Verhuur weide voor paarden met bewaking en gebruik infrastructuur is vrijgestelde verhuur
Een btw-plichtige met als activiteit onder meer de exploitatie van een manège, sluit met klanten overeenkomsten waarbij die laatsten hun paarden kunnen stallen bij de btw-plichtige.
De fiscus is van oordeel dat over de vergoedingen voor deze overeenkomsten (prairie-lease) btw verschuldigd is. De btw-plichtige daarentegen meent dat het gaat om een door artikel 44, § 3, 2° Wbtw vrijgestelde onroerende verhuur.
De rechtbank verwijst vooreerst naar de definitie van onroerende verhuur. Dergelijke handeling wordt gekenmerkt door het recht op genot dat de huurder krijgt op een onroerend goed:
voor een bepaalde duurtijd (kan beperkt zijn, zolang het maar niet incidenteel is)
tegen een vergoeding
waarbij de huurder het recht heeft het onroerend goed te gebruiken alsof hij de eigenaar is
en de huurder andere van dat genot kan uitsluiten
Bij een complexe dienst moet worden nagegaan of de rol van de verhuurder actiever is dan die bij een onroerende verhuur en de economische waarde van verschillende geleverde prestaties.
De formule prairie-lease biedt aan de klant de volgende elementen aan:
24 op 24 plaats in de weide (zomer en winter) met bewaking
voedsel (gras, hooi, heek naargelang het seizoen) en water
forfaitaire prijs per maand per paard/pony
Indien ze beschikbaar zijn mogen de klanten ook gebruik maken van de carrousel, de paardendouche en de ringen aan de binnenkoer om het paard tijdelijk vast te maken. Hoefsmid en dierenarts moeten door de klant zelf geregeld worden.
De rechtbank verwijst in zijn beoordeling naar zowel de rechtspraak van het Hof van Justitie in de zaak Temco als naar de rechtspraak die stelt dat diensten met betrekking tot sportbeoefening zoveel mogelijk als één geheel moeten worden beschouwd.
Met in het bijzonder een verwijzing naar de Temco rechtspraak, stelt de rechtbank dat de kwalificatie als onroerende verhuur niet is uitgesloten, wanneer de andere elementen waarmee rekening wordt gehouden een kennelijk bijkomstig karakter hebben ten opzichte van het deel van de tegenprestatie (huurprijs) dat met het tijdsverloop van het gebruik van het onroerend goed verband houdt of geen vergoeding vormt voor een andere prestatie dan enkel de terbeschikkingstelling van een goed.
Het essentiële kenmerk van de prairie-lease overeenkomsten is de verhuur aan eigenaars van paarden van weiden waar zij hun dieren in halve vrijheid kunnen loslaten, en waarbij ze zelf moeten instaan voor de verzorging van hun dieren. Dat de exploitant van de manege in geval van nood een dierenarts opbelt of aan de klanten de toestemming geeft hun paard na een wandeling voor een korte tijd aan een ring op de binnenkoer te bevestigen, is niet van dien aard dat de kwalificatie van de overeenkomsten zou wijzigen. Evenmin maken die elementen er een complexe dienst van. Het hoofdvoorwerp is en blijft de verhuur van onroerend goed.
Rb. Luxemburg, rolnrs. 17/342/A en 13/627/A, 6 september 2017