Btw-verlaging horeca – opgelet met voorschotten ontvangen vóór 8 mei 2021

Ter ondersteuning van de horeca besliste de regering onlangs om vanaf 8 mei 2021 tot 30 september 2021, de btw op horecadiensten te verlagen naar 6%. Die btw-verlaging zal van toepassing zijn op zowel het eten als de alcoholische en alcoholvrije dranken die ter plaatse worden verbruikt. Om het toepasselijke btw-tarief te bepalen, moet in principe rekening gehouden worden met het tijdstip waarop het belastbaar feit zich voordoet. Dat is wanneer de dienst is verricht.

Btw-tarief op voorschotten
Maar voor bepaalde gevallen, zoals restaurantdiensten waarvoor men niet verplicht is om een factuur uit te reiken, voorziet artikel 38, § 1, 2de lid Wbtw dat het toe te passen btw-tarief, datgene is dat van kracht is op het tijdstip dat de btw opeisbaar wordt. En bij een voorschot voor deze diensten, is dat het tijdstip waarop het voorschot wordt ontvangen.
Dat betekent dat een horeca-uitbater die vóór 8 mei 2021 al een voorschot ontvangt voor een reservering tussen die datum en 30 september 2021, het btw-tarief moet toepassen dat geldt vóór 8 mei 2021. Want de btw die in dat voorschot is begrepen, wordt opeisbaar op het tijdstip dat het voorschot wordt ontvangen. Op het voorschot is dus het btw-tarief van 12% van toepassing voor de spijzen en van 21% voor de dranken die ter plaatse verbruikt zullen worden. Als bij de betaling van zo’n voorschot nog geen zekerheid bestaat over het toe te passen tarief, moet er 21% btw afgedragen worden, tenzij de exploitant de toepassing van de 12% (deels) kan verantwoorden, bijvoorbeeld bij lunches waar de forfaitaire opsplitsing 65/35 (eten/drank) wordt gehanteerd.
De fiscus heeft laten weten dat hier geen uitzonderingen op toegestaan kunnen worden. Horeca-exploitanten doen er vanuit btw-oogpunt dus best aan geen voorschotten te ontvangen vóór 8 mei 2021.

GKS
Bij het gebruik van een geregistreerd kassasysteem moet men er bijkomend rekening mee houden dat bij de ontvangst van een voorschot voor een restaurantdienst, in principe geen GKS-ticket uitgereikt moet worden. Dat moet pas als de restaurantdienst is verricht. Omdat in een GKS ook een digitaal dagontvangstenboek wordt gehouden, doet men er toch best aan het ontvangen voorschot in te tikken omdat de btw die er in begrepen is, bij de ontvangst van het voorschot opeisbaar wordt.
De fiscus aanvaardt dat voorschotten die via overschrijving werden betaald, met enige vertraging worden geregistreerd in het GKS, bijvoorbeeld bij nazicht van de rekeninguittreksels. Maar men moet wel het juiste btw-tarief toepassen. Dus geen 6% voor een voorschot op een restaurantdienst dat vóór 8 mei 2021 wordt ontvangen maar na 7 mei 2021 in het GKS wordt ingetikt.
Het GKS-ticket dat voor het voorschot is aangemaakt, mag samen met het GKS-ticket dat de restaurantdienst vaststelt aan de klant worden uitgereikt bij het afrekenen.
 

Opnieuw tijdelijke btw-verlaging voor horeca en nu ook voor alcoholische dranken

Minister Van Peteghem heeft laten weten dat de regering in het kader van herstelmaatregelen heeft beslist om de btw voor de horeca tot 30 september 2021 te verlagen. De maatregel zou ingaan als de horeca terug mag heropenen. De btw-verlaging is van toepassing op zowel het eten als de alcoholische en alcoholvrije dranken die ter plaatse worden verbruikt. Dat betekent dat de uitbaters die een GKS gebruiken, in dat systeem de artikelen aan de juiste tariefcode moeten koppelen. Btw-bonnetjes die het btw-tarief van 12% vermelden, zullen verder gebruikt mogen worden. De 12% moet dan manueel geschrapt en vervangen worden door 6%.
Nog niet bevestigd is dat deze tijdelijke verlaging ook zou gelden voor de door traiteurs verrichte cateringdiensten.
 
