Geen verbeterend stuk nodig voor btw-teruggaaf bij verlies vordering ingevolge deficitaire vereffening schuldenaar

Artikel 77, § 1, 7° Wbtw voorziet in een teruggaaf van btw als de schuldvordering van de prijs geheel of ten dele verloren is gegaan. Deze teruggaaf wordt toegestaan zodra het geheel of gedeeltelijk verlies van de schuldvordering vaststaat. Wanneer dat is, hangt af van de omstandigheden eigen aan ieder geval.
Bovendien is de btw-plichtige om de teruggaaf te kunnen uitoefenen, verplicht om aan zijn medecontractant een verbeterend stuk uit te reiken met vermelding van het bedrag van de terug te geven btw (artikel 79, § 1 Wbtw ). Maar ingeval van faillissement van de schuldenaar moet de schuldeiser geen verbeterend stuk uitreiken, noch is de schuldenaar verplicht de btw terug te storten die hij oorspronkelijk in aftrek heeft gebracht en die door de schuldeiser wordt teruggevraagd.
De vereffenaars van een vennootschap hebben aan een schuldeiser geattesteerd dat de vereffening deficitair is en dat de schuldvordering als verloren moet worden beschouwd. Een dik jaar later keurt de ondernemingsrechtbank het verdeelplan goed met het oog op het afsluiten van de vereffening. Uit dit plan blijkt dat de schuldeiser geen betaling meer zal krijgen.
Daarop vraagt de schuldeiser de btw terug die begrepen is in de verloren gegane vordering. De fiscus betwist dit recht op teruggaaf niet, maar weigert de teruggaaf omdat de schuldeiser geen verbeterend stuk heeft uitgereikt zoals is opgelegd door artikel 79, § 1 Wbtw. En volgens de fiscus is een deficitaire vereffening niet hetzelfde als een faillissement, zodat de btw-plichtige geen gebruik kan maken van voormelde administratieve tolerantie om geen verbeterend stuk uit te reiken.
De rechtbank is het daar niet mee eens. In dit geval zijn de gevolgen van de deficitaire vereffening nagenoeg dezelfde als bij een faillissement. Ook hier kan de fiscus de afgetrokken btw maar moeilijk of zelfs niet recupereren. En dus is er geen reden om het verbeterend stuk, welke een controle-technische reden heeft, uit te reiken.
Het verschil in behandeling dat de fiscus maakt tussen een btw-teruggaaf bij faillissement van de schuldenaar, en die van een deficitaire vereffening van de schuldenaar, is niet evenredig en daarom in strijd met het neutraliteits- en doeltreffendheidsbeginsel.

Rb. Brugge, rolnr. 18/1956/A, 3 maart 2020

Commissie publiceert toelichting over in- en uitvoer kleine zendingen

De Europese Commissie publiceert nu ook een toelichting over de regels met betrekking tot de invoer en uitvoer van zendingen van lage waarde. Deze toelichting gaat ook kort in op de btw-regels maar is in hoofdzaak een aanvulling op de toelichting die de Commissie reeds eerder publiceerde over de vanaf 01.07.2021 van toepassing zijnde btw-regels voor e-commerce (OSS en IOSS 2021).

Taxud, nieuwsbericht, 22 december 2020

Aanpassingen btw-forfait kappers 3de kwartaal 2020

In het kader van de overheidsmaatregelen in de strijd tegen de coronacrisis laat de fiscus weten de btw-forfait voor kappers voor het derde kwartaal 2020 bij te sturen.
Verlaging forfait 3de kwartaal 2020
Voor kappers wordt de omzet van de patroon onder de forfaitaire regeling berekend op basis van een typeprijs die wordt vermenigvuldigd met een forfaitair vastgesteld aantal typediensten. Voor de btw-aangifte over het derde kwartaal 2020 wordt dat aantal typediensten als volgt verminderd:

heren:                 855 in plaats van 1140;
dames:               400 in plaats van 534.

Aanpassing btw-aangifte 3de kwartaal 2020
De btw-aangifte die voor het derde kwartaal is ingediend kan via Intervat alsnog aangepast worden. Blijkbaar gaat het niet om een nieuwe aangifte die moet worden ingediend, maar moet de ingediende aangifte geopend worden om vervolgens de aanpassingen door te voeren.
Verlaging forfait 4de kwartaal 2020
In tegenstelling tot wat door sommige beroepsorganisaties reeds is gemaild, is er nog geen definitieve beslissing genomen met betrekking tot de btw-forfait voor het vierde kwartaal. Dat er een verlaging zal komen, dat staat vast. Maar in welke mate zal afhangen van het feit of de kappers dit jaar nog mogen heropenen.

FOD Financiën, nieuwsbericht, 20 november 2020

Verplichte toepassing nieuwe reisbureauregeling uitgesteld tot 1 januari 2022

Omwille van de gevolgen die de reissector door de coronacrisis ondervindt, heeft de minister van financiën beslist de verplichte toepassing van de circulaire 2020/C/44 over de bijzondere reisbureauregeling en de btw-regeling voor reishandelingen waarop de bijzondere reisbureauregeling niet toepasselijk is (naar aanleiding van de aanpassingen van de btw-reisbureauregeling door de wet van 2 mei 2019) uit te stellen naar 1 januari 2022 in plaats van 1 april 2021 zoals eerst voorzien. Het gaat dan om reizen die vanaf die datum geboekt worden.
De fiscus zal hierover nog een addendum publiceren aan voormelde circulaire.
 

