Volgens de minister zal nog dit jaar het addendum worden gepubliceerd bij de beslissing over de nieuwe regeling inzake aftrek en privégebruik van bedrijfsmiddelen.
Persoonlijk denken wij dat een publicatie er dit jaar niet meer inzit. Zien wie gelijk krijgt!
Kamercommissie Financiën, 53339, vraag 6993, Gilkinet en vraag 7038 Wouters, 22 november 2011
Via Global Refund Cheque kunnen btw-plichtige verkopers van goederen aan reizigers die de goederen meenemen naar een plaats buiten de Gemeenschap, de aangerekende btw terugkrijgen wanneer de reiziger het betreffende document afgeeft bij de Global Refund Cheque balie op het punt van uitgang (bv. Zaventem). Deze organisatie geeft de reiziger de btw terug wegens uitvoer, recupereert de btw en rekent aan de aangesloten winkeliers een commissie aan.
Omwille van de duidelijkheid wordt de naam Global Refund Cheque gewijzigd in Tax Free Form.
De administratie bevestigt in een beslissing dat deze nieuwe naam gebruikt mag worden in het kader van de vrijstelling wegens uitvoer door een reiziger, artikel 39, § 1, 4° Wbtw.
De belangrijkste maatregel is dat notarissen en gerechtsdeurwaarders niet langer onder de vrijstelling van artikel 44, § 1, 1° Wbtw zullen vallen. Voor de advocaten blijft deze vrijstelling wel van toepassing.
Ervan uitgaand dat de nieuwe regeling in werking zal treden per 1 januari 2012 (zou ook 1 februari 2012 kunnen zijn), betekent dit dat de notarissen en gerechtsdeurwaarders vanaf dat tijdstip 21% btw zullen moeten aanrekenen over hun dienstprestaties, wanneer deze voor de btw in België plaatsvinden.
Hoe deze maatregel concreet zal worden uitgewerkt, daarvoor moeten we wachten op het ontwerp van programmawet.
Zo rekenen notarissen en gerechtsdeurwaarders vaak naast hun vergoeding voor hun prestaties, bepaalde kosten door. Er zal dus nagegaan moeten worden in welke mate bepaalde kosten kunnen kwalificeren als bv. sommen voorgeschoten in naam en voor rekening van de klant. Deze moeten immers uit de maatstaf van heffing voor de btw worden geweerd. De afrekeningen zouden misschien wel eens complex kunnen worden.
Anderzijds betekent deze nieuwe maatregel dat notarissen en gerechtsdeurwaarders btw-plichtigen met recht op aftrek worden. Daardoor zullen zij in principe de btw die ze in het verleden hebben betaald op hun bedrijfsmiddelen, met inbegrip van de diensten waarvoor de btw ook voor de herziening inzake bedrijfsmiddelen in aanmerking komt (immateriële vaste activa die op minstens vijf jaar worden afgeschreven) voor zoveel vijfden of vijftienden alsnog in hun voordeel kunnen recupereren voor de jaren van de herzieningstermijn die nog niet zijn verstreken.
Blijkbaar heeft de wetgever rekening gehouden met deze btw-herzieningen in het voordeel van de notarissen en gerechtsdeurwaarders. Zo is er sprake van een wetswijziging met betrekking tot de teruggaaf van btw. De btw voor het verleden die notarissen en gerechtsdeurwaarders alsnog voor een stuk kunnen recupereren, zou daardoor niet voor terugbetaling in aanmerking komen. Deze btw-tegoeden zullen op de rekening-courant blijven staan tot zij volledig toegerekend zijn op verschuldigde btw-bedragen. Anderzijds zou de btw geheven van kosten waarvoor het recht op aftrek is ontstaan na 31 december 2011 wel voor terugbetaling in aanmerking komen.
En door de btw-plicht kan ook de btw-eenheid zijn voordeel hebben voor de notarissen of gerechtsdeurwaarders. Wanneer de patrimoniumvennootschap het bedrijfsgebouw verhuurt aan de werkvennootschap, is er geen btw aftrekbaar omdat de verhuur in principe vrijgesteld zal zijn door artikel 44, § 3, 2° Wbtw. Bij een verhuur binnen de btw-eenheid kan er eventueel nog een aanzienlijk btw-bedrag worden gerecupereerd.
