Overdracht onroerend goed in ruil voor inkoop eigen aandelen kan btw belastbare handeling zijn
Polfarmex is een in Polen gevestigde vennootschap op aandelen die btw-plichtige is voor de vervaardiging van farmaceutische producten. In het kader van een herstructurering van het bedrijfskapitaal beslist Polfarmex over te gaan tot het inkopen van een deel van haar aandelen die worden aangehouden door een andere vennootschap. Die laatste zou hiervoor van Polfarmex de eigendom van een aantal terreinen met bijhorende opstallen en uitrusting verkrijgen.
In een rulingaanvraag stelt Polfarmex dat de betrokken handelingen niet aan de btw onderworpen zijn omdat zij niet zou handelen in het kader van de uitoefening van haar economische activiteit.
In zijn ruling oordeelt de minister dat de overdracht van de onroerende goederen als tegenprestatie voor de intrekking van de aandelen wel moet worden beschouwd als een aan de btw onderworpen levering van goederen. Er ontstaat immers een verbintenis waarbij Polfarmex zich ertoe verbindt aan de andere vennootschap de eigendom van de onroerende goederen over te dragen in ruim voor de in te trekken aandelen.
Door over en weer eigendomsrechten over te dragen, zijn volgens het Hof de twee partijen dus tegelijk als leverancier en als verkrijger bij de handeling betrokken, en bijgevolg bestaat er een rechtsbetrekking waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld, waarvan de ene prestatie de tegenwaarde van de andere is.
Het Hof merkt op dat de leveringen van de onroerende goederen eventueel vrijgesteld kunnen zijn van btw, maar aangezien hierover geen informatie werd verstrekt, noch enige vraag gesteld, kan het Hof zich hier niet over uitspreken en zal de nationale rechter hierover moeten oordelen.
Wat de overdracht van de aandelen betreft, stelt het Hof dat die handeling mogelijks niet aan btw onderworpen is als het houden van die financiële deelneming geen economische activiteit vormt. Van een eventuele vrijstelling voor handelingen met betrekking tot aandelen vermeldt het Hof niets.
Dictum van het Hof
Artikel 2, lid 1, onder a), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat de overdracht, door een naamloze vennootschap aan een van haar aandeelhouders, van de eigendom van onroerende goederen die zoals in het hoofdgeding wordt verricht als tegenprestatie voor de inkoop, door deze naamloze vennootschap, in het kader van een in de nationale wetgeving voorziene regeling voor intrekking van aandelen, van de aandelen die deze aandeelhouder in haar vennootschapskapitaal aanhoudt, een aan de belasting over de toegevoegde waarde onderworpen goederenlevering onder bezwarende titel vormt, voor zover deze onroerende goederen bestemd zijn voor de economische activiteit van diezelfde naamloze vennootschap.
HvJ, C-421/17, Polfarmex, 13 juni 2018