Uitbreiding naar heel België van de 6% btw op afbraak en heropbouw woning

Bij het akkoord tot de vorming van de regering Decroo I is overeengekomen om tijdelijk bijkomende situaties te voorzien waar in het kader van afbraak en heropbouw van woningen een verlaagd btw-tarief van 6% toegepast kan worden. 
Vandaag kan de afbraak en heropbouw van een woning, onder bepaalde voorwaarden, een verlaagd btw-tarief van 6% genieten. Eén van die voorwaarden is dat het gebouw gelegen moet zijn in één van de 32 bij koninklijk besluit vastgelegde steden (Antwerpen, Charleroi, Gent, Oostende, Mechelen, Bergen, La Louvière, Sint-Niklaas, Seraing, Luik, Leuven, Brugge, Kortrijk, Roeselare, Aalst, Dendermonde, Genk, Hasselt, Moeskroen, Doornik, Verviers, Namen, Elsene, Ukkel, Etterbeek, Brussel, Anderlecht, Sint-Gilles, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Jans-Molenbeek, Schaarbeek en Vorst). Deze bepalingen, die zijn opgenomen in rubriek XXXVII van de tabel A van de bijlage bij koninklijk besluit nr. 20 ter uitvoering van het Btw-wetboek, blijven onverminderd van toepassing.
Bovenop deze regeling voorziet een ontwerp van Programmawet ook in een tijdelijk verlaagd btw-tarief van 6% voor de volgende gevallen:

afbraak en heropbouw van de enige en eigen woning op de rest van het Belgische grondgebied (België, behalve de voormelde 32 steden);
afbraak en heropbouw op het Belgische grondgebied van een woning bestemd voor de verhuur aan een sociaal verhuurkantoor of voor de verhuur in het kader van een aan een sociaal verhuurkantoor toegekend beheersmandaat;
de verkoop van of de vestiging, overdracht of wederoverdracht van een zakelijk recht op een op het Belgische grondgebied na afbraak heropgebouwde woning die de koper zelf zal gebruiken als zijn enige en eigen woning of die de koper zal verhuren aan een sociaal verhuurkantoor of in het kader van een aan zo’n verhuurkantoor toegekend beheersmandaat.

Afbraak en heropbouw –  enige en eigen woning
De toepassing van deze tijdelijke btw-verlaging voor afbraak en heropbouw geldt op het gehele Belgische grondgebied, met uitzondering van de 32 bij KB vastgelegde steden bedoeld in rubriek XXXVII van de tabel A van de bijlage bij het KB nr. 20, onder de volgende voorwaarden:

de op de werken verschuldigde btw wordt opeisbaar tussen 1 januari 2021 en 31 december 2022;
het moet gaan om de enige en eigen woning: hierbij wordt geen rekening gehouden met andere woningen waarvan de bouwheer-natuurlijke persoon, ingevolge erfenis, mede-eigenaar, naakte eigenaar of vruchtgebruiker is;
de bouwheer-natuurlijke persoon moet er zonder uitstel zijn domicilie hebben en dit moet zo blijven tot 31 december van het vijfde jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming van het gebouw door die bouwheer-natuurlijke persoon;
de totale bewoonbare oppervlakte van voormelde woning mag niet meer bedragen dan 200m²;
de bouwheer-natuurlijke persoon moet voordat de btw opeisbaar wordt, een verklaring van voormelde bestemming indienen bij het bevoegd btw-kantoor met afschriften van de omgevingsvergunning en aannemingscontracten in bijlage;
de bouwheer-natuurlijke persoon moet een afschrift van voormelde verklaring bezorgen aan de dienstverrichter;
de btw moet opeisbaar worden uiterlijk op 31 december van het jaar van de eerste ingebruikneming;
de dienstverrichter moet op zijn factuur een verwijzing naar deze regeling aanbrengen.

Er is ook voorzien in een bijzondere bepaling dat als er reeds op een deel van de werken btw opeisbaar is geworden vóór 1 januari 2021, voormeld verlaagd btw-tarief toch van toepassing is op de rest van de werken waar de btw pas opeisbaar wordt na 31 december 2020. Maar dan moet de voormelde verklaring ingediend zijn uiterlijk 31 maart 2021.
Anderzijds, als de omgevingsvergunning voor de werken pas is aangevraagd vanaf 1 juli 2022, dan blijft de toepassing van dit verlaagd btw-tarief beperkt tot 25% van het totale bedrag van de in die aanvraag voor de omgevingsvergunning vermelde werken die in aanmerking komen voor de toepassing van dit verlaagd btw-tarief.
Voor de afbraak en heropbouw van een woning in een van de 32 bij KB vastgelegde steden bedoeld in rubriek XXXVII van de tabel A van de bijlage bij het KB nr. 20, blijven de huidige bepalingen van toepassing.