Het is duidelijk dat deze nieuwe regeling ook voor de externe accountants en boekhouders de nodige impact zal hebben bij het voeren van de boekhouding van notarissen en/of gerechtsdeurwaarders. U doet er best aan met deze cliënten rond tafel te zitten en na te gaan of er mogelijke btw-recuperaties of –optimalisaties mogelijk zijn. Uiteraard kunnen wij u hier ook bij helpen.
De margeregeling voor reisbureaus is in principe van toepassing op prestaties die bestaan uit een combinatie van handelingen die samen een reis vormen (en indien de andere voorwaarden zijn vervuld).
Het volstaat niet om alle prestaties één voor één te herfactureren aan de klant in plaats van één gecombineerde handeling aan te rekenen, om op die manier te ontkomen aan de margeregeling. Dat zou niet gerechtvaardigd zijn in het licht van de formele tekst van artikel 18 § 2 alinea 2 van het wetboek, dat aantoont dat het totaal van de prestaties dient te worden weerhouden, zonder dat deze kunnen worden opgesplitst (zie over dit punt artikel 26 van de Zesde Richtlijn).
Om van het verlaagde btw-tarief van 6% op een schijf van 50.000 euro voor de oprichting van een nieuw gebouw te kunnen genieten, moest men vóór april 2010 een bouwaanvraag indienen. Sinds 1 januari 2011 geldt opnieuw een btw-tarief van 21 %.
Een bouwheer die vóór 1 april 2010 zijn aanvraag voor de stedenbouwkundige vergunning heeft ingediend bij de bevoegde overheid en die pas in 2011 kan starten of verder gaan met de bouw van zijn privéwoning wegens andere onvoorziene omstandigheden buiten zijn wil, zoals faillissement van de oorspronkelijk voorziene aannemer, kan ten aanzien van de btw die opeisbaar wordt na 31 december 2010 niet genieten van het verlaagd btw-tarief van 6 % van het inmiddels (2011) niet meer van toepassing zijnde artikel 1quinquies van het koninklijk besluit nr. 20 inzake btw-tarieven.
Een maatregel die in dergelijk geval toch nog het verlaagd tarief zou toestaan, zou volgens de minister strijdig zijn met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel en met het neutraliteitsbeginsel van de btw.
Vr. & Antw. Senaat, 25 augustus 2011, vraag 5-2708, De Padt, 12 juli 2011
De Nederlandse regering plant wijzigingen aan de btw-wetgeving voor 2012 met betrekking tot de toepassing van het vereenvoudigd driehoeksverkeer, btw-heffing op privégebruik van bedrijfswagens en de te volgen procedure wanneer de btw-plichtige zelf tekortkomingen vaststelt in eerder ingediende btw-aangiften.
Meer info in de rubriek nieuws uit andere landen onder Global VAT.
Vanaf 1 januari 2012 zullen alle boeken in Frankrijk onderworpen zijn aan het verlaagd btw-tarief van 5,5%, met inbegrip van de zogenaamde “e-books” (digitale boeken).
Hoewel digitale boeken in principe als diensten langs elektronische weg worden beschouwd, en dergelijke diensten door de Btw-richtlijn van het het verlaagd tarief zijn uitgesloten, past Frankrijk toch het verlaagd tarief toe, ook al heeft zij hierover nog geen akkoord met Europa en de andere lidstaten.
Zoals reeds gemeld zal de toepassing van de nieuwe regeling inzake btw en voordelen alle aard en de aftrek van de btw op gemengd gebruikte bedrijfsmiddelen in de praktijk tot praktische problemen leiden.
De toepassing van deze beslissing, die op 25 oktober werd gepubliceerd, wordt ondertussen alweer geschorst. Er zal een addendum worden geschreven en waarschijnlijk komt er eerst nog overleg met de privésector.
