Belastingteruggaven mogen aangewend worden voor btw-schulden waarvoor een afbetalingsplans is toegekend

Btw-plichtigen die een uitstaande btw-schuld hebben, kunnen hiervoor een afbetalingsplan aanvragen. Het is de ontvanger die hierover beslist. In het kader van de coronacrisis kan er eveneens een individuele steunmaatregel aangevraagd worden die inhoudt dat de btw-schuld in schijven mag worden afbetaald, vrijstelling wordt verleend voor de nalatigheidsinteresten en boetes worden kwijtgescholden.
Het kan gebeuren dat de btw-plichtige later een recht op teruggaaf verkrijgt van btw of andere belastingen. Volgens de minister kan de fiscus dan beslissen om een aanwending zonder formaliteiten door te voeren waardoor de door de fiscus terug te geven som in mindering wordt gebracht van de uitstaande btw-schuld. De fiscus is dus niet verplicht om die teruggaaf ook effectief aan de btw-plichtige terug te betalen die vervolgens zijn afbetalingsplan verder uitvoert. Door deze aanwending komt de fiscus niet terug op het voordeel van het afbetalingsplan of van de steunmaatregelen, maar het versnelt de maandelijkse termijnen die in het kader van het afbetalingsplan verschuldigd zijn en het vermindert de eventuele nalatigheidsinteresten.
De minister bevestigt nog dat de aanwendingen zonder formaliteiten het voorwerp zijn van een zorgvuldig onderzoek, waarbij er maximaal beoogd wordt de onderneming voldoende van de financiële ruimte te laten om de coronacrisis te doorstaan.

Vr. & Antw. Kamer, 2019-2020, 55-029, 2 december 2020, vraag 5, S. Matheï, 29 oktober 2020

Programmawet gepubliceerd in Staatsblad

Het Staatsblad van 30 december 2020 publiceert de programmawet dd. 20.12.2020 die inzake btw het volgende omvat:

tijdelijke btw-verlaging in 2021-2022 voor afbraak en heropbouw van privéwoningen;
aanpassing aan artikel 62bis, 2de lid Wbtw.​

Programmawet van 20 december 2020, B.S. 30 december 2020

Nultarief tot eind 2022 op COVID-19-vaccins en -testkits – verlenging btw-verlaging mondmaskers en handgels

Het Belgisch Staatsblad van 30 december 2020 publiceert de wet van 20 december 2020​ houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie. Die wet voorziet inzake btw in:

een verlenging van de btw-verlaging naar 6% op mondmaskers en hydroalcoholische gels tot 31 maart 2021;
een nultarief voor COVID-19-vaccins en -testkits en daarmee nauw samenhangende diensten vanaf 01.01.2021 tot 31.12.2022.​

Met betrekking tot het nultarief voor vaccins en testkits geeft de fiscus nu ook toelichting in een circulaire.
Bedoelde goederen
Volgens de fiscus gaat het om de volgende goederen ongeacht wie de verkoper en de koper zijn:

de COVID-19-vaccins die een Europese marktvergunning hebben gekregen en als geneesmiddelen zijn geregistreerd door de minister bevoegd voor volksgezondheid;
diagnostische tests voor deze ziekte zoals onder meer PCR testen (nucleïnezuurtesten) en antigentesten via een staalafname uit de neus, serologische testen via bloedafname en (antilichaam)zelftesten. De diagnostische testen dienen te beantwoorden aan de vereisten van de EU op het vlak van medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (richtlijn 98/79/EG dd. 27.10.1998 en Verordening (EU) 2017/746 dd. 05.04.2017).

Voor de invoer van vaccins en diagnostische tests geldt nog tijdelijk, momenteel voorzien tot 30.04.2021, een volledige btw-vrijstelling (circulaire 2020/C/54 dd. 17.04.2020), welke voorrang heeft op het nultarief. Eens die tijdelijke maatregel afloopt, dan kan het nultarief toegepast worden.

Bedoelde diensten
De fiscus neemt aan dat de met deze goederen samenhangende diensten die ook voormeld nultarief kunnen genieten, de volgende zijn:

het afnemen van de test;
de analyse van de test bij het toegewezen labo;
het toedienen van een vaccin.