Afbraak en heropbouw – sociale verhuur
De toepassing van deze tijdelijke btw-verlaging voor afbraak en heropbouw geldt op het gehele Belgische grondgebied, onder de volgende voorwaarden:

de op de werken verschuldigde btw wordt opeisbaar tussen 1 januari 2021 en 31 december 2022;
de bouwheer moet na uitvoering van de werken de woning ofwel verhuren aan een sociaal verhuurkantoor, ofwel verhuren in het kader van een door de bouwheer aan een sociaal verhuurkantoor toegekend beheersmandaat, en dit gedurende een periode die ten vroegste eindigt op 31 december van het vijftiende jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming van de woning – deze minimumverhuurtermijn wordt, al naargelang het geval, vastgelegd in de met het sociaal verhuurkantoor afgesloten verhuurovereenkomst of overeenkomst inzake het beheersmandaat;
de bouwheer moet voordat de btw opeisbaar wordt, bij het bevoegd btw-kantoor een verklaring indienen dat de na afbraak heropgebouwde woning gedurende een periode van minstens 15 jaar verhuurd zal worden aan een sociaal verhuurkantoor – afschriften van de omgevingsvergunning en aannemingscontracten moeten bij die verklaring gevoegd worden;
de bouwheer moet een afschrift van voormelde verklaring bezorgen aan de dienstverrichters;
de btw moet opeisbaar worden uiterlijk op 31 december van het jaar van de eerste ingebruikneming;
de dienstverrichter moet op zijn factuur een verwijzing naar deze regeling aanbrengen.

Verkoop heropgebouwde woning na afbraak
De toepassing van voormeld verlaagd btw-tarief wordt ook uitgebreid naar de levering van en de vestiging, overdracht en wederoverdracht van een zakelijk recht op een woning en het bijhorend terrein, na de afbraak van een gebouw en de daarmee gepaard gaande heropbouw van een woning. Uiteraard voor zover de vrijstelling van artikel 44, § 3, 1° Wbtw niet van toepassing is.
De toepassing van deze tijdelijke btw-verlaging voor de levering (en zakelijke rechten) van een heropgebouwde woning na afbraak geldt enkel onder de volgende voorwaarden:

de op de levering (of zakelijk recht) verschuldigde btw wordt opeisbaar tussen 1 januari 2021 en 31 december 2022;
voormelde handeling moet betrekking hebben op een woning die na de levering (of het zakelijk recht):

uitsluitend of hoofdzakelijk als enige en eigen woning, met een maximum totaal bewoonbare oppervlakte van 200m², wordt gebruikt door de verkrijger (de ontwerptekst spreekt mijn inziens hier ten onrechte over de bouwheer-natuurlijke persoon – mijn inziens een vergissing ingevolge copy/paste) die er zonder uitstel zijn domicilie zal hebben en dit moet zo blijven tot 31 december van het vijfde jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming van het gebouw door de verkrijger;
door de verkrijger ofwel wordt verhuurd aan een sociaal verhuurkantoor, ofwel wordt verhuurd in het kader van een door de verkrijger aan een sociaal verhuurkantoor toegekend beheersmandaat, en dit gedurende een periode die ten vroegste eindigt op 31 december van het vijftiende jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming van de woning – deze minimumverhuurtermijn wordt, al naargelang het geval, vastgelegd in de met het sociaal verhuurkantoor afgesloten verhuurovereenkomst of overeenkomst inzake het beheersmandaat;

de leverancier moet voordat de btw opeisbaar wordt (of voor het belastbaar feit bij een verkoop op plan) bij het bevoegd btw-kantoor een verklaring indienen waarin hij verklaart dat het gebouw dat hij laat afbreken en heroprichten het voorwerp zal uitmaken van een levering (of zakelijk recht) om ofwel:

uitsluitend of hoofdzakelijk, als eigen woning te worden gebruikt door de persoon (‘verkrijger’ zou beter zijn) die er zonder uitstel zijn domicilie zal hebben;
verhuurd te worden, ofwel aan een sociaal verhuurkantoor ofwel in het kader van een aan een sociaal verhuurkantoor toegekend beheersmandaat;

bij voormelde verklaring moeten afschriften van de omgevingsvergunning, de aannemingscontracten voor de afbraak en de heropbouw en de compromis of de authentieke akte van de levering (of zakelijk recht) worden gevoegd;
voormelde verklaring moet mee ondertekend worden door de koper;
de leverancier moet een afschrift van voormelde verklaring bezorgen aan zijn medecontractant;
de leverancier moet een verwijzing naar deze regeling aanbrengen op zijn factuur en in de overeenkomst of de authentieke akte met betrekking tot de levering (of zakelijk recht).

Domiciliëringsvereiste
Voor de gevallen waarin de bouwheer-natuurlijke persoon of de verkrijger, in de woning zonder uitstel zijn domicilie moet hebben tot 31 december van het vijfde jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming, geldt dat als deze bestemmings- en domiciliëringsvereiste niet langer is vervuld binnen die vijfjarige periode, dan moet:

binnen de maand vanaf deze wijziging een verklaring ingediend worden bij het bevoegd btw-kantoor;
het genoten btw-voordeel teruggestort worden voor het jaar waarin die wijziging zich voordoet en voor de nog te lopen jaren tot beloop van een vijfde per jaar.

