsslib (hoofdstuk VIII) waarvoor toelating is verkregen het te gebruiken als meststof in de landbouw – deze producten dienen een toelatingsnummer – SB-nummer – te hebben);
EG-meststoffen die voldoen aan de voorwaarden van de verordening (EG) 2003/2003 van 13.10.2003.

De volgende producten genieten bij administratieve tolerantie eveneens het verlaagd tarief van 6%:

Meststoffen of bodemverbeterende middelen die van de natuurlijke voortbrengselen van de hoeve voortkomen als deze:

in hun natuurlijke staat in de handel worden gebracht of gebruikt;
en geleverd worden als meststoffen of bodemverbeterende middelen;

Potgrond of teelaarde waar meststoffen aan werden toegevoegd in zo’n verhouding dat de verkregen samenstelling haar wezenlijk karakter aan de meststoffen ontleent, op voorwaarde dat het mengsel als meststof te koop wordt aangeboden (dus moet het ook beoogd zijn in één van voormelde hoofdstukken van het KB dd. 28.01.2013).​

 
De volgende producten vallen niet onder de toepassing van het verlaagd tarief en worden belast aan 21% (met verwijzing naar de rubriek indien en waaronder ze in het KB dd. 28.01.2013 zijn opgenomen):​​

Fysische bodemverbeterende middelen (hoofdstuk III.B);
Teeltsubstraten ​(hoofdstuk IV);
Aanverwante producten (hoofdstuk VII – producten op basis van dicyaandiamide);
Zuiveringsslib (hoofdstuk VIII) waarvoor geen toelating is verkregen het te gebruiken als meststof in de landbouw).

De volgende producten genieten het verlaagd tarief van 12% voorzien in rubriek III van de tabel B van de bijlage bij het KB nr. 20:

Een bestrijdingsmiddel beoogd door rubriek III van tabel B vermengd met een meststof beoogd door rubriek XII, 8. van tabel A van de bijlage bij het KB nr. 20 (ongeacht of dit product wel of niet is vermeld in hoofdstuk I van het KB dd. 28.01.2013).

Fisconetplus, circulaire nr. 32, 8 maart 2018

Ook vrijstelling voor gerechtsdeurwaarder als familiaal of schuldbemiddelaar en als voorlopig bewindvoerder

In zijn beslissing nr. E.T. 122.121 dd. 08.03.2012 becommentarieerde de fiscus de gevolgen van de afschaffing per 1 januari 2012 van de algemene btw-vrijstelling voor gerechtsdeurwaarders (klik hier voor meer info).
Die commentaar werd aangevuld door de beslissing nr. 122.121/2 dd. 23.04.2012 (meer info).
In een nieuwe circulaire (nr. 30 dd. 07.03.2018) vult de fiscus voormelde commentaar aan met betrekking tot de handelingen die een gerechtsdeurwaarder verricht in zijn aanstelling als:

voorlopig bewindvoerder: vrijgesteld van btw door artikel 44, § 2, 2° Wbtw als de gerechtsdeurwaarder overeenkomstig artikel 488bisvan het Burgerlijk Wetboek door een rechter is aangesteld;
schuldbemiddelaar in collectieve schuldenregeling: vrijgesteld van btw door artikel 44, § 2, 2° Wbtw
schuldbemiddelaar in minnelijke schuldenregeling: vrijgesteld van btw door artikel 44, § 2, 2° Wbtw
bemiddelaar in familiezaken: vrijgesteld van btw door artikel 44, § 2, 5° Wbtw, ongeacht of de gerechtsdeurwaarder handelt als erken of niet erkend familiaal bemiddelaar.

