Vermogensinbreng door investeerder in tax shelter niet onderworpen aan btw

Volgens de rulingcomissie is de voorgelegde overeenkomst tussen producent en investeerder met betrekking tot een tax shelter vergelijkbaar met een stille handelsvennootschap. De equity-investering door de investeerders wordt dan ook niet beschouwd als de tegenprestatie voor een btw-belastbare handeling.
De overdracht door de investeerder van zijn rechten in de APNI (aandeel producent netto-inkomsten) wordt vrijgesteld door artikel  44, § 3, 10° Wbtw (handelingen mbt aandelen, deelnemingen, …).
Bron: fisconetplus, Voorafgaande beslissing nr. 2010.454, 14 oktober 2010

Problemen met Italiaanse btw-nummers

Ingevolge een wijziging in de Italiaanse btw-wetgeving, kan de situatie zich voordoen dat Italiaanse btw-nummers retro-actief werden geschrapt of dat ze tijdelijk zijn geschorst. Dit betekent dat bv. Belgische btw-plichtigen die goederen intracommunautair hebben geleverd of diensten hebben verricht voor Italiaanse btw-plichtige afnemers, en de geldigheid van het Italiaanse btw-nummer van hun klant bevestigd hebben gekregen via de CLO-diensten van de btw-administratie of via de VIES-website, alsnog met het feit geconfronteerd kunnen worden dat acteraf dit nummer niet geldig blijkt te zijn, bv. bij het indienen van de intracommunautaire opgave.
Wanneer achteraf dus zou blijken dat het Italiaanse btw-nummer van de klant met terugwerkende kracht ongeldig werd verklaard, dan mag de leverancier die ter goede trouw heeft gehandeld en in het bezit is van voormelde geldigheidsverklaring niet opdraaien voor de Belgische btw. Kan hij aantonen dat de goederen effectief vervoerd of verzonden werden naar een andere Lidstaat of dat de dienst verricht werd voor een buitenlandse btw-plichtige, zal de Belgische administratie de Belgische btw niet invorderen.
In de situatie van een voorlopige schorsing van het Italiaanse btw-nummer van de klant (situatie waarbij de Italiaanse klant binnen de maand zijn btw-nummer opnieuw geldig kan laten verklaren – de Italiaanse administratie levert dan een “tijdelijke ongeldig verklaring” af – maar waar ten tijde van de handeling geen geldigheidsverklaring van dat btw-nummer kan worden afgeleverd), dan aanvaardt de Belgische administratie alsnog de niet-aanrekening van Belgische btw op intracommunautaire leveringen van goederen aan deze klanten wanneer de drie volgende voorwaarden allemaal zijn vervuld:

er moet reeds een aantoonbare aan de verrichting voorafgaande langere termijn handelsrelatie bestaan tussen de Italiaanse klant en de Belgische leverancier/dienstverrichter;

de Italiaanse klant moet met stukken uitgaande van zijn administratie kunnen aantonen dat hij op het tijdstip van de levering in Italië btw-plichtig is;

de klant moet in elk geval schriftelijk kunnen bewijzen dat hij opnieuw een Italiaans btw-nummer heeft aangevraagd dat geldig is voor aan hem verrichte intracommunautaire handelingen.

Voor wat de intracommunautaire opgave betreft, moeten volgende voorwaarden vervuld zijn:

in de mate deze een kwartaalaangever is, dient deze op het ogenblik dat de kwartaalaangifte dient te worden ingediend in het bezit te zijn van het geldig Italiaans btw-nummer van de klant;

in de mate deze een maandaangever is, dient deze binnen de 2 maanden volgend op deze waarin de verrichting plaats vindt in het bezit te zijn van het geldig Italiaans btw-nummer van de klant.

