De fiscus laat weten dat er uitstel verleend wordt voor het indienen van de btw-aangiften over het derde kwartaal of de maand september 2022. De aangiften moeten uiterlijk 25 oktober 2022 (i.p.v. 20 oktober 2022) ingediend zijn. Let erop dat de betaling van de voor deze aangifteperiode verschuldigde btw wel ten laatste op 20 oktober 2022 gebeurt.
Btw-plichtigen die hun btw-tegoed na het indienen van deze aangifte terugbetaald willen krijgen, moeten deze uiterlijk 24 oktober indienen (anders wordt de terugbetaling uitgesteld naar de volgende terugbetalingsdatum).
We hebben heuglijk nieuws. De huidige coronamaatregelen staan ons eindelijk terug toe om onze halfjaarlijkse klantenseminaries te organiseren. Eindelijk kunnen we elkaar terug zien om nuttige btw-info te bespreken en om nog wat na te praten met drank en hapjes. Voor de regio Gent hebben we een nieuwe locatie moeten zoeken omdat d’ Ouwe Hoeve de vertrouwde zaal in het coronatijdperk mee geïncorporeerd heeft in het restaurant. We hebben met het Oud Gemeentehuis in Zwijnaarde een andere mooie en makkelijk bereikbare locatie gevonden.
De klantenseminaries gaan door op volgende tijdstippen en locaties:
30 mei 2022 van 16h tot 19h: Sparrenhof in Langdorp;
31 mei 2022 van 16h tot 19h: Oud Gemeentehuis in Zwijnaarde;
2 juni 2022 van 16h tot 19h: Café De Trappisten in Westmalle.
Klik hier voor het inschrijvingsformulier en tot binnenkort.
De verkoop van een woning die gebouwd werd na afbraak van een gebouw op hetzelfde kadastrale perceel, kan onder bepaalde voorwaarden tot eind 2023 het verlaagd btw-tarief van 6% genieten. Eén van die voorwaarden is dat het moet gaan om projecten die worden uitgevoerd, vanaf de afbraak van het gebouw tot de levering van de woning, door dezelfde btw-plichtige, met name de verkoper.
Voor het grondwettelijk Hof werd een verzoek ingediend tot een gedeeltelijke vernietiging van deze bepaling. Dat de tijdelijke btw-verlaging wel geldt als de leverancier van de woning op het betrokken perceel eerst zelf een bestaande woning heeft afgebroken, maar niet als de leverancier van de woning het betrokken perceel onbebouwd heeft gekocht nadat de vorige eigenaar het oude gebouw heeft afgebroken, zou volgens de verzoekers een schending inhouden van het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van non-discriminatie. Zo zou volgens de verzoekers die voorwaarde aan de verkopers die een nieuwbouwproject hebben gerealiseerd op een terrein dat zij onbebouwd hebben gekocht nadat de vorige eigenaar de bestaande gebouwen had afgebroken, een overdreven last opleggen, omdat zij een onoverkomelijk concurrentieel nadeel lijden ten opzichte van vergelijkbare verkopers die hun nieuwbouwwoningen wel tegen het verlaagde btw-tarief kunnen aanbieden.
Volgens het Grondwettelijk Hof beschikt de wetgever over een ruime beoordelingsbevoegdheid om de aanslagvoet van de btw vast te stellen. Het Hof kan de beleidskeuze van de wetgever, alsook de motieven die daaraan ten grondslag liggen, alleen maar afkeuren als die berusten op een manifeste vergissing of als kennelijk onredelijk zouden zijn. En dat is hier niet het geval. De maatregel heeft onder meer specifiek tot doel om bouwpromotoren aan te zetten verouderde gebouwen af te breken en te vervangen door een nieuwbouwproject (bevorderen van energie-efficiëntie). En dat is voor het Hof geen onredelijke beleidskeuze.
Bovendien legt de aangevochten bepaling geen onevenredige last op aan bouwpromotoren die een onbebouwd kadastraal perceel aankopen met het oog op de oprichting voor verkoop van nieuwe gebouwen. Het zijn uiteindelijk de kopers die het normale btw-tarief van 21% verschuldigd zijn. En dat dit voor die bouwpromotoren een concurrentieel nadeel kan inhouden ten opzichte van bouwpromotoren die hun nieuwbouwprojecten met 6% btw kunnen verkopen, het maakt het voor die verkopers niet buitensporig moeilijk of onmogelijk om een nieuwbouwproject te realiseren of om de gerealiseerde wooneenheden te verkopen.