Voor zover deze diensten onder een vrijstelling van artikel 44, § 1, of § 2, 1° Wbtw vallen, is deze vrijstelling van toepassing en niet het nultarief. Er is in dat geval geen recht op btw-aftrek.

Wet van 20 december 2020, B.S. 30 december 2020; Fisconetplus, circulaire 2021/C/3, 11 januari 2021

 

Aanpassingen btw-forfait kappers 4de kwartaal 2020

In het kader van de overheidsmaatregelen in de strijd tegen de coronacrisis laat de fiscus weten de btw-forfait voor kappers voor het vierde kwartaal 2020 bij te sturen.
Verlaging forfait 4de kwartaal 2020
Voor kappers wordt de omzet van de patroon onder de forfaitaire regeling berekend op basis van een typeprijs die wordt vermenigvuldigd met een forfaitair vastgesteld aantal typediensten. Voor de btw-aangifte over het derde kwartaal 2020 wordt dat aantal typediensten als volgt verminderd:

heren:                 307 in plaats van 1140;
dames:               144 in plaats van 534.

FOD Financiën, nieuwsbericht, 20 november 2020

Fiscus gehouden tot vrijwaring van door btw-plichtige aan klant terug te betalen btw die op basis van een administratief standpunt ten onrechte werd aangerekend

Een commercieel bedrijf verzorgt opleidingen tot lijnpiloot. Over de gevraagde vergoedingen rekent zij 21% btw aan. De raad van State oordeelde al in 2005 dat ook beroepsopleidingen door commerciële ondernemingen onder de vrijstelling van artikel 44, § 2, 4° Wbtw oud vallen. In zijn antwoord van 1 juli 2005 op een parlementaire vraag stelt de minister dat aan een wetsontwerp wordt gewerkt om voormeld artikel aan te passen en dat commerciële ondernemingen in afwachting van die wijziging de vrijstelling kunnen toepassen, maar evenzeer ervoor mogen kiezen hun  beroepsopleidingen zoals voorheen te blijven belasten. Die wetswijziging werd uiteindelijk doorgevoerd met ingang van 1 januari 2014. Sindsdien kunnen enkel openbare besturen en instellingen zonder winstoogmerk zich nog op de onderwijsvrijstelling beroepen.
Het Hof van Cassatie oordeelde in 2010 (F.08.0010.N dd. 14.01.2010) dat de georganiseerde pilootopleiding onder de btw-vrijstelling van artikel 44 § 2, 4° Wbtw valt en dat commerciële ondernemingen eveneens aanspraak kunnen maken op die btw-vrijstelling.
Toch bleef de betrokken onderneming na de arresten van de Raad van State en het Hof van Cassatie btw aanrekenen op de opleidingen tot lijnpiloot, zich daarbij baserend op voormeld antwoord van de minister.
Volgens de rechtbank blijkt uit wat voorafgaat dat beroepsopleidingen door artikel 44, § 2, 4° Wbtw vrijgesteld zijn van btw. Daar kunnen aanschrijvingen en antwoorden op parlementaire vragen niets aan wijzigen. De onderneming rekende dus ten onrechte, in strijd met de openbare orde, btw aan over de beroepsopleidingen. De cursisten hebben dus ten onrechte btw betaald. Daarom is de onderneming verplicht die btw aan de cursist (dewelke de rechtszaak aanspande tegen de opleidingsverstrekker) terug te betalen, met moratoriumintresten vanaf de datum van de aanmaning tot terugbetaling.
Maar de rechtbank is het met die onderneming eens dat zij werd misleid door de fiscus die haar de mogelijkheid bood, om in strijd met de wetgeving, toch btw te blijven aanrekenen in afwachting van de aangekondigde wetswijziging. De eis van de onderneming tot vrijwaring door de fiscus is dan ook gegrond in de mate dat die onderneming de btw aan de cursist moet terugbetalen. De fiscus moet dus deze btw die de onderneming eerder heeft afgedragen aan deze laatste terugbetalen.