 
 

SWIFT-diensten tussen banken (uitwisseling elektronische berichten) niet vrijgesteld van btw

Het Hof van Justitie heeft op 28 juli beslist dat de btw-vrijstelling voor handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deposito’s, rekening-courantverkeer, betalingen, overmakingen, aandelen, deelnemingen in vennootschappen of verenigingen, obligaties en andere waardepapieren niet geldt voor elektronische berichtendiensten voor financiële instellingen (SWIFT).
Bron: www.curia.eu, C-350/10, Nordea Pankki Suomi, 28 juli 2011

Leasing voorafgegaan door vrijgestelde onroerende verhuur in afwachting afwerking 2de fase blijft aan btw onderworpen

De rulingcommissie aanvaardt dat een onroerende leasing van een gebouw, waarbij de voorwaarden van het KB 30 om de leasing aan de btw te onderwerpen vervuld zijn, dat na de eerste fase van de oprichting/verbouwing via een vrijgestelde onroerende verhuur voorlopig ter beschikking wordt gesteld aan de toekomstige leasingnemer, en dit in afwachting van de beëindiging van de 2de fase van de oprichting/verbouwing waarna de onroerende leasing van start zal gaan, in zijn geheel aan de btw onderworpen blijft. De btw geheven van de rechtstreekse en onrechtstreekse kosten mbt tot de oprichting, verbouwingen, uitrustingswerken en eventuele werken van grove herstellingen kunnen zonder beperking in aftrek worden gebracht door de leasinggever.
Verder lijkt de rulingcommissie ook te aanvaarden (we kunnen ons enkel baseren op de gepubliceerde ruling, we hebben geen kennis van het volledige dossier) dat de leasing van een gebouw welke tot stand komt door middel van afbraak/verbouwing/heroprichting van een onroerend goed welke de leasinggever reeds in zijn bezit had (dus niet specifiek verworven op vraag van de toekomstige leasingnemer), aan de btw kan onderworpen zijn.
Bovendien bevestigt de rulingcommissie dat de duurtijd van het contract niet bepalend is voor de toepassing van de btw op de leasevergoedingen. Het betrof hier een leasingovereenkomst voor slechts negen jaar, maar waarbij het geïnvesteerde kapitaal wel werd wedersamengesteld door de periodieke leasevergoedingen die tijdens die negen jaar verschuldigd zijn. Anderzijds betekent een contract van slechts negen jaar dat het gebouw, welke een bedrijfsmiddel is in hoofde van de leasinggever, niet gedurende de volledige 15 jaar van het herzieningstijdvak, voor btw-activiteiten zal worden gebruikt. Volgens de rulingcommissie zal de leasinggever bij de beëindiging van de leasingovereenkomst een herziening moeten doorvoeren, in één keer, van de aftrekbare btw die betrekking heeft op de nog te lopen jaren. Dat betekent dat de btw op de orpichting in het begin volledig aftrekbaar is en niet beperkt moet worden met een breuk van 9/15.
Bron: fisconetplus, Voorafgaande beslissing nr. 2010.329 van 25 januari 2011
 
 

Uitstel indienen aangiftes en IC-listing

Naar jaarlijkse gewoonte is ook dit jaar de zomervakantieregeling van toepassing voor het indienen van de periodieke btw-aangiftes en de opgaves van de intracommunautaire handelingen voor wat betreft de handelingen van het tweede kwartaal 2011 en de maand juli 2011:

btw-aangifte/IC-opgave 2de kwartaal 2011: uiterste indieningsdatum is 10 augustus ipv 20 juli 2011
btw-aangifte/IC-opgave juni 2011: uiterste indieningsdatum is 10 augustus ipv 20 juli 2011
btw-aangifte/IC-opgave juli 2011: uiterste indieningsdatum is 9 september ipv 20 augustus 2011

Betalingen van verschuldigde btw-bedragen moeten wel gebeuren volgens de normale date, resepctievelijk 20 juli en 20 augustus 2011. Bij niet-betaling (of te weinig) worden interesten aangerekend, tenzij de btw-plichtige aan de voorwaarden voldoet voor opheffing van deze interesten (meer info op het lokaal btw-controlekantoor).
Bron: www.minfin.fgov.be, zomerfaciliteiten voor de btw-plichtige

Verlaagd btw-tarief verbouwingen definitief

In het Belgisch Staatsblad van 19 juli 2011 werd de programmawet van 4 juli 2011 (wetgevingsstuk 53-1481) gepubliceerd waarin het verlaagd tarief voor renovatie van woningen van misntens vijf jaar oud wordt omgezet van een tijdelijke maatregel naar een definitieve maatregel. In de tabel A (goederen en diensten onderworpen aan het verlaagd tarief van 6%) van de bijlage bij het KB nr. 20 worden twee nieuwe rubrieken toegevoegd:

rubriek XXXVIII: renovatie en herstel van privéwoningen (zelfde voorwaarden als voordien)
rubriek XXXIX: kleine hersteldiensten:

herstelling van fietsen
herstelling van schoeisel en lederwaren
herstelling en vermaken van kleding en huishoudlinnen

 Voorheen
Het Parlement heeft een maatregel aanvaard die het verlaagd btw-tarief van 6% voor verbouwingen van woningen van minstens vijf jaar oud omzet van een tijdelijke maatregel (voorzien tot einde juni 2011) naar een maatregel voor onbeperkte duur. De voorwaarden voor dit verlaagd btw-tarief blijven dezelfde. De maatregel gaat in vanaf 1 juli 2011 maar moet nog verschijnen in het Belgisch Staatsblad.