Minimum verhuurtermijn van 15 jaar
Als er zich tijdens de voormelde minimum verhuurtermijn van 15 jaar een wijziging voordoet waardoor de voorwaarden voor dit tijdelijk verlaagd btw-tarief niet langer vervuld zijn, dan moet de bouwheer-natuurlijke persoon (‘bouwheer’ is hier voldoende, dit hoeft geen natuurlijke persoon te zijn, dus aanpassing in wetsontwerp is aanbevolen) of de verkrijger:

binnen de maand vanaf deze wijziging een verklaring indienen bij het bevoegd btw-kantoor;
het genoten btw-voordeel terugstorten voor het jaar waarin die wijziging zich voordoet en voor de nog te lopen jaren tot beloop van een vijftiende per jaar.

Bewoonbare oppervlakte van maximum 200m²
Voor die situaties waar als voorwaarde geldt dat de woning maximum 200m² totaal bewoonbare oppervlakte mag hebben, zal de minister bevoegd zijn voor de manier waarop die bewoonbare oppervlakte wordt berekend.

Uitsluitingen
Van de tijdelijke btw-verlaging zijn uitgesloten:

werken in onroerende staat en andere onroerende handelingen die geen betrekking hebben op de eigenlijke woning, zoals bebouwingswerkzaamheden, tuinaanleg en oprichten van afsluitingen;
werken in onroerende staat en andere onroerende handelingen die tot voorwerp hebben de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van zwembaden, sauna’s, midgetgolfbanen, tennisterreinen en dergelijke installaties;
gehele of gedeeltelijke reiniging van een woning.

 

Opgelet met 6% btw voor poorten aan woningen van 10 jaar of ouder

Rubriek XXXI van de tabel A van de bijlage bij het KB nr. 20 voorziet onder meer in een verlaagd btw-tarief van 6% voor onroerende handelingen die de omvorming, renovatie, rehabilitatie, verbetering, herstelling of het onderhoud, met uitsluiting van de reiniging, geheel of ten dele van een woning tot voorwerp hebben. Een btw-plichtige onderneming die poorten levert en plaatst, past dit verlaagd btw-tarief toe als die poorten aan de woning worden vastgehecht. De fiscus daarentegen eist de toepassing van het normale btw-tarief van 21%.
In eerste aanleg (Antwerpen dd. 16.04.2018) krijgt de fiscus gelijk waarop de btw-plichtige beroep aantekent. Maar zonder succes.

Poorten en afsluitingen
Voor dit verlaagd btw-tarief is vereist dat de werken op de woning zelf betrekking hebben, en niet op de aanhorigheden ervan zoals de tuin. Wat afsluitingen betreft, en in het bijzonder de erin geïntegreerde poorten, heeft de fiscus steeds het standpunt ingenomen dat deze het verlaagd btw-tarief niet kunnen genieten. Of de toegangspoort al of niet is voorzien van attributen van de woonfunctie (bel, brievenbus, huisnummer) is hierbij van geen belang.
Voor hekkens of poortjes aanvaardt de fiscus dit verlaagd btw-tarief als ze ingewerkt zijn in muurtjes die grenzen aan de woning en die geen eigenlijke scheiding of afbakening van de eigendom vormen (beslissing nr. E.T. 80.398 dd. 01.10.1996).
Het verlaagd btw-tarief moet volgens het hof, als uitzondering op het btw-tarief van 21%, strikt geïnterpreteerd worden. Bovendien voorziet de wettelijke bepaling uitdrukkelijk dat het verlaagd tarief in geen geval van toepassing is op werk in onroerende staat en andere onroerende handelingen die geen betrekking hebben op de eigenlijke woning, zoals bebouwingswerken, tuinaanleg en het oprichten van afsluitingen.
Als de poorten niet zijn aangehecht aan de woning, kan het verlaagd btw-tarief sowieso niet van toepassing zijn. Maar anderzijds is de vasthechting ervan aan de woning daarvoor evenmin voldoende. Om onder de 6% te vallen moet de poort een aanhorigheid of verbetering van de privéwoning uitmaken. Dus niet enkel de verankering van de poort, maar ook de functie ervan is bepalend voor de toepassing van de 6%, zoals bv. een toegangspoort die, zoals een voordeur, toegang verschaft tot de woning zelf.
Toegangspoorten die niet geïntegreerd zijn in de muren van de woning en daartoe geen toegang verschaffen, maken geen deel uit van de woning. De plaatsing ervan kan dus niet worden beschouwd als een handelingen die betrekking heeft op de eigenlijke woning. Zulke leveringen met plaatsing zijn volgens het hof dan ook onderworpen aan het btw-tarief van 21%. En dat blijft zo zelfs als de poort, al dan niet met tussenplaatsing van een paal, aan de woning is vastgehecht. En of ze dan deel uitmaakt van een afscheiding van de eigendom van de openbare weg, of van een afscheiding tussen verschillende delen van de tuin, is evenmin van belang.
De ruling 2018.0458 dd. 19.06.2018 waarop de btw-plichtige zich beroept en waarin werd beslist dat muurvaste aan de woning gehechte toegangspoorten niet als een afsluiting of omheining, maar wel als een aanhorigheid van de woning kunnen worden beschouwd, moet volgens het hof dan ook in deze zin begrepen worden, net zoals voormelde beslissing nr. E.T. 80.398 (het hof gaat niet in op het feit dat een ruling enkel bindende kracht heeft ten aanzien van de aanvrager zelf en dat derden hier geen wettelijke kracht uit kunnen putten).
Het hof bevestigt dan ook de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de btw-plichtige niet heeft aangetoond aanspraak te kunnen maken op voormeld verlaagd btw-tarief.

