Minister bevestigt nogmaals dat de fiscus belastingteruggaven mag aanwenden voor btw-schulden waarvoor een afbetalingsplan is toegekend

De minister bevestigt nogmaals dat de fiscus kan beslissen om een aanwending zonder formaliteiten door te voeren van een belastingtegoed voor een btw-plichtige die ook een afbetalingsplan heeft lopen voor een andere schuld. Een toegekende afbetalingsplan houdt maximaal rekening met al vastgestelde, maar nog niet terugbetaalde teruggaven.
Voormelde aanwendingen zonder formaliteiten zijn het voorwerp  van een zorgvuldig onderzoek met oog voor voldoende financiële ruimte voor het bedrijf in de crisis.

Kamercommissie Financiën, COM 330, vraag 55012214C, J. Donné, 13 januari 2021

Minister verduidelijkt hoofdzakelijkheidscriterium gebruik voor vrijgesteld onderwijs

Met ingang van 1 januari 2016 verlaagde de wetgever het btw-tarief voor handelingen  met betrekking tot schoolgebouwen naar 6% (KB van 14 december 2015, B.S. 15 december 2015). De fiscus licht deze regeling toe in zijn circulaire 2018/C/6 dd. 18.01.2018. Zo aanvaardt de fiscus dat het verlaagd btw-tarief ook van toepassing is als het gebouw niet uitsluitend maar hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het verstrekken van door artikel 44 Wbtw vrijgesteld onderwijs of leerlingenbegeleiding. De minister verduidelijkt dat voor de beoordeling van dit hoofdzakelijkheidscriterium voor schoolgebouwen gebruik wordt gemaakt van een breuk met in de teller het gebruik tijdens de reguliere schooluren en met in de noemer het geheel aantal uren dat het gebouw wordt gebruikt (met inbegrip van de uren dat het gebouw ter beschikking wordt gesteld van derden).

Vr. & Antw. Kamer, 2020-2021, 55-030, 9 december 2020, vraag 53, L. Dierick, 5 november 2020

Oppervlakte hanteren om na te gaan of een gebouw of een gedeelte ervan voor onderwijs of leerlingenbegeleiding wordt gebruikt

Met ingang van 1 januari 2016 verlaagde de wetgever het btw-tarief voor handelingen  met betrekking tot schoolgebouwen naar 6% (rubriek XL van tabel A KB 20). De fiscus licht deze regeling toe in zijn circulaire 2018/C/6 dd. 18.01.2018. Zo aanvaardt de fiscus dat het verlaagd btw-tarief ook van toepassing is als het gebouw niet uitsluitend maar hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het verstrekken van door artikel 44 Wbtw vrijgesteld onderwijs of leerlingenbegeleiding.
Blijkbaar zou de fiscus bij controles het standpunt innemen dat de ruimten van het schoolgebouw die niet voor het vrijgesteld onderwijs, noch voor de vrijgestelde leerlingenbegeleiding worden gebruikt, maar in totaal toch minder dan 50% van de oppervlakte van het gebouw bedragen, niet in aanmerking komen voor het voormeld verlaagd btw-tarief.
Hierover ondervraagd, verduidelijkt de minister eerst en vooral dat als een gebouw geplaatst wordt onder het stelsel van mede-eigendom, dan wordt elk privatief deel (en het daarbij horend deel van de gemeenschappelijke delen) afzonderlijk beschouwd. De toepassing van het tarief wordt dan beoordeeld voor elk ‘gedeelte van een gebouw’.
Wordt zo’n gebouw of een gedeelte ervan gebruikt voor andere doeleinden dan het verstrekken van vrijgesteld onderwijs (of leerlingenbegeleiding), dan hanteert de fiscus het criterium van de oppervlakte om na te gaan of het gebouw of het gedeelte ervan wel of niet hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het verstrekken van vrijgesteld onderwijs en/of leerlingenbegeleiding.

Vr. & Antw. Kamer, 2020-2021, 55-030, 9 december 2020, vraag 54, L. Dierick, 5 november 2020

Verlaagde btw voor schoolgebouwen: minister weigert te bevestigen dat de huurprijs niet relevant is

