De administratie publiceerde op 4 juni de circulaire nr. 22 (ET 122.682) van 1 juni 2012 met daarin de technische vereisten waaraan het geregistreerd kassasysteem moest voldoen dat door btw-plichtigen moet worden gebruikt die “geregeld” maaltijden verstrekken voor verbruik ter plaatse (zie ook ons eerder artikel).
Maar door vertragingen in het wetgevend werk en vormfouten, ziet de administratie zich genoodzaakt deze circulaire nu in te trekken (beslissing nr. ET 123.159 van 26 oktober 2012).
Welke hiervan nu de gevolgen zijn, is nog niet gekend.
Alhoewel niet expliciet vermeld, zou het wel eens kunnen dat de datum van invoering van het geregistreerd kassasysteem alsnog wordt uitgesteld. De btw-lijn volgt dit uiteraard verder op.
Zo hebben wij ook de administratie gevraagd om de regeling voor kleine maaltijden, waarbij horeca-uitbaters die enkel dergelijke lichte maaltijden verstrekken niet gehouden zijn tot het uitreiken van een btw-bonnetje, slechts te laten uitdoven op hetzelfde tijdstip als dat waarop het gebruik van het geregistreerd kassasysteem verplicht wordt. Anders dienen alle horeca-uitbaters die moeten overschakelen op het geregistreerd kassasysteem, alsnog btw-bonnetjes uitreiken vanaf 1 januari 2013, ook al verstrekken zij enkel spaghetti’s en croques, en dit tot de invoering van het kassasysteem.
De btw-lijn houdt zijn abonnees uiteraard op de hoogte van de verdere ontwikkelingen.
De btw die verschuldigd is bij invoer van goederen wordt in principe betaald aan de douane zelf of aan de douanedeclarant.
Bedrijven kunnen echter een vergunning (ET 14.000) aanvragen waardoor ze de invoer-btw niet meer onmiddellijk moeten betalen, maar waarbij ze deze verschuldigde btw kunnen aangeven in hun btw-aangifte, waar hij volgens de normale regel ook in aftrek kan worden genomen. Dit heeft als voordeel dat de verschuldigde invoer-btw geen impact meer zal hebben op de cash-flow van het bedrijf.
Behalve dan voor wat de borgstelling betreft, want om zo een vergunning te krijgen moeten de bedrijven vandaag nog een borg storten ten belope van 1/24ste van de btw die over de invoeren van het vorige kalenderjaar verschuldigd was.
De regering heeft nu beslist de verplichting tot borgstelling af te schaffen. Deze maatregel moet enerzijds de liquiditeitspositie van de bedrijven verbeteren, anderzijds wordt een concurrentieel nadeel met bv. de haven van Rotterdam afgeschaft, want in Nederland kan bij invoer de btw ook worden voldaan via de btw-aangifte, zonder dat hiervoor een borgstelling nodig is.
De afschaffing zou ingaan per 1 oktober 2012. Dat betekent dat voor alle aanvragen voor een vergunning ET 14.000 vanaf die datum geen borgstelling meer vereist zal zijn. Bedrijven die reeds over een vergunning ET 14.000 beschikken en een borgstelling hebben uitstaan, zullen deze borg in principe kunnen terugvragen via rooster 62 van hun btw-aangifte in 2013. Vermoedelijk zal dat kunnen vanaf de aangifte over de maand januari (in te dienen 20/2/2013) of de aangifte over het eerste kwartaal (in te dienen 20/4/2013), maar hierover zal de administratie nog richtlijnen publiceren.
Bovendien heeft de minister bevestigd dat deze regeling zal worden uitgebreid naar buitenlandse btw-plichtigen die in België vertegenwoordigd worden door een vooraf erkend persoon (globale vertegenwoordiger) onder een BE0796.5…-nummer. Vandaag kunnen enkel buitenlandse btw-plichtigen die een periodieke btw-aangifte indienen in België, deze vergunning aanvragen.
Voor meer info met betrekking tot de vergunning ET 14.000, zie de circulaire nr. 22 van 2002.
Met ingang van 1 juli 2012 verhoogde de wetgever diverse boetes die in het Btw-wetboek (Wbtw) voorzien zijn ingeval van niet-naleving van diverse verplichtingen. Voor deze boeten die opgenomen zijn in artikel 70, § 4 Wbtw wordt vanaf 1 juli 2012 het minimum per overtreding verhoogd van 25 EUR naar 50 EUR en het maximum van 2.500 EUR naar 5.000 EUR.