Rb. Brugge, rolnr. 18/984/A, 30 maart 2020

Rechtbank verminderd boetes voor ontbreken dagontvangstenboek, garageregister en niet-bewaring van verplicht te bewaren stukken

Een btw-plichtige actief in de autosector krijgt ingevolge een controle de volgende boetes opgelegd:

het niet houden van een dagboek van ontvangsten: 1.500 euro;
het niet bewaren van boeken en stukken waarvan het houden of uitreiken is voorgeschreven krachtens het Btw-wetboek: 1.000 euro;
het niet houden van het register dat overeenkomstig artikel 28 van het KB nr. 1 van 29.12.1992 dient gehouden te worden: 1.500 euro.

De rechter vindt dat voor deze overtredingen terecht boetes worden opgelegd, maar is ook van oordeel dat in de gegeven omstandigheden moet worden vastgesteld dat de opgelegde bedragen onevenredig zijn met de begane inbreuken. De opgelegde boetes moeten dus herleid worden tot redelijke proporties. Daarom besluit de rechtbank de boetes als volgt te verminderen:

het niet houden van een dagboek van ontvangsten: 500 i.p.v. 1.500 euro;
het niet bewaren van boeken en stukken waarvan het houden of uitreiken is voorgeschreven krachtens het Btw-wetboek: 500 i.p.v. 1.000 euro;
het niet houden van het register dat overeenkomstig artikel 28 van het KB nr. 1 van 29.12.1992 dient gehouden te worden: 500 i.p.v. 1.500 euro.

Rb. Brugge, rolnr. 19/191/A, 10 maart 2020

Normale waarde als minimum maatstaf van heffing voor verkoop oldtimer door vennootschap aan vaste vertegenwoordiger van haar bestuurdersvennootschap

Een btw-plichtige vennootschap koopt na een schadegeval een oldtimer (Bentley Drophead Coupé S1 Continental) voor 75.000 euro en schrijft het voertuig in op haar naam. Enkele maanden na de aankoop en na aan het voertuig herstellingen te hebben uitgevoerd, verkoopt die vennootschap het voertuig voor 120.000 euro aan de vaste vertegenwoordiger van haar bestuurdersvennootschap. Over dit bedrag wordt ook btw afgedragen.
De fiscus vordert echter de btw op 330.000 euro, namelijk het bedrag waaraan het voertuig kort daarna te koop wordt gesteld.  Dit is eveneens het verzekerde bedrag voor dit voertuig. En omdat de verkoop gebeurde door de vennootschap aan de vaste vertegenwoordiger van haar bestuurdersvennootschap, moet er volgens de fiscus toepassing gemaakt worden van artikel 33, § 2 Wbtw. Dat artikel voorziet de normale waarde als minimum maatstaf van heffing voor handelingen tussen verbonden partijen (waaronder vennootschap-bestuurder) waarbij de begunstigde de btw niet of niet volledig kan aftrekken en de gevraagde prijs lager ligt dan die normale waarde.
De btw-plichtige betwist niet dat deze minimum maatstaf van heffing van toepassing is, maar wel de normale waarde van 330.000 euro die de fiscus daar op kleeft.
De voor artikel 33, § 2 Wbtw toe te passen normale waarde, is in principe gelijk aan het volledige bedrag dat een afnemer in de handelsfase waarin de goederen of de dienst wordt verricht bij eerlijke concurrentie zou moeten betalen aan een onafhankelijke leverancier of dienstverrichter.
Uit voormelde gegevens, en het feit dat wagen ook op een veilingwebsite te koop werd aangeboden voor een bedrag van 285.000 euro. De deskundigen van die website schatten de waarde van het voertuig tussen de 315.000 en 350.000 euro. Bovendien staat het voertuig ook nog steeds te koop voor 330.000 euro op een andere website voor oldtimers. En het verzekerde bedrag van 330.000 werd vastgesteld op basis van een schatting door een erkend expert van de Belgische Federatie voor Oude Voertuigen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van deze verschillende deskundigenverslagen de normale waarde van het voertuig inderdaad 330.000 euro bedraagt. Het is bovendien niet aannemelijk dat dit voertuig te koop zou worden aangeboden voor een bedrag dat drie maal de normale waarde ervan zou bedragen. En aan de schattingen die na de btw-controle gevraagd zijn door de btw-plichtige, hecht de rechtbank geen geloofwaardigheid.