 

Uitstel voor btw-aangifte maart of eerste kwartaal 2021

De fiscus verleent een uitstel voor het indienen van de btw-aangifte over de handelingen van de maand maart of het eerste kwartaal 2021 tot 3 mei 2021. Let wel, voor maandaangevers die hun btw-tegoeden maandelijks terugkrijgen (vergunninghouders en starters) wordt de teruggaaf van het btw-tegoed, na indiening van de btw-aangifte over de maand maart of het eerste kwartaal 2021, een maand later uitbetaald als die aangifte wordt ingediend na 24 april 2021. Voor btw-plichtigen die hun btw-tegoeden per kwartaal terugbetaald krijgen, heeft het uitstel voor de indiening van de aangifte geen invloed op het tijdstip van de terugbetaling.
Voor de betaling van de verschuldigde btw wordt geen uitstel verleend. Als zou blijken dat er tegen 20/4 onvoldoende btw werd betaald, zal een interest van 0,33% per maand automatisch worden toegepast op het openstaande tekort.
Voor het indienen van de intracommunautaire opgaven wordt geen uitstel verleend.

FOD Financiën, bericht, 16 april 2021

Vrijstellingsregeling kleine onderneming vanaf 1 juli 2021: aanvraag indienen voor 10 juni

Btw-plichtigen die periodieke btw-aangiftes indienen en van wie de jaaromzet van 2020 niet meer bedraagt dan 25.000 euro, zullen in principe in de loop van de maand mei 2021 een brief ‘Toepassing van de btw-vrijstellingsregeling’ ontvangen in hun documenten op Myminfin. Degenen die aan de voorwaarden van de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen voldoen en vanaf 1 juli 2021 er naar willen overschakelen, moeten de keuzeverklaring bij die brief indienen voor 10 juni 2021 bij het voor hen bevoegde team beheer.
De toepassing van de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen is niet verplicht.

FOD Financiën, bericht, 15 april 2021

OSS/IOSS: registratiemodule beschikbaar op Intervat

Vanaf 1 april 2021 is het mogelijk om via Intervat te registreren voor de OSS-regelingen:

OSS-Unieregeling;
OSS-niet-Unieregeling;
IOSS-regeling.

OSS-Unieregeling
In de aangifte van de OSS-Unieregeling kan een Belgische btw-plichtige de btw voldoen die in andere lidstaten verschuldigd is over:

de verkopen van goederen die door of voor rekening van de Belgische btw-plichtige verkoper worden verzonden vanuit een lidstaat naar een andere lidstaat en waarbij de koper geen btw-nummer heeft opgegeven (intracommunautaire afstandsverkopen);
de diensten voor niet-btw-plichtige afnemers.

IOSS-regeling
In de aangifte van de IOSS-regeling kan een Belgische btw-plichtige de btw voldoen die in andere lidstaten verschuldigd is over de verkopen van goederen die door of voor rekening van de Belgische btw-plichtige verkoper worden verzonden van buiten de EU naar een lidstaat en waarbij de koper geen btw-nummer heeft opgegeven.

Micro-ondernemingsregels
Belgische btw-plichtigen die in geen enkele andere lidstaat gevestigd zijn en van wie de omzet uit hun intracommunautaire afstandsverkopen en TBE-diensten voor niet-btw-plichtige afnemers in andere lidstaten (diensten langs elektronische weg, telecommunicatiediensten en radio- en televisieomroepdiensten) op jaarbasis niet meer bedraagt dan 10.000 euro, passen de micro-ondernemingsregeling toe en blijven op deze handelingen Belgische btw aanrekenen (tenzij ze de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen toepassen). Deze micro-ondernemingsregeling is niet verplicht. Belgische btw-plichtigen die aan de voorwaarden ervan voldoen maar die micro-ondernemingsregeling niet willen toepassen, moeten hun verzoek tot uitsluiting van die regeling ook via de OSS-module op Intervat indienen.