Met ingang van 1 januari 2016 verlaagde de wetgever het btw-tarief voor handelingen  met betrekking tot schoolgebouwen naar 6% (rubriek XL van tabel A KB 20). De fiscus licht deze regeling toe in zijn circulaire 2018/C/6 dd. 18.01.2018. Zo aanvaardt de fiscus dat voor de toepassing van het verlaagd btw-tarief de school geen eigenaar moet zijn van het gebouw. Het volstaat dat ze een gebouw huurt en hierover kan beschikken als ware ze de eigenaar ervan die ieder ander van het genot van dat recht kan uitsluiten (het louter recht op toegang van het gebouw en gebruik ervan is bijgevolg niet voldoende).
Blijkbaar zou de fiscus bij controles in zo’n geval eisen dat de school een marktconforme huur betaalt.
Volgens de minister moet men om na te gaan of er daadwerkelijk sprake is van een verhuur, rekening houden met alle elementen van de overeenkomst, met inbegrip van de prijs, die een essentieel element is van de huurovereenkomst. De minister gaat verder niet in op de problematiek en wil dus niet op algemene wijze bevestigen, nochtans op vraag van zijn partijgenote, dat een huurovereenkomst, waarvan de inhoud overeenstemt met de realiteit, tussen de onderwijsinstelling en de eigenaar van het schoolgebouw volstaat om aan te tonen dat de onderwijsinstelling over een duurzaam gebruiksrecht beschikt tijdens de normale schooluren en dat het bedrag van de huurvergoeding ter zake niet relevant is voor de toepassing van het verlaagd btw-tarief van 6%.

Vr. & Antw. Kamer, 2020-2021, 55-030, 9 december 2020, vraag 55, L. Dierick, 5 november 2020

Minister blijft bij individuele steunmaatregel om gevolgen coronacrisis te beperken voor ondernemers

Ondernemingen die door de coronacrisis hinder ondervinden, kunnen onder meer inzake btw de volgende steunmaatregelen vragen aan de FOD Financiën:

betalingsfaciliteiten;
vrijstelling van nalatigheidsinteresten;
kwijtschelding van boeten voor niet-betaling of laattijdige betaling (de andere boeten worden niet beoogd door de steunmaatregelen) .

Klik hier voor meer info.
Deze maatregel loopt voorlopig voor aanvragen tot 31 maart 2021 (vraag 55001211P dd. 17.12.2020).
Volgens de minister is deze aanpak de beste optie om maximaal en op maat in te spelen op de specifieke problemen die ondernemers omwille van de coronacrisis ondervinden.

Vr. & Antw. Kamer, 2020-2021, 55-030, 9 december 2020, vraag 33, S. Matheï, 4 november 2020

Geen btw-aftrek op deel kosten dat koper aan verkoper verschuldigd is bij openbare verkoop

De kosten van een openbare verkoop vallen ten laste van de verkoper. De koper is wel gehouden tot een forfaitaire bijdrage in de kosten van de verkoop. Een deel heeft dus ook betrekking op het btw-bedrag dat de notaris aan de staat verschuldigd is voor zijn aan de verkoper verrichte diensten.
Gaat de koper akkoord met de overeenkomst, dan is hij ervan op de hoogte dat de werkelijke kosten van de verkoop, met inbegrip van de verschuldigde btw op de kosten en het ereloon van de notaris, ten laste zijn van de verkoper. Omdat de koper deze belasting niet heeft voldaan, heeft hij logischerwijs geen recht op de btw-aftrek.

Vr. & Antw. Kamer, 2020-2021, 55-030, 9 december 2020, vraag 41, V. Scourneau, 4 november 2020

Uitstel tot 1 januari 2022 van verplichte toepassing nieuwe circulaire reisbureaus bevestigd

Op 17 november 2020 liet de administratie via e-mail weten dat de verplichte toepassing van de circulaire 2020/C/44 dd. 23.03.2020​, voorzien voor reizen geboekt vanaf 1 april 2021, werd uitgesteld naar reizen geboekt vanaf 1 januari 2022.
De fiscus bevestigt dit uitstel nu ook met een addendum aan voormelde circulaire.

Fisconetplus, circulaire 2021/C/7, 20 januari 2021

Onroerend goed voor verhuur is bedrijfstak

Volgens de rulingcommissie kwalificeert de door de aanvrager omschreven partiële splitsing van de betrokken vennootschap, waarbij deze de activa en passiva (onroerende goederen, huurcontracten, overeenkomsten voor terbeschikkingstelling, personeel, meubilair …) die bestemd zijn voor de bedrijfstak van verhuring van onroerende goederen, waarvan een deel als opslagruimte met btw wordt verhuurd, inbrengt in een nieuw opgerichte onderneming, voor btw als een overdracht van een onderneming waarmee een autonome economische activiteit kan worden uitgeoefend waarop de artikelen 11 en 18, § 3 Wbtw van toepassing zijn.