Grondwettelijk Hof, arrest 56/2022, rolnr. 7611, 21 april 2022
Caféhouders die voor btw hun omzet bepalen op basis van de forfaitaire regeling, moeten voor het eerste kwartaal 2022 de berekeningswijze van het vierde kwartaal 2021 toepassen. De forfait voor 2022 is nog niet gepubliceerd. De fiscus werkt momenteel nog aan de reparatiewetgeving die nodig is na de vernietiging door het Grondwettelijk Hof van de forfaitaire btw-regeling voor de (kleine) caféhouders voor het jaar 2020 omdat de vormvoorwaarden niet gerespecteerd waren (arrest nr. 251.520 dd. 17.09.2021).
In 2019 keurde het parlement een btw-verlaging naar 6% goed voor de levering van gewone en elektrische rijwielen en elektrische speedpedelecs. Deze btw-verlaging kon enkel in werking treden nadat Europa de bijlage III (goederen en diensten waarvoor de lidstaten verlaagde btw-tarieven mogen toepassen) van de btw-richtlijn in die zin had aangepast. Dat is ook gebeurd op 6 april 2022 met de publicatie van de gewijzigde bijlage III in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Maar de regering heeft nu met een KB die btw-verlaging afgevoerd.
De wetgever heeft de tijdelijke btw-verlaging voor afbraak en heropbouw in heel België, die voorzien was tot eind 2022, verlengd tot 31 december 2023. Daarnaast wordt een tijdelijke btw-verlaging naar 6% ingevoerd vanaf 1 april 2022 tot 31 december 2023 voor het werk in onroerende staat dat bestaat uit de levering met plaatsing van:
fotovoltaïsche zonnepanelen op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen;
thermische zonnepanelen en zonneboilers in, op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen;
warmtepompen in, op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen.
Voor dit verlaagd btw-tarief is verder vereist dat voormeld werk:
wordt verstrekt en gefactureerd aan een eindverbruiker (eigenaar, huurder, verhuurder, vruchtgebruiker, …);
betrekking heeft op een woning die, na de uitvoering van het werk, daadwerkelijk ofwel uitsluitend, ofwel hoofdzakelijk, als privéwoning wordt gebruikt;
wordt verricht aan een woning die voor het eerst in gebruik is genomen in de loop van een kalenderjaar dat minder dan tien jaar voorafgaat aan de eerste factuur met betrekking tot voormeld werk.
Het verlaagd tarief geldt enkel voor de technische installaties die voldoen aan de benchmarks voor emissies die in diverse Europese regelgevingen opgenomen zijn.
De dienstverrichter moet op zijn factuur de volgende vermelding zetten: “Btw-tarief: Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van de factuur, wordt de klant geacht te erkennen dat (1) de werken worden verricht aan een woning waarvan de eerste ingebruikneming heeft plaatsgevonden in een kalenderjaar dat minder dan tien jaar voorafgaat aan de datum van de eerste factuur met betrekking tot die werken, (2) de woning, na uitvoering van die werken, uitsluitend of hoofdzakelijk als privéwoning wordt gebruikt en (3) de werken worden verstrekt en gefactureerd aan een eindverbruiker. Wanneer minstens één van die voorwaarden niet is voldaan, zal het normale btw-tarief van 21 pct. van toepassing zijn en is de afnemer ten aanzien van die voorwaarden aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten.”
Zoals steeds mag het verlaagd btw-tarief niet toegepast worden als de voormelde technische installaties uitsluitend instaan voor de energie- of warmtevoorziening van elementen van de woning die niet voor bewoning in de strikte zin worden gebruikt zoals zwembaden, sauna’s en dergelijke installaties.