OSS-niet-Unieregeling
In de aangifte van de OSS-niet-Unieregeling kan een niet in de EU gevestigde btw-plichtige de btw voldoen die in andere lidstaten verschuldigd is over de diensten voor niet-btw-plichtige afnemers.

Tussenpersoon
Niet in de EU gevestigde btw-plichtigen die in België gebruik willen maken van de IOSS-regeling, moeten voor de btw een tussenpersoon aanstellen. Belgische btw-plichtigen die als tussenpersoon zullen optreden, moeten zich ook via de OSS-module op Intervat registreren.

FOD Financiën, bericht, 1 april 2021​

Aanpassingen forfait kappers 1ste kwartaal 2021

In het kader van de overheidsmaatregelen in de strijd tegen de coronacrisis laat de fiscus weten de btw-forfait voor kappers voor het eerste kwartaal 2021 bij te sturen.
Verlaging forfait 4de kwartaal 2020
Voor kappers wordt de omzet van de patroon onder de forfaitaire regeling berekend op basis van een typeprijs die wordt vermenigvuldigd met een forfaitair vastgesteld aantal typediensten. Voor de btw-aangifte over het derde kwartaal 2020 wordt dat aantal typediensten als volgt verminderd:

heren:                 407 in plaats van 1140;
dames:               190 in plaats van 534.

Omzetverhoging 2020
Op onze vraag bevestigt de fiscus ook nog dat het belastbaar bedrag van het jaar 2020 niet moet worden verhoogd als bij de uitvoering van de prestaties gebruik is gemaakt van shampoos en producten die onderworpen zijn aan het tarief van 21% en waarvan de werkelijke aankoopprijs hoger is dan:

voor herenkapsalons: 4 % van de ontvangsten;
voor dameskapsalons: 11 % van de ontvangsten;
voor gemengde kapsalons:

4 % op het bedrag van de ontvangsten van het herengedeelte;
11 % op het bedrag van de ontvangsten van het damesgedeelte.

Btw-plichtigen die deze omzetverhoging toch hebben doorgevoerd in hun btw-aangifte van het vierde kwartaal 2020 kunnen ofwel een verbeterende aangifte indienen of de over die meeromzet aangegeven btw opnemen in het rooster 62 van hun btw-aangifte van het eerste kwartaal 2021.

FOD Financiën, 1 april 2021

Teruggaaf mogelijk van sinds 1 januari 2020 op psychotherapie afgedragen btw

Ingevolge een schorsing van de circulaire 2020/C/73 dd. 26.05.2020 (RvS dd. 04.12.2020) liet de fiscus weten dat beoefenaars van de psychotherapie die niet over een verworven recht beschikken zoals voorzien in de wet van 10 mei 2015, voortaan toch onder de btw-vrijstelling voor diensten inzake onderwijskeuze en gezinsvoorlichting vallen op voorwaarde dat ze het bewijs kunnen leveren van een relevante ervaring (FOD Financiën, bericht 15 januari 2021).
De minister bevestigde onder andere dat die vrijstelling ook geldt vanaf 1 januari 2020, dezelfde dag als waarop die vrijstelling ook van toepassing werd voor de klinische psychologen en de klinische orthopedagogen (vraag 55013295C dd. 10.03.2021).
In een mededeling laat de fiscus nu weten dat de btw-regeling en -verplichtingen van de betrokken personen moeten worden aangepast en dat de sinds 1 januari 2020 verrichte diensten die met btw werden belast, rechtgezet kunnen worden.