Commissies voor zelfstandige tussenpersonen bij vrijgestelde weddenschappen kunnen ook vrijgesteld zijn van btw

In België bestaat al geruime tijd discussie over het feit of de commissies die zelfstandige agentschappen ontvangen voor het in hun eigen naam maar voor rekening van een derde afsluiten van weddenschappen, verzmalen van inzetten en uitbetalen van winnaars, van de btw is vrijgesteld op grond van artikel 44, § 3, 13° Wbtw. De weddenschappen zelf vallen onder deze vrijstelling. Volgens het Hof van Justitie vallen ingevolge het commissionairsbeginsel (artikel 20, § 1 Wbtw) de dienstprestaties van zelfstandige agentschappen die handelen in eigen naam maar voor rekening van de organisator van de weddenschappen, eveneens onder deze vrijstelling. Dat betekent dus dat in die omstandigheden de organisator van de weddenschappen geen btw moet betalen over de door hem uitbetaalde commissielonen, btw die voor hem niet aftrekbaar is. Anderzijds betekent dit voor de zelfstandige agentschappen die onder dergelijke omstandigheden werken, geen btw moeten afdragen op de door hen ontvangen commissielonen. Of een agentschap in eigen naam maar voor rekening van een organisator handelt, moet door de nationale rechter worden uitgemaakt.
Bron: www.curia.eu, C-464/10, Tiercé Franco-Belge (Pierre Henfling, Raphaël Davin en Koenraad Tanghe), 14 juli 2011

Ruilingdienst spreekt zich uit over btw-regeling getrouwheidsprogramma met spaarpunten

De prijs die een klant betaalt voor een elektronische getrouwheidskaart vormt de tegenprestatie van een dienstverlening die aan het normale btw-tarief onderworpen is. Wanneer de gespaarde punten worden aanvaard als gedeeltelijke betaling van de handelingen die door een leverancier werden verricht en wanneer de laatstgenoemde een prijsvermindering toekent die met het aantal aanvaarde punten evenredig is, dan kan de maatstaf van heffing van btw voor zijn handeling worden verlaagd met de waarde van de aanvaarde punten overeenkomstig artikel 28, 2°, Wbtw.
Bron: Fisconetplus, Voorafgaande Beslissing nr. 2010.318 van 7 september 2010

Uitbreiding van fiscaal gunstregime voertuigen voor invaliden of gehandicapten

De administratie staat voortaan de toepassing van de fiscale voordelen voor bepaalde categorieën van invaliden of gehandicapten die een lichte vrachtauto gebruiken voor hun persoonlijk vervoer, ook toe lichte vrachtauto’s die niet voorzien zijn van zijruiten. Dit onder dezelfde voorwaarden die gelden voor die gunstregeling voor dergelijke lichte vrachtauto’s met zijruiten. Bovendien zal voortaan de gewestelijke directie bevoegd zijn voor de eindbeslissing en het document nr. 716 zal binnenkort aangepast worden.
Bron: Fisconetplus, beslissing nr. ET 113.117 van 13 juli 2011