Met zijn circulaire 2021/C/96 dd. 27.10.2021 liet de fiscus weten de toepassing van de btw-vrijstelling van artikel 41, § 1, 3° Wbtw voor diensten die rechtstreeks verband houden met de uitvoer van goederen vanuit België of een andere lidstaat buiten de Gemeenschap, vanaf 1 januari 2022 te beperken tot de verhouding tussen enerzijds de dienstverrichter en anderzijds de afzender of de ontvanger van de uit te voeren goederen. Met die laatste bedoelt de fiscus:
de verkoper of koper van de te exporteren goederen;
de eigenaar, de huurder of de lener van de uit te voeren goederen;
de contractant die goederen buiten de Gemeenschap exporteert met het oog op reparatie, verwerking of aanpassing;
degene die buiten de Gemeenschap goederen wederuitvoert die zijn ontvangen op goedkeuring, bij wijze van monster of in consignatie;
degene die goederen buiten de Gemeenschap wederuitvoert nadat deze door hem zijn gerepareerd, bewerkt, verwerkt of aangepast.
Als de dienstverrichter die zelf met het vervoer is belast, gebruik maakt van een onderaannemer om de dienst van het goederenvervoer te verrichten, dan kan onder het nieuwe standpunt de onderaannemer van het vervoer zijn dienst niet meer vrijstellen van btw op basis van artikel 41, § 1, 3° Wbtw.
De administratie had reeds (zie info dd. 17.11.2021) laten weten dat ze op vraag van het kabinet Financiën bereid was om uitstel te verlenen voor de verplichte toepassing van dit nieuwe administratieve standpunt, en dat hierover kortelings een publicatie zou verschijnen.
Met zijn circulaire 2021/C/101 dd. 22.11.2021 verleende de fiscus in eerste instantie uitstel tot 1 april 2022 voor de verplichte toepassing van het nieuwe administratieve standpunt. Die circulaire heeft het steeds over de vervoersdiensten die rechtstreeks verband houden met de uitvoer van goederen. Meer zelfs, de fiscus vermeldt hierin uitdrukkelijk dat de circulaire 2021/C/96 meer bepaald de draagwijdte van voormelde vrijstelling afbakent voor wat betreft vervoerdiensten die rechtstreeks verband houden met de uitvoer van goederen.
De fiscus bevestigde nadien nog uitdrukkelijk dat het nieuwe administratieve standpunt beperkt blijft tot de diensten van het goederenvervoer zelf, terwijl artikel 41, § 1, 3° Wbtw ook betrekking heeft op andere diensten dan goederenvervoer die rechtstreeks verband houden met de uitvoer van goederen, zoals laden, lossen, meten, wegen, enzovoort.
Op vraag van de sector heeft de fiscus nu nogmaals een uitstel verleend voor de verplichte toepassing van het nieuwe administratieve standpunt, dit maal tot 1 september 2022. De fiscus zal bovendien opnieuw in overleg treden met de sector om de interpretatie- en toepassingsproblemen van het nieuwe administratieve standpunt te bespreken.
Een varkenskweker wordt bij vonnis dd. 02.10.2013 failliet verklaard waardoor een curator over het faillissement wordt aangesteld. Die verkoopt in oktober 2013, in het kader van het faillissementsbeheer, de resterende varkens. Over de verkoop wordt btw aangerekend. In de koopovereenkomst is bovendien door de koper bedongen dat die varkens tijdelijk in de gebouwen van de gefailleerde zouden blijven staan. Hiervoor betaalt de koper een bezettingsvergoeding waarover eveneens btw werd aangerekend. Eind december 2013 gingen de varkensstallen in vlammen op.
De fiscus weigert de btw-aftrek die de curator heeft uitgeoefend op de kosten met betrekking tot het faillissement (opruimen van mestputten, expertise brandschade, begeleiding aanvraag sloopvergunning, …) omdat de btw-plichtige sinds 2015 geen handelingen meer verricht zou hebben die recht op btw-aftrek verlenen. Er bestaat volgens de fiscus duidelijk geen enkel verband tussen de gemaakte kosten en btw-belaste uitgaande handelingen.
De curator gaat akkoord met de correctieopgave en wordt kort nadien ontheven van zijn mandaat en een nieuwe curator wordt aangesteld. Die laatste gaat over tot betaling onder voorbehoud van alle rechten en zonder enige nadelige erkentenis van het door de fiscus gevorderde bedrag en tekent verzet aan bij de rechtbank. Die stelt hem in het ongelijk (Rb. Brugge dd. 20.01.2020), waarop de curator in beroep gaat.