Overgang naar volledig vrijgestelde btw-plichtige zonder recht op aftrek
Btw-plichtigen met recht op aftrek, en die dus periodieke btw-aangiften indienen, die uitsluitend nog handelingen zullen verrichten die van btw zijn vrijgesteld door artikel 44 Wbtw en waarvoor ze geen recht op btw-aftrek hebben, moeten dit melden aan de fiscusmet het formulier 604C, tenzij het BE-btw-nummer behouden moet blijven omwille van intracommunautaire handelingen waarover ze zelf als afnemer gehouden zijn btw te voldoen (diensten in België belastbaar op basis van de B2B-hoofdregel door niet in België gevestigde dienstverrichters, intracommunautaire verwervingen met overschrijding van de aankoopdrempel van 11.200 euro of optie voor het belasten van de intracommunautaire verwerving voor de drempeloverschrijding) of die ze moeten opnemen in een intracommunautaire opgave. In dat geval moet het formulier 604B worden ingediend.
Bij een retroactieve toepassing van deze vrijstelling vanaf 1 januari 2020 moeten voormelde btw-plichtigen als datum van wijziging of stopzetting van de activiteiten, de 1ste van de maand die volgt op de periode waarop hun laatste periodieke btw-aangifte betrekking heeft, invullen. Het formulier 604B of 604C moet zo snel mogelijk en uiterlijk binnen de maand na voormelde datum van uitwerking van de stopzetting of de wijziging ingediend worden.

Teruggaaf van de betaalde btw
Door de retroactieve toepassing van de vrijstelling vanaf 1 januari 2020, kunnen voormelde btw-plichtigen de sindsdien afgedragen btw terugvorderen. Voor de handelingen waarvoor een factuur werd uitgereikt, moeten zij een creditnota uitreiken aan hun afnemers waarop ze de vermelding ‘btw terug te storten aan de Staat in de mate waarin ze oorspronkelijk in aftrek werd gebracht’ moeten aanbrengen. De terug te vorderen btw wordt dan opgenomen in het rooster 64 van de periodieke btw-aangifte.
Voor de handelingen waarvoor geen factuur werd uitgereikt, gebeurt de terugvordering van de afgedragen btw via opname ervan in het rooster 62 van de periodieke btw-aangifte. De fiscus benadrukt dat dit bedrag steeds gerechtvaardigd moet kunnen worden, bijvoorbeeld door een samenvattende opgave met daarin de data van de diensten en de btw-bedragen die werden aangerekend en waarvan de teruggaaf wordt gevraagd. De mededeling vermeldt niet dat de btw-plichtige, om zijn teruggaaf te kunnen krijgen, deze btw aan zijn klanten moet terugbetalen (maar er staat ook niet in dat dit niet moet). Nochtans moet de btw-plichtige, volgens de btw-commentaar van de fiscus (versie 01.06.2020), dit in principe kunnen bewijzen. Misschien kan deze mededeling worden beschouwd als een officiële intrekking van dat administratieve standpunt?
Uiteraard moeten de btw-plichtigen die de btw-vrijstelling retroactief gaan toepassen, ook hun sinds 1 januari 2020 afgetrokken btw herzien. Wat de btw geheven van bedrijfsmiddelen betreft, zal die herziening in één keer voor de resterende herzieningstermijn (het jaar 2020 en verder) moeten worden doorgevoerd als de btw-plichtige een volledig door artikel 44 Wbtw vrijgestelde btw-plichtige is geworden. In het geval dat het bedrijfsmiddel slechts gedeeltelijk wordt bestemd voor de door artikel 44 Wbtw vrijgestelde handelingen, en deels voor handelingen met recht op btw-aftrek, zal de herziening jaarlijks moeten gebeuren, en dit  voor elk resterend jaar van de herzieningstermijn berekend op 1/5, 1/15 of 1/25 van de oorspronkelijke btw.
Volgens het bericht moeten de betrokken btw-plichtigen contact opnemen met het bevoegde KMO-centrum voor de concrete modaliteiten van deze regularisaties. Maar men doet er toch best aan die richtlijnen nog eens goed na te (laten) kijken.