Video- en parlofoon
Wat de installatie van video- en parlofoon betreft, stelt het hof dat het verlaagd btw-tarief voorzien in rubriek XXXI, § 3, 3°, d) van de tabel A van de bijlage bij het KB nr. 20 (de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van een elektrische belinstallatie, van brandalarmtoestellen, van alarmtoestellen tegen diefstal en van een huistelefoon) enkel van toepassing is voor zover die installatie aan de woning is gehecht. In het geval slechts en deel ervan aan de woning is gehecht en een ander deel ervan aan een onderdeel dat niet behoort tot de woning (bv. de voormelde poorten die geen deel uitmaken van de woning), dan moet het volgend onderscheid worden gemaakt:

als een opsplitsing mogelijk is, zal enkel het deel dat betrekking heeft op de woning het verlaagd btw-tarief kunnen genieten (mits uiteraard ook aan de andere voorwaarden is voldaan), tenzij dat deel slechts bijkomstig deel uitmaakt van een complexe overeenkomst die het verlaagd btw-tarief van 6% niet kan genieten (artikel 1, tweede lid, a KB nr. 20);
is voormelde opsplitsing niet mogelijk, dan gaat het om één enkele prestatie (HvJ dd. 27.10.2005, C-41/04,  Levob Verzekeringen) waarbij het vermoeden van artikel 64, § 3 Wbtw van toepassing is: behoudens tegenbewijs worden de handelingen geacht voor het geheel betrekking te hebben op de goederen of de diensten waarvoor het hoogste btw-tarief geldt. Het tegenbewijs zal volgens het hof niet tot gevolg hebben dat het verlaagd btw-tarief van 6% kan worden toegepast als zou blijken dat de handelingen die onder dit verlaagd btw-tarief vallen slechts bijkomstig deel uitmaken van een overeenkomst, die hoofdzakelijk andere diensten tot voorwerp heeft (artikel 1, tweede lid, a KB nr. 20).

In deze redenering besluit het hof dat ingevolge de beperkte interpretatie van het toepassingsgebied van het verlaagd btw-tarief dit tegenbewijs niet op algemene wijze kan voortvloeien uit de vaststelling dat de camera’s die niet aan de woning bevestigd zijn geen enkel nut hebben zonder het deel van de installatie dat zich in of aan de woning bevindt. Voormeld artikel 1, tweede lid, a) van het KB nr. 20, dat in een uitsluiting van het verlaagd btw-tarief van 6% voorziet voor handelingen die slechts bijkomstig deel uitmaken van een complexe handeling waarop het verlaagd btw-tarief van 6% niet van toepassing is, kan niet worden ingeroepen om de toepassing van het tarief van 6% te bepleiten voor de aan 21% btw onderworpen diensten die bijkomstig deel uitmaken van een complexe overeenkomst die hoofdzakelijk diensten tot voorwerp heeft die wel onderworpen zijn aan het verlaagd btw-tarief van 6%. In die gevallen blijft het voormelde vermoeden van artikel 64, § 3 Wbtw onverkort van toepassing.

Opgewekt vertrouwen en controlebevoegdheden
De btw-plichtige vroeg ook nog de vernietiging van de vordering van de fiscus omwille van een eerder uitgevoerde controle waarbij geen opmerkingen over de toepassing van het verlaagd btw-tarief van 6% werden gegeven en om reden dat de controleur zijn onderzoeksbevoegdheden buitensporig zou hebben uitgeoefend.
Wat die eerdere controle betreft, die gebeurde naar aanleiding van de aanvraag tot terugbetaling van een btw-tegoed waarbij enkele facturen en creditnota’s werden opgevraagd. Die controle betreft volgens het hof slechts een zeer beperkt aspect van het vierde kwartaal van 2004. Nergens blijkt dat een grondige controle heeft plaatsgevonden omtrent de toepassing van het verlaagd btw-tarief. De btw-plichtige toont evenmin aan dat hierover een akkoord gesloten werd met de fiscus, noch dat die laatste toen impliciet heeft aanvaard dat op de levering en plaatsing van poorten en video- of parlofoontoestellen in principe een btw-tarief van 6% van toepassing was.
En dat de controleur zijn controlebevoegdheden buitensporig zou hebben uitgeoefend door veel foto’s te nemen bij en vragen te stellen aan de klanten van de btw-plichtige, is volgens het hof niet het geval. Het hof verwijst hierbij nog naar een uitspraak van het Hof van Cassatie waarin is gesteld dat belastingambtenaren in beginsel wel degelijk vanop de openbare weg, met het oog op het bepalen van de belastingschuld, ongemerkt de beroepsactiviteiten van een btw-plichtige kunnen observeren, evenals de beroepshandelingen die deze stelt met andere btw-plichtigen, ook al vinden deze observaties herhaaldelijk plaats (F.18.0093.N dd. 14.12.2018).