Rb. Brugge, rolnr. 18/2261/A, 2 maart 2020

Vrijgestelde onroerende verhuur voor gebouw dat op passieve wijze ter beschikking wordt gesteld

Een btw-plichtige onderneming stelt een gebouw ter beschikking van een verbonden onderneming. Over de vergoeding wordt btw aangerekend omdat de handeling volgens de partijen kwalificeert als het verlenen van een recht tot uitoefening van een beroepswerkzaamheid en niet als een vrijgestelde onroerende verhuur. De btw-plichtige heeft dan ook de btw geheven van de kosten met betrekking tot het ter beschikking gestelde gebouw afgetrokken.
Maar volgens de fiscus is er wel degelijk sprake van een door artikel 44, § 3, 2° Wbtw vrijgestelde onroerende verhuur en is voormelde btw ten onrechte afgetrokken.
Zo’n vrijgestelde onroerende verhuur bestaat volgens het Europese Hof van Justitie erin dat aan de huurder voor een overeengekomen tijdsduur tegen vergoeding het recht wordt verleend om een onroerend goed te gebruiken en om ieder ander van het genot van dat recht uit te sluiten. In haar Temco-arrest voegde dat Hof daar nog aan toe dat zo’n onroerende verhuur in de regel een passieve activiteit is die geen toegevoegde waarde van betekenis oplevert. Ook in die zaak kon de verhuurder zich het recht voorbehouden het gehuurde gebouw regelmatig te bezoeken en had de overeenkomst betrekking op bepaalde delen van een gebouw die gemeenschappelijk met andere huurders gebruikt moeten worden.
Het contract dat het voorwerp is van dit geschil, voldoet volgens de rechtbank aan de voorwaarden van een vrijgestelde onroerende verhuur. De betiteling van de overeenkomst is voor de rechtbank niet bindend. Dat het de bedoeling zou zijn om nog andere ondernemingen gebruik te laten maken van het gebouw dat daardoor als bedrijvencentrum zou worden geëxploiteerd, blijft slechts een bewering van de verhuurder.
Dat de verhuurder moet instaan voor de onderhouds- en schoonmaakdiensten, de levering van verwarming en elektriciteit en verlichtingsinstallaties, is inherent aan een huurcontract en vormt slechts een bijkomstigheid van de terbeschikkingstelling van het onroerend goed.
Nergens in de overeenkomst is enige bepaling voorzien waardoor de verhuurder een recht van toezicht zou hebben op de activiteit die de huurder in het pand uitoefent.

Rb. Luik, rolnr. 19/1443/A, 8 oktober 2020

Geen verbeterend stuk nodig voor btw-teruggaaf bij verlies vordering ingevolge deficitaire vereffening schuldenaar