FOD Financiën, bericht 22 maart 2021

Btw Onderlijnd nr. 15

Het nieuwe nummer van btw onderlijnd is nu beschikbaar onder de rubriek btw-info / publicaties, of klik hier.
In dit nummer:
| 6% voor verkoop heropgebouwde woning
| Op maat gemaakte kasten: 6% of 21% btw?
| Wist je nog dat?
| Telex

6% btw voor afbraak en heropbouw: circulaire gepubliceerd

Met de Programmawet van 20 december 2020 breidt de fiscus in 2021 en 2022 het verlaagd btw-tarief van 6% voor afbraak en heropbouw van privéwoningen uit (klik hier voor meer info). In een circulaire licht hij deze nieuwe regeling nu toe (circulaire 2021/C/18 dd. 25.02.2021). Hieronder een overzicht van de belangrijkste punten.

Afbraak en heroprichting voor een bouwheer (artikel 1quater, §§ 1 en 2 KB 20)
De fiscus bevestigt dat eerst en vooral de afbraak en heropbouw aan elkaar gekoppeld moeten zijn. Dat betekent dat de bouwheer de afbraak verricht (laat verrichten) met het oog op de wederopbouw, zonder dat een criterium wordt gesteld van tijdsverloop tussen afbraak en heropbouw (of omgekeerd).
In principe komt enkel volledige afbraak in aanmerking, en niet bv. de afbraak van enkele verdiepingen van een appartementsgebouw gevolgd door de heropbouw van enkele verdiepingen.
Bij verbouwingen kan het verlaagd tarief voor afbraak en heropbouw enkel van toepassing zijn als de 6% voor verbouwingen niet van toepassing is ingevolge de aard en de omvang van de afbraakwerken.
Wat afgebroken wordt moet significant zijn, desgevallend in verhouding met de opgerichte woningen. In principe is de afbraak van een woning, loods, fabriek, winkelruimte, … voldoende. Een duiventil, tuinhuis, schuilplaats voor dieren in een wei, … volstaat in principe niet. En of de omvang van het afgebroken gebouw betekenisvol is ten opzichte van wat wordt heropgebouwd, dat is en blijft een feitenkwestie. Dat is niet bij wet geregeld en de administratie mag geen normatieve criteria opleggen.
Voor de 50%-regel van toepassing bij de heroprichting op meerdere gronden wordt enkel de grondoppervlakte van het gelijkvloers van het gehele gebouw (niet per appartement) in aanmerking genomen.
Als na afbraak het perceel wordt verkaveld in meerdere loten, dan blijft het verlaagd btw-tarief in principe van toepassing. Maar de fiscus benadrukt hier zelf dat hij misbruik kan inroepen in het geval van een wanverhouding tussen het afgebroken gebouw en de heropgerichte woningen (feitenkwestie).
Wat het begrip enige woning betreft:

ook een naakte eigendom kan een ‘bezwarend’ bezit zijn;
een volle eigendom verkregen ingevolge erfenis is enkel ‘bezwarend’ bezit als die is verkregen uiterlijk op het tijdstip van de ingebruikneming van de heropgerichte woning;
bij afbraak en heroprichting in onverdeeldheid, andere dan tussen gehuwden en wettelijk samenwonenden, moet deze voorwaarde per bouwheer bekeken worden – de aannemer kan zijn facturen splitsen per bouwheer en dan per bouwheer al of niet of het verlaagd btw-tarief toepassen. Let op, als de ene bouwheer wel en de andere niet in aanmerking komt voor het verlaagd btw-tarief, en alle werken worden aan die eerste gefactureerd, dan kan de fiscus misbruik inroepen;
caravans of andere goederen die door Administratie Patrimoniumdocumentatie niet worden beschouwd als een onroerend goed waaraan een KI wordt toegekend,  zijn geen ‘bezwarend’ bezit;
als twee bouwheren, waarvan de ene wel en de andere omwille van een ‘bezwarend’ bezit niet in aanmerking kwam voor het verlaagd btw-tarief bij afbraak en heroprichting van hun woning, nadien huwen of wettelijk gaan samenwonen, dan moet diegene die wel het verlaagd tarief heeft genoten, geen terugstorting doen.