Wat de mogelijkheid betreft om terug te komen op een ondertekende correctieopgave, stelt het hof van beroep dat de vraag of het voor de aftrek relevant is dat de btw-plichtige geen btw-belaste handelingen meer heeft gesteld, een rechtsvraag is en geen feitenkwestie. Dus kan de tweede curator wel degelijk, als hij zijn stelling kan hard maken dat de eerste voor de ondertekening van de correctieopgave een dwaling in rechte heeft begaan, bekomen dat de correctieopgave als onjuist wordt beschouwd en dus zijn recht op btw-aftrek vorderen.
Het hof erkent dat zelfs als het om kosten gaat die niet onmiddellijk toewijsbaar zijn aan een concrete te realiseren omzet , en meer zelfs wanneer er helemaal geen omzet meer kan gerealiseerd worden, dan nog kan de btw vervat in de kosten die betrekking hebben op de economische activiteit die de gefailleerde had, aftrekbaar zijn. Ook de handelingen die betrekking hebben op de afwikkeling van de stopzetting van de activiteit (en op de vereffening ervan), zijn verbonden met die economische activiteit. En dat nog niet duidelijk is wat de uiteindelijke bestemming van de gesaneerde gronden zal worden, dat feit is irrelevant voor het recht op btw-aftrek.
Voor het hof is het duidelijk dat de kosten kaderen in de werkzaamheden van de curator om de gevolgen van het bestaan van de voormalige economische activiteit, gecombineerd met de brand, weg te werken. Er is dan ook een verband tussen die kosten en de economische activiteit. Daarmee is ook aangetoond dat de eerste curator een dwaling in rechte heeft begaan bij de ondertekening van de correctieopgave. Het op dat akkoord gesteunde dwangbevel is bijgevolg nietig (want het steunt op een nietig akkoord).
De fiscus moet de betaalde sommen terugbetalen, verhoogd met de wettelijke moratoriuminterest.
Lijst van de houders van een vergunning tot toepassing van de door de beslissing nr. E.T.102.595 van 19 juni 2002 inzake directe verkopen bedoelde regeling. (toestand op 1 januari 2022)
Bij uitvoeringsbesluit 2013/53/EU dd. 22.01.2013 verleende de Europese Raad aan België de toelating om btw-plichtigen met een jaaromzet van niet meer dan € 25.000 vrij te stellen van btw. Die toelating gold tot 31 december 2015.
Die toelating werd bij uitvoeringsbesluit EU 2015/2348 dd. 10.12.2015 verlengd tot 31 december 2018.
Uitvoeringsbesluit EU 2018/2077 verlengde deze toelating tot 31 december 2021.
En nu wordt deze toelating opnieuw verlengd tot 31 december 2024.
Publicatieblad EU, L-14/23, 21 januari 2022, uitvoeringsbesluit EU 2022/88, 18 januari 2022
Ondernemingen die reeds voor de btw zijn geregistreerd en die willen overschakelen op de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen omdat ze in het vorige kalenderjaar de omzetdrempel van 25.000 euro niet hebben overschreden, kunnen dat doen op twee tijdstippen:
1 januari
1 juli
In beide gevallen voorziet KB 19 dat de btw-plichtige die overstap moet vragen via een aangetekend schrijven aan zijn bevoegd btw-kantoor.
De minister antwoordt nu dat de fiscus, in afwachting van de aanpassing van deze regelgeving, aanvaardt dat deze overgangen doorgegeven worden via een aangifte van wijziging van werkzaamheid. Dit formulier 604B moet sinds 12 juli 2021 verplicht online ingediend worden via de toepassing e604 op MyMinfin (tenzij de btw-plichtige vrijstelling van elektronische indiening heeft gekregen).
De website van de FOD Financiën werd ondertussen ook aangepast. Er wordt nu ook verwezen naar het formulier 604B en niet langer naar een aanvraag bij het bevoegd team beheer.