HvB Antwerpen, rolnr. 2018/AR/1700, 11 februari 2020

Soms 6% voor facings voor tanden

Facings voor tanden (stukjes in porselein of kunststof om verkleuring, spleetjes, afgebroken of te kleine tand, enzovoort te verhelpen – ook veneers of facetten genoemd) zijn in België in principe onderworpen aan 21% btw. Maar in sommige gevallen is het verlaagd btw-tarief van 6% voorzien in rubriek XXIII, 2 van tabel A van de bijlage bij het KB nr. 20 (kunsttanden en dergelijke) van toepassing. Enkel als vóór de plaatsing van de facings een deel van de tanden moet worden bijgewerkt (i.e. elke behandeling waarbij een deel van het glazuur van de tanden wordt verwijderd), dan gaat het volgens de fiscus om kunsttanden en dergelijke waarop het verlaagd tarief van toepassing is.
Het is degene die de btw hierop aan de Staat verschuldigd is, die het bewijs moet leveren dat voormelde voorwaarde vervuld is. Die bestemming van de facings moet blijken uit de wijze waarop ze te koop worden aangeboden (de verpakking, de reclame die rond het product wordt gevoerd, …).
Voor het verlaagd btw-tarief speelt het geen rol of de facings gebruikt worden in het kader van ingrepen of behandelingen met een therapeutisch of reconstructief doel, dan wel om louter esthetische redenen.

Fisconetplus, circulaire nr. 2020/C/98, 13 juli 2020

Impact btw-verlaging horeca voor betrokken forfaitaire regelingen

In het kader van economische herlanceringsmaatregelen ingevolge de coronacrisis besliste de regering op 6 juni 2020 om vanaf de heropening van de horeca op 8 juni 2020 tijdelijk – tot 31 december 2020 – het btw-tarief te verlagen voor het verschaffen in restaurants en cafés en, meer algemeen, in omstandigheden voor het verbruik ter plaatse, van spijzen (verlaging van 12% naar 6%) en/of alcoholvrije dranken (verlaging van 21% naar 6%).
Voormelde alcoholvrije dranken zijn de andere dranken dan:

bieren met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 0,5 % vol.
andere dranken dan bieren met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol.

Voor de leveringen (afhaal/bezorging) blijven de gewone regels gelden.
Voor elke forfaitaire btw-regeling waarop deze tijdelijke btw-verlaging een invloed heeft, publiceert de fiscus een toelichting:

bakkers, brood- en banketbakkers
caféhouders
consumptie-ijsbereiders
exploitanten van frietkramen
foornijveraars
slagers en spekslagers

FOD Financiën, nieuwsbericht, 3 juli 2020

Wijzigingen aan btw-forfaits ingevolge coronamaatregelen

In het kader van de overheidsmaatregelen in de strijd tegen de coronacrisis laat de fiscus weten voor het tweede kwartaal 2020 de volgende steunmaatregelen te nemen voor btw-plichtigen van wie de omzet onder één van de volgende forfaitaire regelingen wordt vastgesteld.

Kappers – aanpassing aantal typehandelingen (F05)
Voor kappers wordt de omzet van de patroon onder de forfaitaire regeling berekend op basis van een typeprijs die wordt vermenigvuldigd met een forfaitair vastgesteld aantal typediensten. Voor de btw-aangifte over het tweede kwartaal 2020 wordt dat aantal typediensten als volgt verminderd:

heren:                 543 in plaats van 1140;
dames:               254 in plaats van 534.

Foornijveraars – verlaging minimum standgelden (F19)
Ingevolge de door de overheid genomen maatregelen hebben de foornijveraars tijdens het 2de kwartaal van 2020 geen enkele activiteit kunnen uitoefenen. Zij moeten in de regel een nihil btw-aangifte indienen voor het 2de kwartaal 2020.
Als de heropening van de kermissen zoals voorzien kan doorgaan op 1 augustus 2020, moet op het berekeningsblad voor het 3de kwartaal 2020 voor vermaak- of spektakelinrichtingen opgesteld op kermissen en jaarmarkten, het forfaitair vastgelegd minimum per kwartaal van 850 euro (Kader I, A. en Kader III, A.) vervangen worden door 560 euro.

FOD Financiën, nieuwsbericht, 3 juli 2020

Nu ook btw-bonnetje uitreiken voor een zakje chips

In de strijd tegen de coronacrisis besliste de regering tot eind dit jaar het btw-tarief voor restaurant- en cateringdiensten, met inbegrip van de alcoholvrije dranken, te verlagen naar 6%. Die verlaging is opgenomen in het KB van 8 juni 2020.
De fiscus geeft nu ook op deze btw-verlaging zijn commentaar in zijn circulaire 2020/C/86 dd. 29.06.2020.

Tijdelijke btw-verlaging
Voormeld KB van 8 juni 2020 voorziet een verlaging van de btw naar 6% voor alle restaurant- en cateringdiensten, vanaf 8 juni 2020 tot 31 december 2020, met uitzondering van de volgende dranken die verder als ‘alcoholische dranken’ worden aangeduid:

bieren met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 0,5 % vol.;
andere dranken met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol.