Het in gebruik nemen van de woning en zich er domiciliëren moet gebeuren van zodra de woning is opgericht en geschikt is voor gebruik.
In geval de heropgerichte woning wordt verhuurd aan of via een sociaal verhuurkantoor, dan moet de minimumverhuurtermijn van 15 jaar in de huurovereenkomst of het beheersmandaat opgenomen worden (veel van die contracten worden vandaag aangegaan voor 9 jaar). De verhuur of het beheersmandaat kan onder bepaalde voorwaarden aan een ander sociaal verhuurkantoor overgedragen worden zonder het btw-voordeel van het verlaagd btw-tarief te verliezen.

Verkopen van een na afbraak heropgerichte woning (artikel 1quater, § 3 KB 20)
De fiscus bevestigt nogmaals dat voor het verlaagd btw-tarief in principe enkel de projecten in aanmerking komen die vanaf de afbraak tot de verkoop door dezelfde btw-plichtige worden uitgevoerd.
Als er in hoofde van de grondeigenaar op de afbraak btw opeisbaar is geworden voor 01.01.2021 en de heropbouw gebeurt door een andere onderneming, dan bevestigt de fiscus de tolerantie uit nr. B 8 van de FAQ dat voormelde voorwaarde geacht wordt vervuld te zijn als:

eenheid van project kan worden aangetoond, en
beide partijen verbonden zijn in de zin van artikel 1:20 WVV

Voormelde tolerantie geldt zowel bij een zakelijk recht op de grond ten gunste van de bouwpromotor als bij de verkoop van de grond aan bouwpromotor.
De tolerantie wordt blijkbaar dus niet uitgebreid naar de gevallen van niet-verbonden ondernemingen.

De in te dienen verklaringen
Eerst en vooral stelt de fiscus dat enkel een kopie van de omgevingsvergunning meegestuurd moet worden. De andere stukken, zoals contracten en akten, moeten enkel ter beschikking gehouden worden van de administratie.
Omdat het momenteel niet mogelijk is het bewijs van de indiening van de verklaringen ter beschikking te stellen via MyMinfin, moeten (voorlopig) tot 31 maart 2021 enkel de facturen, en niet de verkoopovereenkomsten of de authentieke akten, de inhoud van die verklaring bevatten.
En voor de gevallen waar de gestelde voorwaarden in hoofde van de bouwheer/koper niet langer vervuld zijn, en daarvan binnen de drie maanden melding van moet worden gedaan, zal de fiscus voorzien in de formulieren 111/1B, 111/2B en 111/3B op MyMinfin.
 
Fisconetplus, circulaire 2021/C/18, 25 februari 2021

Verlaging nalatigheidsinteresten en minimumdrempel teruggaaf btw-tegoed – afschaffing decembervoorschot

Minister Van Peteghem neemt fiscale steunmaatregelen voor gezinnen en ondernemers. Voor btw zullen de volgende wijzigingen doorgevoerd worden.

Nalatigheidsinteresten
Vanaf het tweede kwartaal 2021 zullen de nalatigheids- en moratoriuminteresten inzake btw, die momenteel kunnen oplopen tot 9,6% op jaarbasis en dus een onevenredige impact kunnen hebben op onze ondernemingen, gelijk geschaald worden met die welke inzake de inkomstenbelastingen van toepassing zijn.