Artikel 77, § 1, 7° Wbtw voorziet in een teruggaaf van btw als de schuldvordering van de prijs geheel of ten dele verloren is gegaan. Deze teruggaaf wordt toegestaan zodra het geheel of gedeeltelijk verlies van de schuldvordering vaststaat. Wanneer dat is, hangt af van de omstandigheden eigen aan ieder geval.
Bovendien is de btw-plichtige om de teruggaaf te kunnen uitoefenen, verplicht om aan zijn medecontractant een verbeterend stuk uit te reiken met vermelding van het bedrag van de terug te geven btw (artikel 79, § 1 Wbtw ). Maar ingeval van faillissement van de schuldenaar moet de schuldeiser geen verbeterend stuk uitreiken, noch is de schuldenaar verplicht de btw terug te storten die hij oorspronkelijk in aftrek heeft gebracht en die door de schuldeiser wordt teruggevraagd.
De vereffenaars van een vennootschap hebben aan een schuldeiser geattesteerd dat de vereffening deficitair is en dat de schuldvordering als verloren moet worden beschouwd. Een dik jaar later keurt de ondernemingsrechtbank het verdeelplan goed met het oog op het afsluiten van de vereffening. Uit dit plan blijkt dat de schuldeiser geen betaling meer zal krijgen.
Daarop vraagt de schuldeiser de btw terug die begrepen is in de verloren gegane vordering. De fiscus betwist dit recht op teruggaaf niet, maar weigert de teruggaaf omdat de schuldeiser geen verbeterend stuk heeft uitgereikt zoals is opgelegd door artikel 79, § 1 Wbtw. En volgens de fiscus is een deficitaire vereffening niet hetzelfde als een faillissement, zodat de btw-plichtige geen gebruik kan maken van voormelde administratieve tolerantie om geen verbeterend stuk uit te reiken.
De rechtbank is het daar niet mee eens. In dit geval zijn de gevolgen van de deficitaire vereffening nagenoeg dezelfde als bij een faillissement. Ook hier kan de fiscus de afgetrokken btw maar moeilijk of zelfs niet recupereren. En dus is er geen reden om het verbeterend stuk, welke een controle-technische reden heeft, uit te reiken.
Het verschil in behandeling dat de fiscus maakt tussen een btw-teruggaaf bij faillissement van de schuldenaar, en die van een deficitaire vereffening van de schuldenaar, is niet evenredig en daarom in strijd met het neutraliteits- en doeltreffendheidsbeginsel.

Rb. Brugge, rolnr. 18/1956/A, 3 maart 2020

Commissie publiceert toelichting over in- en uitvoer kleine zendingen

De Europese Commissie publiceert nu ook een toelichting over de regels met betrekking tot de invoer en uitvoer van zendingen van lage waarde. Deze toelichting gaat ook kort in op de btw-regels maar is in hoofdzaak een aanvulling op de toelichting die de Commissie reeds eerder publiceerde over de vanaf 01.07.2021 van toepassing zijnde btw-regels voor e-commerce (OSS en IOSS 2021).

Taxud, nieuwsbericht, 22 december 2020

Aanpassingen btw-forfait kappers 3de kwartaal 2020

In het kader van de overheidsmaatregelen in de strijd tegen de coronacrisis laat de fiscus weten de btw-forfait voor kappers voor het derde kwartaal 2020 bij te sturen.
Verlaging forfait 3de kwartaal 2020
Voor kappers wordt de omzet van de patroon onder de forfaitaire regeling berekend op basis van een typeprijs die wordt vermenigvuldigd met een forfaitair vastgesteld aantal typediensten. Voor de btw-aangifte over het derde kwartaal 2020 wordt dat aantal typediensten als volgt verminderd:

heren:                 855 in plaats van 1140;
dames:               400 in plaats van 534.

Aanpassing btw-aangifte 3de kwartaal 2020
De btw-aangifte die voor het derde kwartaal is ingediend kan via Intervat alsnog aangepast worden. Blijkbaar gaat het niet om een nieuwe aangifte die moet worden ingediend, maar moet de ingediende aangifte geopend worden om vervolgens de aanpassingen door te voeren.
Verlaging forfait 4de kwartaal 2020
In tegenstelling tot wat door sommige beroepsorganisaties reeds is gemaild, is er nog geen definitieve beslissing genomen met betrekking tot de btw-forfait voor het vierde kwartaal. Dat er een verlaging zal komen, dat staat vast. Maar in welke mate zal afhangen van het feit of de kappers dit jaar nog mogen heropenen.

FOD Financiën, nieuwsbericht, 20 november 2020

Verplichte toepassing nieuwe reisbureauregeling uitgesteld tot 1 januari 2022

Omwille van de gevolgen die de reissector door de coronacrisis ondervindt, heeft de minister van financiën beslist de verplichte toepassing van de circulaire 2020/C/44 over de bijzondere reisbureauregeling en de btw-regeling voor reishandelingen waarop de bijzondere reisbureauregeling niet toepasselijk is (naar aanleiding van de aanpassingen van de btw-reisbureauregeling door de wet van 2 mei 2019) uit te stellen naar 1 januari 2022 in plaats van 1 april 2021 zoals eerst voorzien. Het gaat dan om reizen die vanaf die datum geboekt worden.
De fiscus zal hierover nog een addendum publiceren aan voormelde circulaire.