Fisconetplus, circulaire nr. 30, 7 maart 2018

Minister erkent 6 elektronische platformen voor bijzondere regeling deeleconomie

Met het KB van 28 januari 2018 erkent de minister de volgende elektronische platformen voor de toepassing van de bijzondere regeling voor de deeleconomie:

‘www.bijleszoeker.be’ (vzw Centrum voor duurzame digitale onderwijsontwikkeling) – vanaf 1 december 2017; 
‘www.plat-entre-voisins.be’ (commv. PLAT ENTRE VOISINS) – vanaf 1 december 2017; 
‘www.trixxo.be’ (nv Vdet) – vanaf 1 december 2017
‘www.sagio.be’ (vzw Sagio.be) – vanaf 10 december 2017; 
‘www.howala.com’ (vennootschap van Nederlandse recht Howala) – vanaf 1 januari 2018; 
‘www.deliveroo.be’ (bvba DELIVEROO BELGIUM) – vanaf 18 januari 2018;

Minister erkent 3 elektronische platformen voor bijzondere regeling deeleconomie en trekt één erkenning in

Met het KB van 13 december 2017 erkent de minister de volgende elektronische platformen voor de toepassing van de bijzondere regeling voor de deeleconomie:

‘www.hetbijlesbureau.be’ (commv. Het Bijlesbureau) – vanaf 1 oktober 2017
‘www.parcify.be’ en de verbonden mobiele applicatie (nv Parcify) – vanaf 1 oktober 2017; 
‘www.shortstreet.be’ (bvba LSQ) – vanaf 15 december 2017;

De erkenning toegekend aan het volgende elektronische platform en aan de verbonden mobiele applicatie wordt ingetrokken:

‘www.bringr.be’ en de verbonden mobiele applicatie (nv van publiek recht bpost) – erkenning ingetrokken vanaf 1 oktober 2017​.

Boete niet-gebruiken van een GKS: minister belooft minstens drie maanden tussen eerste en tweede boete

In zijn antwoord op een parlementaire vraag met betrekking tot het gebruik van een geregistreerd kassasysteem (GKS), geeft de minister enerzijds wat statistische info mee over het aantal registraties voor de GKS en de uitgevoerde controles m.b.t. het GKS.
Volgens de minister zullen de btw-plichtigen​ die bij een controle een boete hebben gekregen ​wegens het niet in gebruik hebben van een GKS, binnenkort opnieuw een controle krijgen indien zij in hun inrichting nog geen GKS hebben geregistreerd. 
Wat de boete betreft, moet er volgens de minister sowieso  rekening gehouden worden met een periode van minimaal drie maanden tussen de betekening van de eerste overtreding en een eventueel tweede bezoek.

Vr. & Antw. Kamer, 2017-2018, 54-143, 29 januari 2018, vraag nr. 1976, N. Lanjri, 8 december 2017

Boete van 200% terecht verminderd naar 50% wegens kleinschaligheid fraude en eerder passieve betrokkenheid

In het kader van een fraudeonderzoek bij een drankenhandel voor leveringen aan btw-plichtigen waarvoor geen factuur wordt uitgereikt, wordt bij een van de afnemers btw ingevorderd op niet aangegeven omzet, vermeerderd met een boete van 200%.
Het Hof van Beroep in Gent (dd. 05.04.2016) verminderde de boete tot 50%, waartegen de fiscus een voorziening in Cassatie indiende.
Cassatie bevestigt nu de uitspraak van het Hof van Beroep.
De rechters mogen een fiscale boete toetsen, maar dit toetsingsrecht houdt niet in dat de rechter op grond van een subjectieve appreciatie van wat hij redelijk acht, om loutere redenen van opportuniteit en tegen wettelijke regels in, boeten kan kwijtschelden of verminderen.
Volgens Cassatie heeft het Hof van Beroep de verlaging van de boete naar 50% voldoende gemotiveerd::

de omvang van de boete is niet in redelijke verhouding met de relatief beperkte omvang van de fraude;
het opleggen van de boete mag niet tot gevolg hebben dat de btw-plichtige onredelijk zwaar gestraft wordt; 
rekening houdend met slechts beperkte drankenafnames, is de btw-plichtige niet de bedenker​ van het grootschalig zwart circuit en speelde hij eerder een passieve rol in een fraudesysteem dat door de leverancier werd aangeboden;
een effectieve belastingverhoging van 50% is in redelijke verhouding met de zwaarte van de inbreuken en de concrete context waarin de fraude zich heeft afgespeeld.

Cassatie, rolnr. F.16.0160.N, 18 januari 2018