Alle andere dan voormelde dranken worden hierna als ‘alcoholvrije dranken’ aangeduid.
De circulaire vermeldt inzake het tijdelijk karakter van deze btw-verlaging enkel dat ze geldt voor de voormelde handelingen waarvoor de btw opeisbaar is geworden vanaf 8 juni 2020 tot en met 31 december 2020. Er worden ter zake geen overgangsregelingen voorzien. Dat betekent bv. dat als een particulier in december 2020 op café enkele alcoholvrije dranken nuttigt en zijn rekening hiervoor pas betaalt op 3 januari 2021, dan is de exploitant van het café toch 21% btw verschuldigd. Want als een btw-plichtige die gewoonlijk diensten verricht voor particulieren, aan een particulier een dienst verricht waarvoor hij geen factuur moet uitreiken, dan wordt de btw pas opeisbaar op het tijdstip waarop de betaling wordt ontvangen en niet als de dienst is verricht (artikel 22bis, § 3 Wbtw).

Beoogde handelingen
De tijdelijke btw-verlaging heeft betrekking op het verschaffen in restaurants en cafés en, meer algemeen, in omstandigheden voor het verbruik ter plaatse van spijzen (verlaging van 12% naar 6%) en/of alcoholvrije dranken (verlaging van 21% naar 6%). Het speelt hierbij geen enkele rol of deze diensten worden verstrekt in een restaurant, fastfoodrestaurant, zelfbedieningsrestaurant, brasserie, café, kantine, hotel, foodtruck, marktkraam, enzovoort.
Worden voor een enige prijs zowel naast voormelde diensten ook nog alcoholische dranken verschaft voor het verbruik ter plaatse, dan moet die prijs worden uitgesplitst in enerzijds een deel voor de spijzen en/of alcoholvrije dranken waarop het verlaagd btw-tarief van 6% van toepassing is, en anderzijds een deel voor de alcoholische dranken waarop het btw-tarief van 21% van toepassing is. Over hoe die opsplitsing moet gebeuren zegt de circulaire niets. Hiervoor kan dus teruggegrepen worden naar de circulaire 2019/C/26 dd. 04.04.2019. Wat de daarin voorziene forfaitaire methode betreft waarbij forfaitair 35% van de totaalprijs aan de dranken wordt toegewezen is mogelijks een verdere opsplitsing van die 35% nodig omdat dit forfaitair bepaald deel op zowel alcoholische als alcoholvrije dranken betrekking kan hebben.

Voorverpakte voedingswaren
Over de verkoop van voorverpakte producten (bv. pakje chips, reep chocolade, worst, ijsje, kaas- of salamiblokjes, enzovoort) in omstandigheden voor het verbruik ter plaatse, past de fiscus zijn zienswijze aan. In zijn circulaire 2017/C/70 dd. 06.11.2017 stelde hij nog dat hier onverminderd het btw-tarief van 21% van toepassing was aangezien het niet om een maaltijd zou gaan. Maar door de btw-plichtige versneden kaasblokjes en stukjes salami die de klant voor verbruik ter plaatse bestelt, worden wel als een ‘maaltijd’ beschouwd.
De fiscus ging hier volledig voorbij aan de definitie van een restaurant- of cateringdienst zoals die is opgenomen in de uitvoeringsverordening 282 dd. 15.03.2011, waar er sprake is van het verstrekken van bereide of onbereide spijzen en/of dranken (zie ook Fisc. Act. 2015, 9/4).
De fiscus schikt zich nu naar die uitvoeringsverordening en aanvaardt dat het verschaffen van die voorverpakte producten in omstandigheden voor het verbruik ter plaatse wel degelijk kwalificeert als een restaurant- of cateringdienst en dus aan het daarvoor geldende verlaagd btw-tarief is onderworpen.
Dat betekent ook dat deze omzet voortaan meetelt voor de drempel van 25.000 euro om na te gaan of het gebruik van een geregistreerd kassasysteem (GKS) in de betrokken inrichting verplicht is. Nog een ander gevolg is dat als het gebruik van een GKS niet verplicht is en zo’n GKS evenmin vrijwillig wordt gebruikt, de btw-plichtige een btw-bonnetje moet uitreiken als hij voormelde voorverpakte voedingswaren verkoopt in omstandigheden voor het verbruik ter plaatse. De fiscus heeft ondertussen mondeling bevestigd dat hierop momenteel geen uitzonderingen voorzien worden. Dus wie voor deze handelingen geen btw-bonnetje wil uitreiken en evenmin het risico wil lopen op boetes wegens het niet-uitreiken ervan, zal vrijwillig moeten overschakelen op een GKS.

Aanpassing GKS
Btw-plichtigen die een GKS gebruiken moeten zo snel mogelijk de door de btw-verlaging getroffen artikelen aan de juiste tariefcode koppelen (A = 21%, B = 12%, C = 6% en D = 0%). De fiscus bevestigt dat als die aanpassingen niet tijdig werden doorgevoerd – de tijdelijke btw-verlaging is al van toepassing sinds 8 juni 2020 – dan mag de btw-plichtige nadien alsnog op basis van de details van de ingegeven verrichtingen (bv. de dagrapporten), het juiste btw-tarief toepassen en de juiste bedragen opnemen in zijn periodieke btw-aangifte. Het toe te passen btw-tarief hangt immers niet af van een codering in een GKS, maar van wat is bepaald in de wetgeving. De btw-plichtige moet dan wel in dit geval voldoende bewijskrachtige en gedetailleerde gegevens van die herberekening bewaren gedurende de wettelijk bewaringstermijn van zeven jaar (artikel 60, § 4 Wbtw).