De kans is dus reëel dat deze nieuwe regeling voor 2011 nog niet zal moeten worden toegepast. Volgens de persmededeling leidt het vaststellen voor het jaar 2011 van de verhouding beroeps- versus privégebruik tot praktische problemen (wie had dat nu durven denken). Maar als het nu voor 2011 moeilijk is, waarom zou het dan binnen anderhalve maand voor 2012 plots wel gaan?
Wordt dus vervolgd!
Bericht FOD Financiën, 4 november 2011
Het Hof van Beroep te Gent had eerder in twee zaken geoordeeld dat wanneer grond en gebouw door twee verschillende personen worden verkocht, de grond toch geacht werd aangekocht te zijn en vervolgens werd doorverkocht door de verkoper van het gebouw, en dit op basis van het commissionairprincipe. Volgens het Hof werkten grondeigenaar en ontwikkelaar samen onder de vorm van een stille handelsvennootschap waarbij de eigenaar van de grond de stille vennoot was en de verkoper van het gebouw de beherende vennoot. Bijgevolg werd de grondeigenaar, hoewel deze bij de notaris als afzonderlijke juridische partij optrad, geacht de grond eerst te hebben verkocht aan de verkoper van het gebouw die vervolgens geacht werd de grond, samen met het gebouw, te hebben verkocht.
Daar de verkoop van de grond nog dateert van vóór 2011, was deze onderworpen aan registratierechten en van de btw vrijgesteld door artikel 44, § 3 Wbtw. Bijgevolg moest de btw-aftrek van de kosten met betrekking tot de verkoop van het project die aan de beherende vennoot werden gefactureerd, gedeeltelijk geweigerd worden voor het stuk dat betrekking had op de verkoop door de beherende vennoot van het terrein ingevolge het commissionairprincipe (hoewel juridisch de stille vennoot de verkoper van de grond is).
Het Hof stond echter het volledig recht op aftrek toe omdat volgens Europese rechtspraak de bijhorende grond aan de btw had moeten onderworpen zijn. Deze rechtspraak werd pas in de Belgische wetgeving ingevoerd met ingang va 1 januari 2011. Maar volgens het Hof had de verkoop van de grond mee met btw moeten worden belast waardoor ook de btw op kosten met betrekking tot het verkochte terrein aftrekbaar is. Dat de verkoper geen btw kon aanrekenen op de verkoop van het terrein, is de fout van de Belgische wetgever die nagelaten heeft haar wetgeving aan te passen aan de Europese rechtspraak. De btw-plichtige kan zich dus beroepen op zijn recht op aftrek op basis van de Btw-richtlijn; de fiscus kan zich echter niet verschuilen achter haar eigen falen, de wetgeving correct om te zetten, om dat recht van de btw-plichtige te weigeren.
Deze uitspraak van het Hof van Beroep wordt nu verbroken door Cassatie. Dat de Belgische wetgeving niet was aangepast aan de Btw-richtlijn, kan er niet toe leiden dat de btw-plichtige recht op aftrek zou hebben van btw. De verkopen van de terreinen waren niet onderworpen aan btw, recht op aftrek toestaan zou dus een verstoring inhouden van de neutraliteit van het btw-stelsel.
Een opmerkelijke uitspraak van het Hof van Cassatie dat het blijkbaar niet nodig vindt dat België de Europese wetgeving correct omzet. Misschien hebben we zelfs geen btw-wetgeving nodig, zolang we maar met ons “gezond verstand” (dat van de heren en dames van Cassatie) het neutraliteitsbeginsel respecteren. Een nader onderzoek waard, want op het eerste zicht een uitspraak die voor heel wat kritiek vatbaar is, temeer gelet op de zeer, maar dan ook zeer beperkte motivering van het Hof. Misschien een “lobby”-arrest om te vermijden dat andere btw-plichtigen in gelijkaardige omstandigheden alsnog hun recht op aftrek gaan uitoefenen van btw die ze in het verleden niet hebben afgetrokken, in navolging van de zienswijze van de fiscus, die door het Hof van Beroep te Gent werd verworpen.