De bijlage van KB 44, waarin de exacte bedragen voor de verschillende overtredingen worden vastgelegd, werd aangepast en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 17 juli 2012.
Voor veel overtredingen komt het erop neer dat de boete in principe verdubbelt, maar niet voor alle overtredingen. Voor het niet-indienen van een jaarlijkse klantenlisting bv. wordt de boete verhoogd van 2.500 EUR naar 3.000 EUR. Voor de volledige lijst van de niet-proportionele geldboeten, klik hier.
Verder voorziet een wijziging in KB nr 41 dat de boete in het geval van niet-betaling of niet-tijdige betaling vastgesteld bij het opmaken van een bijzondere rekening wordt verhoogd van 10% naar 15% van de verschuldigde btw.
De boetes kunnen variëren naar gelang het een eerste, een tweede of een volgende overtreding van die aard betreft. Om dit te beoordelen moet gekeken worden naar de laatste vier jaar die voorafgaan aan het tijdstip van de overtreding.
Tot slot wordt ook voor elke overtreding een minimum boete voorzien, ook al gaat het om een eerste overtreding zonder gevolgen, of bij een kleine vertraging of een nihil-aangifte.
De FOD Financiën bevestigt in een persmededeling dat voor overtredingen tegen declaratieve verplichtingen, de uiterlijk voorziene indieningsdatum zal bepalen welke barema’s er van toepassing zijn: situeert deze zich vóór 17 juli 2012, blijft het oude barema van toepassing, in het andere geval is het nieuwe barema van toepassing.
Zoals jullie al op onze website konden volgen, legde de fiscus zich niet neer bij de rechtspraak van het Hof van Cassatie van 11 maart 2010 (klik hier voor eerder artikel). Cassatie oordeelde toen dat een btw-plichtige wel degelijk de btw die hij heeft betaald op cateringkosten kan recupereren, wanneer deze kosten deel uitmaken van een publicitair evenement dat tot doel heeft potentiële kopers in te lichten over het bestaan en de hoedanigheden van een product of dienst met de bedoeling de verkoop ervan te bevorderen.
De administratie stelde echter in haar beslissing nr. ET 120.663 van 2 december 2011, dat het Hof van Cassatie voorbij was gegaan aan de aard van de kosten en enkel rekening had gehouden met de doelstelling van de kosten, wat volgens de administratie in strijd zou zijn met artikel 176 van de Btw-richtlijn.
Maar op 15 juni 2012 sprak het Hof van Cassatie zich opnieuw uit over een gelijkaardig geschil. De btw-plichtige, een concessiehouder van BMW, had cateringkosten gemaakt in het kader van de voorstelling aan haar klanten van verschillende wagens en promotionele acties. Het Hof van Beroep te Luik oordeelde al op 17 november 2010 dat de btw geheven van deze kosten aftrekbaar was aangezien het publicitaire kosten betrof. Maar de fiscus ging niet akkoord met het Hof van Beroep en diende een verzoek in bij Cassatie.
Het Hof van Cassatie komt opnieuw tot hetzelfde besluit als in haar arrest van 11 maart 2010, namelijk dat:
kosten gemaakt om potentiële kopers te informeren over het bestaan en de kwaliteiten van een product of een dienst met als doel de verkoop te bevorderen, publicitaire kosten zijn waarvan de btw voor aftrek in aanmerking komt;
en dat de cateringkosten die in dit kader worden gemaakt eveneens publicitaire kosten zijn waarvan de erop verschuldigde btw aftrekbaar is.
Het ziet er dus naar uit dat de administratie het steeds moeilijker krijgt met haar verzet tegen de aftrek van btw geheven van cateringkosten in het kader van een publicitair evenement.
De administratie beslist dat de levering met plaatsing van plafondliftsystemen, evenals de loutere plaatsing van de nodige muur- of plafondrails, geen werk in onroerende staat zijn maar hoogstens onroerende goederen door bestemming. Deze handelingen komen dan ook niet in aanmerking voor het verlaagd btw-tarief en zijn bijgevolg onderworpen aan het normale btw-tarief.