Fisconetplus, voorafgaande beslissing nr. 2020.1812, 15 december 2020​

Ook luxueuze en dure serviceflats kunnen vrijgesteld maatschappelijk werk zijn

​Een onderneming is voor de btw geregistreerd voor de uitbating van een rust- en verzorgingstehuis voor bejaarden. In de veronderstelling dat ze enkel gemeubeld logies verschaft en daarvoor niet onder de btw-vrijstelling van artikel 44, § 2, 2° Wbtw viel, recupereerde zij de btw die ze had opgelopen op de kosten die voor deze activiteit werden gemaakt.
 
Volgens de fiscus werd de btw ten onrechte in aftrek gebracht omdat voormelde btw-vrijstelling wel degelijk van toepassing is, en wel om de volgende redenen:

het gaat om de exploitatie van serviceflats voor personen van minstens 60 jaar oud;
de kamers worden op de btw-plichtige zijn website voorgesteld als aangepast aan de ouderdom;
slechts 10 van de honderd kamers verhuurd worden via booking.com;
de bewoners kunnen ingeval van nood via een intercomsysteem en een computergestuurde horloge hulp inroepen bij de onderneming;
uit notulen blijkt dat de verantwoordelijke van de onderneming in het jaar voorafgaand aan de controle nog had verklaard dat er nog geen officiële partnerschappen bestonden met rusthuizen om er hun bewoners onder te brengen als dit nodig zou zijn;
de onderneming heeft bij zijn btw-registratie de Nacibelcode voor rusthuizen opgegeven, wat ook het geval is bij de RSZ;
de bewoners richten zelf hun verblijf in;
de meeste bewoners zijn op dat adres gedomicilieerd;
de onderneming is erkend als service-residentie door de bevoegde instelling voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie);
de vertegenwoordiger verklaarde eerst dat het restaurant enkel toegankelijk is voor de bewoners en hun families; 7 maand later verklaart hij dat het restaurant publiek toegankelijk is, maar er worden geen btw-bonnetjes uitgereikt, noch een GKS gebruikt, en het restaurant beschikt niet over een eigen ingang en een uithangbord om het publiek van het bestaan ervan te informeren.

 
Voor de toepassing van de btw-vrijstelling van artikel 44, § 2, 2° Wbtw, moeten de diensten en leveringen van goederen:

worden verricht door publiekrechtelijke lichamen of door andere organisaties die door de betrokken lidstaat als instellingen van sociale aard zijn erkend;
nauw samenhangen met maatschappelijk werk en met de sociale zekerheid.

 
De rechtbank verwijst naar de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (C-335/14 dd. 21.01.2016) waarin is geoordeeld dat het voor de vrijstelling van artikel 132, 1, g) btw-richtlijn (waarvan artikel 44, § 2, 2° Wbtw de omzetting is in de Belgische wetgeving) aan elke lidstaat zelf is om te bepalen volgens welke regels organisaties kunnen worden erkend. Daarnaast stelde het Hof dat onder deze vrijstelling niet alle activiteiten van algemeen belang bedoeld zijn, maar enkel die welke in de betrokken bepaling van de btw-richtlijn worden opgesomd en zeer gedetailleerd worden omschreven waarbij die bepaling uitdrukkelijk melding maakt van door bejaardentehuizen verrichte prestaties. De rechtbank ziet niet wat de in deze zaak betrokken residenties zou onderscheiden van de residentie die het voorwerp was van voormelde uitspraak van het Europese Hof.
 
Voor de rechtbank is het duidelijk dat de onderneming erkend is als instelling van sociale aard: ze heeft een goedkeuring gekregen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voor opvang en huisvesting van bejaarden en voldoet ook aan de voorwaarden vastgelegd in het decreet van het verzamelde college van 3 december 2009 tot vaststelling van de erkenningsnormen waaraan de voorzieningen voor opvang of huisvesting van bejaarde personen moeten voldoen.
 
Uit de activiteit en de door de fiscus vastgestelde feiten blijkt voldoende dat de onderneming de zorg voor ouderen tot doel heeft. Dat het hier gaat om meer luxueuze en comfortabelere verblijven, en ongetwijfeld duurder dan in andere voorzieningen, belet niet dat het nog steeds gaat om hulp aan ouderen.
 
De fiscus heeft terecht geoordeeld dat de betrokken exploitatie, met name het voorzien in huisvesting voor personen die ouder zijn dan 60 jaar, het aanbieden van maaltijden en het gebruik van de oppasdienst, van btw is vrijgesteld door artikel 44, § 2, 2° Wbtw.