Bijzondere regeling voor bepaalde organisatoren van sportevenementen

Volgens de administratie oefenen organisatoren van sportevenementen in principe een economische activiteit uit waarbij zij in principe belastbare handelingen verrichten, zoals verlenen van toegang, publiciteit, verschaffen van spijzen en dranken voor verbruik ter plaatse, merchandising, enz. Sommige organisatoren genieten zelf de vrijstelling als exploitant van sportinrichting (art. 44, § 2, 3° Wbtw), maar dat wil niet zeggen dat alles wat zij verrichten in het kader van een specifiek evenement van de btw is vrijgesteld door deze bepaling, noch door die van artikel 44, § 2, 12° Wbtw voor wat de bijkomstige handelingen betreft ter verkrijging van financiële steun voor een vrijgestelde hoofdactiviteit.
In de mate dat zij handelingen verrichten die niet van de btw zijn vrijgesteld, noch als exploitant van een sportinrichting, noch als bijkomstige handelingen voor het verkrijgen van financiële steun, zijn zij in principe verplicht als btw-plichtige te registreren en periodieke btw-aangiften in te dienen.
Onder bepaalde voorwaarden kunnen zij echter gebruik maken van een vereenvoudigde regeling die inhoudt dat zij slechts één keer per jaar een btw-aangifte moeten indienen. Deze voorwaarden zijn:

organisatie van evenement slechts 1 x per jaar
aftrekbare btw kennen op het einde van de tweede kalendermaand die volgt op de maand waarin het evenement plaatsvond. Dit is immers de termijn waarbinnen de jaarlijkse btw-aangifte moet worden ingediend

Bron: Fisconetplus, ET nr. 119.653 van 11 juli 2011

Emissiegarantie bij uitgifte van aandelen is van btw vrijgestelde handelingen

Wanneer een kredietinstelling een emissiegarantie stelt waarbij zij tegen een door de klant, die zinnens is aandelen uit te geven, te betalen vergoeding ertoe verbindt om die aandelen te verwerven waarop tijdens de intekenperiode niet wordt ingetekend, is een handeling inzake waardepapieren die van de btw is vrijgesteld (artikel 135, 1, f) van de Btw-richtlijn; artikel 44, § 3, 10° Wbtw). De vrijstelling laten afhangen van de situatie of er al dan niet aandelen zullen moeten worden gekocht door diegene die de emissiegarantie tegen vergoeding heeft gesteld, is volgens het Hof in strijd met het beginsel van fiscale neutraliteit, waarop het door de Btw-Richtlijn ingevoerde gemeenschappelijke btw-stelsel met name is gebaseerd en dat zich ertegen verzet dat ondernemers die dezelfde handelingen verrichten, verschillend worden behandeld ter zake van de btw-heffing.
Bron: www.curia.eu, C-540/09, Skandinaviska Enskilda Banken, 10 maart 2011

Seeling: Hof van Cassatie verwijst twee zaken naar het Hof van Justitie

Het Belgische Hof van Cassatie vraagt het Europese Hof van Justitie of de gratis terbeschikkingstelling van een onroerend goed door een btw-plichtige aan haar zaakvoerder, bestuurder of leden, waardoor in hoofde van deze begunstigden een belastbaar voordeel alle aard voor de inkomstenbelastingen ontstaat, al dan niet van btw is vrijgesteld als onroerende verhuur. Het antwoord van het Hof zou voor de Belgische discussies definitief uitsluitsel moeten geven inzake het toepassen van de Seelingdoctrine, die een btw-plichtige rechtspersoon zou toestaan de btw op de aankoop of oprichting van een onroerend goed dat gratis ter beschikking wordt gesteld aan haar zaakvoerder(s) of bestuurder(s), initieel volledig te recupereren en vervolgens deze btw gespreid over een bepaalde periode (herzieningstermijn of afschrijvingstermijn; nog geen duidelijkheid in de Belgische rechtspraak) terug te storten doordat dit privégebruik wordt gelijkgesteld met een dienst verricht ten bezwarende titel (voordeel alle aard belastbaar met btw). Probleem voor de Belgische fiscus is dat zij zelf door een wetswijziging de btw-heffing op dit privégebruik heeft afgeschaft waardoor theoretisch de btw volledig aftrekbaar zou zijn terwijl de btw die op het privégedeelte drukt, niet teruggestort zou moeten worden (wat mij ook in strijd lijkt met de doelstellingen van de Richtlijn).
Let op, door een wetswijziging van de artikelen 19 en 45 Wbtw per 1 januari 2011, is de btw waarvoor het recht op aftrek is ontstaan na 31 december 2010 slechts aftrekbaar in de mate dat het bedrijfsmiddel wordt gebruikt voor de btw-activiteiten, indien het daarnaast ook voor andere doeleinden (bv. privédoeleinden) wordt gebruikt. Een spreiding van de btw met betrekking tot het privé gebruikt gedeelte zal dus niet langer mogelijk zijn.
Bron: www.curia.europa.eu, zaken C-210/11 en C-211/11