Plafondliftsystemen worden o.a. gebruikt in rusthuizen, ziekenhuizen, revalidatiecentra of verzorgingsinstellingen en dienen om mindervaliden, zieken of bejaarde personen aan de hand van tilbanden en -jukken op te tillen om ze vervolgens via een plafondmotor en plafond- of muurrails binnen een ruimte of naar een andere ruimte te verplaatsen. De muur- en plafondrails en de plafondmotor worden in de regel bevestigd met schroeven en bouten.
Beslissing nr. ET 121.671 van 4 juli 2012
De FOD Financiën deelt mee dat de btw-belastingplichtigen tijdens de zomervakantie 2012 faciliteiten genieten. Het gaat om een versoepeling van de termijnen voor het indienen van hun btw-aangiften en voor de verschuldigde betalingen evenals voor het indienen van hun intracommunautaire opgaven.
Btw-aangiften over de maand juni of het 2de kwartaal 2012: de uiterste datum voor indiening is 10 augustus 2012 in plaats van 20 juli 2012.
Btw-aangiften over de maand juli 2012: de uiterste datum voor indiening is 10 september 2012 in plaats van 20 augustus 2012.
Intracommunautaire opgaven over de maand juni of het 2de kwartaal 2012 kunnen ingediend worden uiterlijk op 10 augustus 2012.
Intracommunautaire opgaven over de maand juli 2012 kunnen ingediend worden uiterlijk op 10 september 2012.
Let wel dat de uiterste datum voor de betalingen van verschuldigde btw niet wijzigen:
betaling verschuldigde btw over de maand juni of het 2de kwartaal 2012: 20 juli 2012.
betaling verschuldigde btw over de maand juli 2012: 20 augustus 2012.
Bij betaling van een te laag bedrag zullen op de rekening-courant interesten aangerekend worden. Deze interesten kunnen evenwel opgeheven worden indien op de hierboven bedoelde vervaldagen aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt en voor zover de aan de Staat verschuldigde belasting, voortspruitende uit de ingediende btw-aangifte (vak 71), 125.000 € niet overschrijdt. De btw-plichtigen kunnen hierover verdere inlichtingen bekomen bij hun btw-controlekantoor.
In beginsel zal de opheffing van de interesten ambtshalve gebeuren zonder de tussenkomst van de belastingplichtige. Als dit niet zou gebeuren en u meent toch recht te hebben op een opheffing van deze interesten, dan moet u hiervoor een schrijven richten aan het bevoegde btw-controlekantoor.
FOD Financiën, Persmededeling 28 juni 2012
In een vorige nieuwsbrief hebben wij reeds een overzicht gegeven van rechtspraak met betrekking tot de uitbreiding van de verjaringstermijn naar 7 jaar ingevolge een “bewijskrachtig gegeven” waarover de administratie beschikt. Aangezien die rechtspraak op sommige punten niet overeenstemt, was het wachten op Cassatie, dat nu in een voorgelegd geschil tot volgende opmerkelijke conclusies komt:
het “bewijskrachtig gegeven” mag worden aangevuld met bevindingen uit controles (ook achteraf), met andere woorden, het bewijskrachtig gegeven op zich hoeft niet te volstaan om de vordering te kunnen aantonen. Diverse rechtbanken en hoven hadden hier reeds geoordeeld dat het gegeven op zich voldoende moet zijn om de vordering van de administratie aan te tonen en hadden de invorderingen nietig verklaard omdat de fiscus na het inroepen van de zevenjarige verjaringstermijn alsnog bijkomende controles uitvoerde om het bewijskrachtig gegeven te bevestigen.
de administratie moet over dit bewijskrachtig gegeven beschikken binnen de normale verjaringstermijn. Ook dit is opmerkelijk, want dit betekent dat de administratie geen invordering meer kan stellen wanneer zij bewijskrachtige gegevens verkrijgt nadat de driejarige verjaringstermijn is verstreken. Eerder had het Hof van Beroep in Antwerpen beslist dat de fiscus de zevenjarige verjaringstermijn niet kon inroepen wanneer het “bewijskrachtig gegeven” in feite elementen betreft die de fiscus binnen de normale verjaringstermijn had kunnen vaststellen.
Deze uitspraak is niet positief en niet negatief, noch voor de btw-plichtige, noch voor de fiscus. Cassatie lijkt met zijn redenering te stellen dat de zevenjarige verjaringstermijn een uitbreiding is op de normale termijn (gegevens moeten in het bezit zijn binnen de normale verjaringstermijn) en dat de verjaringstermijnen inzake btw eveneens onderzoekstermijnen zijn die uitgebreid kunnen worden. Dit is een doortrekking van de zienswijze inzake directe belastingen naar btw, terwijl de btw-administratie van oordeel is dat in het Btw-wetboek enkel verjaringstermijnen voor de invordering zijn geregeld, en geen onderzoekstermijnen zijn vastgelegd.