Vr. & Antw. Kamer, 55-072, 16 december 2021, vraag 698, S. Matheï, 28 oktober 2021
Naar aanleiding van de wetswijziging op 1 januari 2022 voor de btw-vrijstelling voor diensten inzake medische verzorging, heeft de fiscus de volgende bijkomende verduidelijkingen gepubliceerd met betrekking tot het moeten indienen van een formulier 604B of 604C:
als een gemengde btw-plichtige zonder zijn activiteiten te wijzigen, door de nieuwe regeling een volledig door artikel 44 Wbtw vrijgestelde btw-plichtige zonder recht op btw-aftrek wordt, dan moet het formulier 604B ingediend worden om de wijziging in het btw-regime door te geven;
als een gemengde btw-plichtige door een wijziging van zijn activiteiten een volledig door artikel 44 Wbtw vrijgestelde btw-plichtige zonder recht op btw-aftrek wordt, dan moet het formulier 604B ingediend worden om de wijzigingen van de activiteiten en het btw-regime door te geven.
Verder verduidelijkt de fiscus dat bij het invullen van het formulier e604B (in de toepassing e604) in het tabblad ‘Regime btw’, eerst aangeduid moet worden welk type handelingen wordt verricht. Voor een gemengde btw-plichtige die een volledig door artikel 44 Wbtw vrijgestelde btw-plichtige zonder recht op btw-aftrek wordt, moet de keuze ‘uitsluitend handelingen verricht, beoogd in artikel 44 (belastingplichtige zonder recht op aftrek van btw)’ gemaakt worden.
Daarna moet in dat formulier het btw-regime onder punt ‘D. Belastingplichtige zonder recht op aftrek (toepassing van artikel 44)’ geselecteerd worden. Als deze btw-plichtigen hun intracommunautaire verwervingen (andere dan accijnsgoederen en nieuwe vervoermiddelen) in België niet aan btw moeten onderwerpen (de aankoopdrempel van 11.200 euro is niet overschreden en er is evenmin geopteerd voor die btw-heffing voordat die drempel is overschreden), dan moet ook het vakje ‘Ik verklaar schuldenaar te zijn van de btw want ik ontvang diensten, die plaatsvinden in België, verricht door een niet in België gevestigde belastingplichtige’ aangevinkt worden. Hierdoor zal de btw-plichtige beschouwd worden als een btw-plichtige:
zonder recht op aftrek;
en zonder indieningsverplichtingen zolang het btw-nummer niet wordt meegedeeld aan een leverancier of dienstverrichter in een andere lidstaat.
Het formulier 604A moet in principe ingediend worden voorafgaand aan de aanvang van de activiteiten. De fiscus heeft voor de (para)medische beroepen een uitstel verleend tot 31 januari 2022. Het formulier 604B moet worden ingediend binnen de maand na de aan te geven wijziging(en), wat dus in principe ook 31 januari 2022 is (de wijziging van de btw-regels is ingegaan op 01.01.2022).
Door een panne bij de elektronische diensten van de fiscus werd voor deze indieningstermijnen uitstel verleend tot 1 februari 2022. De fiscus heeft mondeling ook al laten weten dat er nog uitstel zou komen voor het indienen van de formulieren 604, vermoedelijk tot eind februari 2022. Dat uitstel wordt in het betrokken bericht niet expliciet vermeld, maar de fiscus laat wel weten dat hij geen sancties zal opleggen in geval van een spontane laattijdige indiening van die formulieren. Btw-plichtigen die van de fiscus een herinneringsbrief met betrekking tot de indiening van het formulier 604A of 604B hebben ontvangen, zullen wel een boete opgelegd krijgen als zij niet binnen de gestelde antwoordtermijn van één maand het formulier indienen.
De voormelde toegevingen gelden enkel voor de indieningsplicht van de formulieren 604 en veranderen uiteraard niets aan het feit dat sinds 1 januari 2022 de nieuwe btw-regels toegepast moeten worden en dat periodieke btw-aangiftes ingediend moeten worden (voor btw-plichtigen die door de gewijzigde regelgeving voor het eerst een btw-aangifte moeten indienen, is er wel een tolerantie dat de handelingen van het eerste kwartaal 2022, of de handelingen van de maanden januari, februari en maart 2022, mee aangegeven mogen worden in de aangifte van het tweede kwartaal 2022, respectievelijk de aangifte over april 2022 – klik hier voor meer info).
Tot slot benadrukt de fiscus dat de wijzigingen aan de regels voor de btw-vrijstelling voor diensten van medische verzorging niets veranderen aan de NACEBEL-codes.