Cassatie, 20 oktober 2011
Volgens het Hof van Beroep in Antwerpen kan de vergoeding die de bezoekers van een familie- of pretpark betalen voor de parking niet onderworpen worden aan het verlaagd tarief van 6%. Op basis van de feiten oordeelt het Hof dat het verlenen van toegang tot het familie- of pretpark en het verstrekken van de parkeergelegenheid niet samen als één dienst kunnen worden beschouwd:
vergoeding voor de parking is per voertuig, niet per bezoeker;
voor de parking wordt een afzonderlijke vergoeding aangerekend
Geen vergoeding verschuldigd voor privégebruik
De nieuwe administratieve standpunten bij een gratis terbeschikkingstelling voor privégebruik van een bedrijfsmiddel kunnen als volgt worden samengevat:
Bedrijfsmiddel aangekocht vóór 1 januari 2011: de nieuwe regeling geldt niet. De oorspronkelijk afgetrokken btw blijft behouden. Over het privégebruik zal btw verschuldigd zijn. Nieuw is dat men hiervoor niet langer het voordeel alle aard inzake directe belastingen als basis mag nemen, maar dat men de btw moet berekenen over de voor het privégebruik gedane uitgaven (in principe 1/5 van de aanschaffingsprijs x privé%). Betreft het een personenwagen onderworpen aan de 50%-beperking van artikel 45, § 2 Wbtw, zal er slechts btw verschuldigd zijn op het privégebruik dat de 50% overstijgt.
Bv. aankoop van een wagen in 2010: 30.000 euro + 6.300 euro btw. De btw die in 2010 werd afgetrokken, 3.150 euro (6.300 x 50%), blijft behouden. Indien het privégebruik van het voertuig 70% bedraagt, is de btw op het voordeel alle aard gelijk aan 252 euro, als volgt berekend: [(30.000/5) x (70%-50%)] x 21%. Indien het privégebruik 35% zou bedragen, is er geen btw verschuldigd op het voordeel alle aard, aangezien dit privégebruik minder bedraagt dan 50%.
Bedrijfsmiddel aangekocht sinds 1 januari 2011: de nieuwe regeling is wel van toepassing. De aftrek dient te worden beperkt tot beloop van het beroepsgebruik, over het privégebruik zal geen btw verschuldigd zijn. Indien het een voertuig betreft dat onderworpen is aan de 50%-beperking van artikel 45, § 2 Wbtw, dan moet men het laagste aftrekbare percentage hanteren. Is het beroepsgebruik bv. 65%, dan kan men slechts 50% van de btw aftrekken; bedraagt het beroepsgebruik bv. 35%, dan kan men slechts 35% van de btw aftrekken.
Of het nu een bedrijfsmiddel betreft dat vóór of sinds 1 januari 2011 werd aangekocht, de btw-plichtige zal het privégebruik van elk bedrijfsmiddel dat zowel voor beroeps- als andere doeleinden wordt gebruikt, moeten ramen en continu opvolgen. Want indien de verhouding beroeps-/privégebruik verkeerd werd geraamd of wijzigt door omstandigheden (bv. een verhuis), dan zal ofwel de btw-aftrek moeten worden herzien ofwel zal de maatstaf voor de btw-heffing op het voordeel alle aard moeten worden aangepast, afhankelijk van de situatie die van toepassing is.
De aftrek van de btw geheven van de kosten ivm met het gebruik van het bedrijfsmiddel (onderhoud, herstelling, brandstof, telecomfactuur,…) moet eveneens beperkt worden tot beloop van het beroepsgebruik. Ook dit is een ingrijpende wijziging. Onder de oude regeling zat het privégebruik van deze kosten mee verrekend in het voordeel alle aard voor directe belastingen waarover btw werd afgedragen. Aangezien er nu geen btw meer verschuldigd is op het voordeel alle aard of omdat de btw op het privégebruik (afhankelijk van de situatie) enkel nog wordt berekend op de uitgave voor het bedrijfsmiddel zelf en niet op de “gebruikskosten” ervan, moet de btw-aftrek op dergelijke gebruikskosten van bij het begin worden beperkt.
