Ingevolge een schorsing van de circulaire 2020/C/73 dd. 26.05.2020 (RvS dd. 04.12.2020) laat de fiscus weten dat beoefenaars van de psychotherapie die niet over een verworven recht beschikken zoals voorzien in de wet van 10 mei 2015, voortaan toch onder de btw-vrijstelling voor diensten inzake onderwijskeuze en gezinsvoorlichting vallen op voorwaarde dat ze het bewijs kunnen leveren van een relevante ervaring.
Psychotherapie
De beoefening van de psychotherapie is met ingang van 1 september 2016 geregeld in de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen gecoördineerd op 10 mei 2015.
Voor wie de psychotherapie mag uitoefenen wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende twee categorieën:
alle personen die vanaf het academiejaar 2017-2018 hun studies aanvatten en aan de volgende voorwaarden voldoen:
zij beschikken over een erkenning als arts, klinisch psycholoog of klinisch orthopedagoog;
zij hebben een bijkomende specifieke opleiding in de psychotherapie van minimum 70 ECTS gevolgd aan een universiteit of hogeschool;
ze hebben een professionele stage in het domein van de psychotherapie gevolgd van minstens 2 jaar voltijdse uitoefening (of het equivalent in geval van deeltijdse uitoefening).
alle personen die reeds aan de slag zijn als psychotherapeut of die uiterlijk in het academiejaar 2016-2017 hun studies aanvatten: voor hen worden 3 categorieën van verworven rechten voorzien waarbij zij steeds een specifieke opleiding psychotherapie met vrucht moeten hebben beëindigd.
De personen die op 1 september 2016 reeds de psychotherapie uitoefenden, maar die niet in aanmerking komen voor een voormeld verworven recht, mochten niet langer de psychotherapie uitoefenen, of op zijn minst niet meer autonoom maar enkel onder het gezag van een derde die de psychotherapie op autonome wijze kan uitoefenen. Maar het Grondwettelijk Hof oordeelde op 16 maart 2017 dat deze personen de psychotherapie toch verder mogen blijven uitoefenen zonder bijkomende voorwaarden, en dit zolang de wetgever voor deze personen geen overgangsregeling voorziet.
Btw-regels
Voor de handelingen inzake psychotherapie verricht door de hiervoor vermelde eerste categorie van personen geldt dat deze van btw zijn vrijgesteld door:
artikel 44, § 1, 1° Wbtw, voor zover de handelingen worden verricht door een arts;
artikel 44, § 2, 5° Wbtw, voor zover de handelingen worden verricht door een klinisch psycholoog of een klinisch orthopedagoog.
Voor de tweede categorie (diegenen die over een verworven recht beschikken) aanvaardt de fiscus, om het gelijkheidsbeginsel niet te schenden, dat ook zij vanaf 1 januari 2020 (de datum waarop de nodige uitvoeringsbepalingen in werking zijn getreden) de vrijstelling voor gezinsvoorlichting (artikel 44, § 2, 5° Wbtw) genieten.
Voor diegenen die niet aanmerking komen voor een voormeld verworven recht maar op basis van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 16 maart 2017 de psychotherapie toch verder mogen uitoefenen, stelde de fiscus in zijn circulaire 2020/C/73 (dd. 26.05.2020) dat zij de btw-vrijstelling voor gezinsvoorlichting niet kunnen genieten, omdat zij niet geacht worden te voldoen aan de minimale kwaliteitsvoorwaarden voorzien door de FOD Volksgezondheid.
In zijn arrest van 4 december 2020 schorst de Raad van State deze circulaire. Als gevolg hiervan laat de fiscus op zijn website weten dat de diensten inzake gezinsvoorlichting en onderwijskeuze die deze groep verstrekt, voortaan vrijgesteld zullen worden op voorwaarde dat ze het bewijs kunnen leveren van een relevante ervaring.
FOD Financiën, bericht 15 januari 2021