Rb. Brussel, rolnr. 11/8316/A, 11 december 2019

Fiscus verduidelijkt verlenging tijdelijke btw-verlaging mondmaskers en hydroalcoholische gels

Ingevolge de coronacrisis verlaagde de wetgever tijdelijk het btw-tarief naar 6% voor de leveringen, intracommunautaire verwervingen en invoeren in het kader van de strijd tegen COVID-19 van mondmaskers en hydroalcoholische gels, en dit vanaf 4 mei 2020 tot 31 december 2020 (KB dd. 05.05.200, B.S. 07.05.2020). De fiscus lichtte deze maatregel toe in zijn circulaire 2020/C/65 dd. 08.05.2020.
Met de wet van 20 december 2020  houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie (B.S. 30.12.2020) verlengt de wetgever onder andere deze tijdelijke btw-verlaging tot 31 maart 2021. Waar het KB van 4 mei 2020 voor hydroalcoholische gels niet voorzag in een opsomming van de betrokken GN-codes, is dat bij de verlenging van de maatregel wel het geval.
Volgens de memorie van toelichting bij de wet van 20 december 2020 wil de wetgever op die manier de reeds bestaande tijdelijke btw-verlaging verder verduidelijken om het gebruik van die regeling in de praktijk te vergemakkelijken. De vermelding van die codes heeft geen enkele impact op de draagwijdte van de tarifaire gunstregeling (dus ook voor de periode van 4 mei 2020 tot 31 december 2020 komen in feite enkel de handgels die onder een van deze GN-codes vallen in aanmerking voor het tijdelijk verlaagd btw-tarief).
Naar aanleiding van de verlenging van de tijdelijke btw-verlaging op mondmaskers en hydroalcoholische gels, publiceert de fiscus zijn circulaire 2021/C/6 dd. 18.01.2021. Ook hier herhaalt de fiscus dat de opname van de GN-codes in het nieuwe artikel 1ter KB 20​ enkel een aanvullende verduidelijking is en dat dit geen enkele impact heeft op de draagwijdte van de tarifaire gunstregeling.
Komen volgens artikel 1ter KB 20 dus in aanmerking voor deze tijdelijke btw-verlaging:

mondmaskers bedoeld onder de GN-codes 4818 90 10 00, 4818 90 90 00, 6307 90 98 10, 6307 90 98 91, 6307 90 98 99 en 9020 00 00 80;
hydroalcoholische gels bedoeld onder de GN-codes 2207 20 00, 3808 94 10, 3808 94 20 en 3808 94 90.

Maar op 1 januari 2021 wijzigde ook de gecombineerde douanenomenclatuur waardoor de voormelde GN-codes voor mondmaskers achterhaald zijn. Daarom geeft de fiscus in zijn circulaire de sinds 1 januari 2021 geldende GN-codes voor de mondmaskers die voor deze tijdelijke btw-verlaging in aanmerking komen:

4818 9010 00, 4818 9090 00;
6307 9010 00;
6307 9093 11, 6307 9093 19, 6307 9093 20, 6307 9093 90, 6307 9095 11, 6307 9095 19, 6307 9095 20, 6307 9095 91, 6307 9095 95;
9020 0010 90.

In zijn circulaire 2020/C/65 dd. 08.05.2020 benadrukte de fiscus dat om het tijdelijk verlaagd btw-tarief te kunnen genieten, de leveringen, intracommunautaire verwervingen en invoeren van de bedoelde mondmaskers en handgels moet gebeuren in het kader van de strijd tegen COVID-19. Die voorwaarde vervalt nu volgens de fiscus omwille van de aard van de geviseerde goederen en de volledige aanduiding van de GN-codes van die goederen.
Tot slot herinnert de fiscus er nogmaals aan dat als bij de invoer van deze goederen de voorwaarden voor de tijdelijke btw-vrijstelling vervuld zijn, dan moet die vrijstelling toegepast worden en niet het tijdelijk verlaagd btw-tarief. Deze tijdelijke vrijstelling geldt momenteel voor invoeren tot 30 april 2021 (Europese Commissie, besluit 2020/1573, 28 oktober 2020).

Fisconetplus, circulaire 2021/C/6, 18 januari 2021

Toch btw-vrijstelling voor psychotherapeuten zonder verworven recht

Ingevolge een schorsing van de circulaire 2020/C/73 dd. 26.05.2020 (RvS dd. 04.12.2020) laat de fiscus weten dat beoefenaars van de psychotherapie die niet over een verworven recht beschikken zoals voorzien in de wet van 10 mei 2015, voortaan toch onder de btw-vrijstelling voor diensten inzake onderwijskeuze en gezinsvoorlichting vallen op voorwaarde dat ze het bewijs kunnen leveren van een relevante ervaring.
 