Wat leasingauto’s betreft, gehuurde goederen worden niet beschouwd als bedrijfsmiddel in hoofde van de huurder, waardoor de nieuwe aftrekbeperking niet van toepassing is. Maar op basis van het algemene bestemmingsprincipe moet volgens de fiscus de aftrek van de btw geheven van de huurvergoeding beperkt worden in functie van het beroepsgebruik. Anderzijds kan er voor een gehuurd bedrijfsmiddel vanaf 2011 geen btw meer verschuldigd zijn op het privégebruik (voordeel alle aard). Dus ook voor bv. geleasede personenwagens zal een raming moeten gebeuren van de verhouding beroeps- versus privégebruik om de btw-aftrek vast te stellen voor alle kosten mbt het geleasede voertuig.
Vergoeding verschuldigd voor privégebruik
Rekent de btw-plichtige aan de gebruiker een vergoeding aan voor het privégebruik, dan is in beginsel de btw in hoofde van de btw-plichtige volledig aftrekbaar omdat de terbeschikkingstelling voor privédoeleinden in feite een btw-belaste verhuur is (voor auto’s wel rekening houden met een eventuele 50%-beperking). Er is geen btw verschuldigd op een voordeel alle aard. Maar de btw op de vergoeding voor het privégebruik moet berekend worden over minstens de ‘normale waarde’ (minimum maatstaf van heffing). Deze is volgens de administratie voor auto’s, tot nader order, nog steeds gelijk aan het voordeel alle aard voor de directe belastingen.
Er staan u dus zeer leuke rekensommetjes in het verschiet. Deze regeling zal in de praktijk ongetwijfeld leiden tot tal van moeilijkheden. Zo moet het privégebruik worden geraamd onder toezicht van de administratie, wat betekent dat voor elk bedoeld bedrijfsmiddel contact moet worden opgenomen met het bevoegde btw-controlekantoor. En bovendien zal het privégebruik per werknemer moeten worden opgevolgd, wat niet evident is voor bv. een onderneming met 1.000 firmawagens.
Deze nieuwe wetgeving is al in werking getreden sinds 1 januari 2011, dat wil zeggen dat accountants/boekhouders die voor 2011 al een deel van de btw op voordelen alle aard hebben aangegeven (bv. per maand of per kwartaal), of in dossiers waar in 2011 reeds gemengd gebruikte bedrijfsmiddelen werden aangekocht, waarschijnlijk herzieningen zullen moeten doorvoeren om ervoor te zorgen dat de regels vanaf 2011 correct worden toegepast.
Bovenstaande is slechts een summiere commentaar van de nieuwe regeling, waar trouwens nog verschillende vraagtekens bij blijven openstaan. Zo moet nog verder worden bestudeerd hoe de regels moeten worden toegepast bij gemengde btw-plichtigen en gedeeltelijke btw-plichtigen. Ook bij eenmanszaken die de aftrek op bedrijfsmiddelen in het verleden al hebben beperkt, moet de impact van deze nieuwe regels nog verder worden bestudeerd. De komende weken zullen hierover diverse seminaries worden georganiseerd.
Beslissing nr. ET 119.650 van 20 oktober 2011
Volgens de rechtbank van Antwerpen is het verlenen van het recht op toegang tot een kartcircuit, inclusief de terbeschikkingstelling van een kart, economisch gesproken slechts één dienst.
De terbeschikkingstelling van de kart is slechts een bijkomende dienst bij de toegangverlening omdat voor de modale klanten de terbeschikkingstelling van een kart immers vereist is om daadwerkelijk van het kartcircuit gebruik te kunnen maken. Een uitsplitsing over twee diensten (toegangverlening en verhuur kart) zoals de fiscus eist om het verlaagd tarief op de toegangverlening te kunnen toepassen zou volgens de rechtbank kunstmatig zijn.
Het loutere feit, dat eiseres voor de niet-modale klanten ook recht op toegang tot het kartcircuit verleent zonder terbeschikkingstelling van een kart, doet hieraan geen afbreuk.
Bijgevolg is zowel voor het recht op toegang tot het kartcircuit, inclusief de terbeschikkingstelling van een kart, als voor het recht op toegang tot het kartcircuit zonder terbeschikkingstelling van een kart, het btw-tarief van 6% van toepassing.