Verlaging minimumbedrag voor teruggaaf btw-tegoed
Als voor een bepaalde aangifteperiode de aftrekbare btw de verschuldigde btw overtreft, wordt dat saldo in het voordeel van de btw-plichtige automatisch naar het volgende tijdvak (aangifteperiode) overgedragen (art. 47, 2de  lid Wbtw en art. 81, § 1 KB nr. 4). Dat bedrag wordt dan als een tegoed op de fiscus ingeschreven op de btw-rekening-courant van de btw-plichtige (waar het eventueel verrekend wordt met een andere nog openstaande btw-schuld).
In principe is voorzien dat deze tegoeden bij het einde van het kalenderjaar, op uitdrukkelijk verzoek van de btw-plichtige, terugbetaald worden binnen de drie maanden na het verstrijken van het kalenderjaar (art. 76, § 1, 1ste lid Wbtw). Maar de wet voorziet ook dat btw-tegoeden vroeger terugbetaald kunnen worden (art. 76, § 1, 3de lid Wbtw en art. 8, § 2 KB nr. 4). Die maatregel houdt in dat btw-plichtigen elk kwartaal hun btw-tegoed kunnen terugvragen (los van de bijzondere vergunning voor maandelijkse btw-teruggaaf), als dat tegoed minstens gelijk is aan:

245 euro voor zover het gaat om een tegoed na het laatste aangiftetijdvak (december of 4de kwartaal);
615 euro voor tegoeden van kwartaalindieners na het 1ste, 2de of 3de kwartaal;
1.485 euro voor tegoeden van maandindieners na het 1ste, 2de of 3de kwartaal.

Voor maandaangevers met een vergunning maandelijkse teruggaaf en starters geldt dat zij hun btw-tegoed in elke maandaangifte kunnen terugvragen als dit tegoed minstens 245 euro bedraagt.
Buitenlandse btw-plichtigen kunnen ook teruggaaf krijgen van Belgische btw. Voor hen moet het tegoed minstens 50 euro bedragen als de teruggaaf betrekking heeft op een heel kalenderjaar of de restant van een kalenderjaar. Tussentijds kunnen zij ook al Belgische btw terugkrijgen als het tegoed minstens 400 euro bedraagt (artikel 11, § 2 KB 56).
De minimumbedragen om teruggaaf van het btw-tegoed te kunnen krijgen, liggen voor buitenlandse btw-plichtigen dus lager dan die voor Belgische btw-plichtigen.
Om deze gelijk te schakelen heeft de minister beslist voormelde minima voor Belgische btw-plichtigen te herleiden naar het niveau van de minima die gelden voor buitenlandse btw-plichtigen.
Zo wordt voor Belgische btw-plichtigen 50 euro het maandelijkse en jaarlijkse drempelbedrag om teruggaaf te kunnen krijgen van het btw-tegoed, het driemaandelijkse drempelbedrag wordt 400 euro.

Afschaffing decembervoorschot
Het decembervoorschot zal structureel worden afgeschaft. Voor 2020 gebeurde dit al eenmalig ingevolge de coronacrisis.

Btw Onderlijnd nr. 14

Het nieuwe nummer van btw onderlijnd is nu beschikbaar onder de rubriek btw-info / publicaties, of klik hier.
In dit nummer:
| Btw-vrijstelling voor psychotherapeuten
| Eenmalig 35% aftrek voor auto’s in 2020
| Verlenging btw-verlaging mondmaskers en hydroalcoholische gels
| Wist je nog dat?
| Telex 

Ontvangen subsidies die doorgestort moeten worden hebben geen impact op de btw-aftrek

Een gedeeltelijke btw-plichtige die voor zijn handelingen buiten de toepassing van de btw subsidies ontvangt van verschillende openbare lichamen, moet voor zijn btw-aftrek op de kosten gemaakt voor zowel de belaste als de activiteit buiten btw, gebruik maken van een verhoudingsgetal met in de teller het totaal van de aan btw onderworpen opbrengsten en in de noemer de totale omzet, met inbegrip van de ontvangen subsidies.
De subsidies die de btw-plichtige ontvangt maar die niet voor hem bestemd zijn en die hij moet doorstorten aan andere economische operatoren, inzonderheid onder de vorm van beurzen, worden niet in de noemer van het verhoudingsgetal opgenomen.
Fisconetplus, voorafgaande beslissing nr. 2020.2221, 12 januari 2021