Psychotherapie
De beoefening van de psychotherapie is met ingang van 1 september 2016 geregeld in de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen gecoördineerd op 10 mei 2015.
Voor wie de psychotherapie mag uitoefenen wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende twee categorieën:

alle personen die vanaf het academiejaar 2017-2018 hun studies aanvatten en aan de volgende voorwaarden voldoen:

zij beschikken over een erkenning als arts, klinisch psycholoog of klinisch orthopedagoog;
zij hebben een bijkomende specifieke opleiding in de psychotherapie van minimum 70 ECTS gevolgd aan een universiteit of hogeschool;
ze hebben een professionele stage in het domein van de psychotherapie gevolgd van minstens 2 jaar voltijdse uitoefening (of het equivalent in geval van deeltijdse uitoefening).

alle personen die reeds aan de slag zijn als psychotherapeut of die uiterlijk in het academiejaar 2016-2017 hun studies aanvatten: voor hen worden 3 categorieën van verworven rechten voorzien waarbij zij steeds een specifieke opleiding psychotherapie met vrucht moeten hebben beëindigd.

De personen die op 1 september 2016 reeds de psychotherapie uitoefenden, maar die niet in aanmerking komen voor een voormeld verworven recht, mochten niet langer de psychotherapie uitoefenen, of op zijn minst niet meer autonoom maar enkel onder het gezag van een derde die de psychotherapie op autonome wijze kan uitoefenen. Maar het Grondwettelijk Hof oordeelde op 16 maart 2017 dat deze personen de psychotherapie toch verder mogen blijven uitoefenen zonder bijkomende voorwaarden, en dit zolang de wetgever voor deze personen geen overgangsregeling voorziet.
 
Btw-regels
Voor de handelingen inzake psychotherapie verricht door de hiervoor vermelde eerste categorie van personen geldt dat deze van btw zijn vrijgesteld door:

artikel 44, § 1, 1° Wbtw, voor zover de handelingen worden verricht door een arts;
artikel 44, § 2, 5° Wbtw, voor zover de handelingen worden verricht door een klinisch psycholoog of een klinisch orthopedagoog.

Voor de tweede categorie (diegenen die over een verworven recht beschikken) aanvaardt de fiscus, om het gelijkheidsbeginsel niet te schenden, dat ook zij vanaf 1 januari 2020 (de datum waarop de nodige uitvoeringsbepalingen in werking zijn getreden) de vrijstelling voor gezinsvoorlichting (artikel 44, § 2, 5° Wbtw) genieten.
Voor diegenen die niet aanmerking komen voor een voormeld verworven recht maar op basis van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 16 maart 2017 de psychotherapie toch verder mogen uitoefenen, stelde de fiscus in zijn circulaire 2020/C/73 (dd. 26.05.2020)​ dat zij de btw-vrijstelling voor gezinsvoorlichting niet kunnen genieten, omdat zij niet geacht worden te voldoen aan de minimale kwaliteitsvoorwaarden voorzien door de FOD Volksgezondheid.
In zijn arrest van 4 december 2020 schorst de Raad van State deze circulaire. Als gevolg hiervan laat de fiscus op zijn website weten dat de diensten inzake gezinsvoorlichting en onderwijskeuze die deze groep verstrekt, voortaan vrijgesteld zullen worden op voorwaarde dat ze het bewijs kunnen leveren van een relevante ervaring.

FOD Financiën, bericht 15 januari 2021

Fiscus in Cassatie tegen uitspraak hof van beroep dat termijn voor indiening btw-teruggaaf voor niet-EU-btw-plichtige in strijd is met de driejarige verjaringstermijn

Artikel 9, § 2 KB 4 voorziet dat een buiten de Gemeenschap gevestigde btw-plichtige die in België niet voor btw is geïdentificeerd, zijn teruggaafverzoek moet indienen uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het tijdvak waarop het teruggaafverzoek betrekking heeft.
Op 3 december 2019 oordeelde het hof van beroep in Brussel in zes zaken dat deze termijn strijdig is met de wettelijke verjaringstermijn van drie jaar voorzien in artikel 82bis Wbtw omwille van de hiërarchie der normen.
De minister bevestigt dat de fiscus op 22 april 2020 een cassatievoorziening heeft ingediend tegen de deze zes arresten en dat daarom een wetgevend initiatief niet nodig is.

Vr. & Antw. Kamer, 2019-2020, 55-029, 2 december 2020, vraag 39, V. Scourneau, 4 november 2020