Btw-bonnetje
De fiscus aanvaardt dat btw-plichtigen die btw-bonnetjes moeten uitreiken, het daarop voorgedrukte btw-tarief van ‘12%’ manueel mogen doorhalen en vervangen door ‘6%’ en dus geen nieuwe ontvangstbewijsboekjes moeten bestellen.

Fisconetplus, circulaire 2020/C/86, 29 juni 2020

Geen uitstel meer voor btw-verplichtingen

In het kader van de coronacrisis verleende de fiscus onder meer uitstel voor de indiening van btw-aangiftes, de klantenlisting  en de betaling van verschuldigde btw. Voor de handelingen vanaf mei 2020 wordt geen uitstel meer verleend.
Dus moet uiterlijk 20 juni 2020:

de btw-aangifte over de maand mei 2020 ingediend worden;
de intracommunautaire opgave over de maand mei 2020 ingediend worden;
de verschuldigde btw die blijkt uit de btw-aangifte over de maand mei 2020 betaald worden (dus nog voordat de btw van de aangifte van april moet worden betaald – 20 juli 2020).

Maandaangevers die recht hebben op maandelijkse btw-teruggaaf (starters en vergunninghouders) moeten, om binnen de normale termijn hun btw-tegoed volgend uit de btw-aangifte van de maand mei 2020 terugbetaald te krijgen, die aangifte ook ten laatste op 20 juni 2020 indienen.
Btw-plichtigen die hun activiteiten hebben stopgezet na 30 april 2020 hebben terug drie in plaats van vier maanden, te rekenen vanaf de datum van die stopzetting, om hun klantenlisting in te dienen.

FOD Financiën, nieuwsbericht, 9 juni 2020

Btw-verlaging naar 6% voor de horeca tot eind 2020

In het kader van economische herlanceringsmaatregelen ingevolge de coronacrisis, heeft de regering beslist een tijdelijke btw-verlaging door te voeren voor de horeca. Het KB dat deze maatregel zal invoeren, moet nog worden gepubliceerd.

Tijdelijke btw-verlaging
Het gaat om een verlaging van de btw naar 6% voor alle restaurant- en cateringdiensten, vanaf 8 juni 2020 tot 31 december 2020, met uitzondering van:

bieren met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 0,5% vol.;
andere dranken met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2% vol.

De loutere leveringen (afhaal) en het verstrekken van voormelde alcoholische dranken voor verbruik ter plaatse blijft onderworpen aan 21% btw.
De btw-verlaging geldt voor alle restaurant- en cateringdiensten in zowel vaste als mobiele inrichtingen, dus ook voor het louter verstrekken van dranken (met uitzondering van de twee voormelde categorieën van alcoholische dranken) in cafés, tavernes, enzovoort waar ze ter plaatse worden geconsumeerd, zonder dat daarbij maaltijden worden afgenomen (de loutere levering ervan – afhaal – is reeds aan 6% onderworpen).
De fiscus zal hierover nog een uitgebreide commentaar publiceren, net als een verduidelijking van de impact van deze btw-verlaging op de forfaitaire btw-regeling voor de horeca.

Aanpassingen aan GKS uitvoeren
Uiteraard heeft deze btw-verlaging ook zijn gevolgen voor het gebruik van een kassasysteem. Het spreekt voor zich dat de geregistreerde kassasystemen in die zin moeten worden aangepast.
Standaard zijn in zo’n GKS 4 btw-codes voorzien:

A:        21 %
B:        12 %
C:          6 %
D:          0 %

De codes zelf moeten niet aangepast worden. Alle artikelen gekoppeld aan de code B moeten nu gekoppeld worden aan de code C. Ook de dranken die ter plaatse worden verbruikt moeten gekoppeld worden aan de code C in plaats van de code A, met uitzondering van de twee voormelde categorieën van alcoholische dranken waarvoor de code A van toepassing blijft.
Btw-plichtigen moeten van deze aanpassingen dus snel werk (laten) maken. De fiscus raadt ten zeerste af de gekoppelde codes te behouden en in de plaats de btw-tarieven van die codes aan te passen. Evenmin mogen exploitanten voor de verstrekte restaurant- en/of cateringdiensten waarvoor het verlaagd btw-tarief van 6% geldt, gemakkelijkheidshalve de code ‘take-out’ gebruiken.
Maar als die aanpassing niet tijdig lukt, dan nog moeten de betrokken exploitanten de mogelijkheid hebben om op basis van de details van de ingegeven verrichtingen, het juiste btw-tarief toe te passen voor het invullen van hun btw-aangifte. Het toe te passen btw-tarief hangt immers niet af van een codering in een GKS, wel van de wetgeving. Feit is wel dat het GKS-ticket dan niet correct is, omdat het niet het juiste btw-tarief vermeldt. Maar het zou toch straf zijn als de fiscus daarvoor boetes zou uitschrijven.
Als de exploitant zou beslissen zijn prijzen aan te passen, dan moeten die uiteraard ook in het GKS aangepast worden.

FOD Financiën, nieuwsbericht 6 juni 2020