Daarnaast kan men zich de vraag stellen of deze visie ook moet worden doorgetrokken naar de zevenjarige verjaringstermijn in geval van fraude. Daar moet de fiscus voorafgaandelijk de btw-plichtige in kennis stellen van de vermoedens waarop de fiscus zich baseert om de fraudetermijn in te roepen. Betekent dit arrest van het Hof van Cassatie nu dat ook voor die termijn de vermoedens van fraude de fiscus binnen de normale verjaringstermijn moeten bereiken? En dat de kennisgeving moet gebeuren vóór het verstrijken van de driejarige verjaringstermijn? Deze vragen zullen waarschijnlijk in de toekomst nog aan het Hof van Cassatie worden voorgelegd.
De administratie publiceerde op 4 juni de circulaire nr. 22 van 1 juni 2012 waarin de technische vereisten waaraan het geregistreerd kassasysteem moet voldoen dat door btw-plichtigen moet worden gebruikt die “geregeld” maaltijden verstrekken voor verbruik ter plaatse.
Behalve de technische specificaties waaraan het geregistreerd kassasysteem moet voldoen, welke vooral van belang zijn voor de fabrikanten en verdelers van geregistreerde kassasystemen, bevat de circulaire voor de exploitant die een geregistreerd kassasysteem gebruik (verplicht of vrijwillig) enkele regels die moeten worden nageleefd in geval er een technische storing optreedt. Zo moet deze btw-plichtige:
een voorraad rekeningen of ontvangstbewijzen bewaren op de locatie waar het geregistreerd kassasysteem is opgesteld. Deze voorraad moet voldoende groot zijn, rekening houdend met de omvang van zijn economische activiteit, en moet aanwezig zijn vanaf de datum van ingebruikname van zijn geregistreerd kassasysteem.
zijn btw-controlekantoor onmiddellijk op de hoogte brengen van de technische problemen met het geregistreerd kassasysteem door het versturen van een e-mail naar het algemene dienste-mailadres van dit controlekantoor. Hij vermeldt hierin kort de aard van het probleem en de datum en uur vanaf wanneer er geen btw-kasticket meer kon worden uitgereikt. Deze melding moet ten laatste één uur na het optreden van het technisch probleem worden verstuurd. Indien deze termijn niet gehaald kan worden door overmacht (bvb. algemene stroompanne) dient de melding binnen de 24 uur worden verzonden.
in elk geval van technische problemen, waardoor geen btw-kasticket met het geregistreerde kassasysteem kan worden uitgereikt, moet er een rekening of ontvangstbewijs worden uitgereikt voor alle handelingen waarvoor er normaal een btw-kasticket moet worden uitgereikt.
Er wordt geen enkele andere noodoplossing toegestaan voor de periode waarin geen technische oplossing voorhanden is.
Wanneer het technisch probleem is opgelost, dient de btw-plichtige binnen de 24 uur opnieuw een e-mail te versturen naar het algemene dienste-mailadres van zijn btw-controlekantoor. Hierin moet hij vermelden: de datum en het uur vanaf wanneer hij opnieuw btw-kastickets kon uitreiken met zijn geregistreerd kassasysteem, de hoeveelheid rekeningen of ontvangstbewijzen die werden uitgereikt en de begin- en eindnummers van de uitreikte rekeningen of ontvangstbewijzen.
Bij een kortstondig defect wordt toegestaan dat, in afwijking van de bovenstaande procedure, één enkele e-mail wordt toegezonden aan het algemene dienste-mailadres van zijn btw-controlekantoor, met vermelding van begin- en einddatum en –uur van het technische probleem, de hoeveelheid uitgereikte rekeningen of ontvangstbewijzen en de begin- en eindnummers van de uitreikte rekeningen of ontvangstbewijzen.
Indien deze procedure niet correct en volledig wordt gevolgd, wordt de betrokken btw-plichtige geacht geen controledocument te hebben uitgereikt.
Wat vetreft de fabrikanten, invoerders en verdelers van de geregistreerde kassasystemen gelden bijzondere regels met betrekking tot de aanvraag van een erkenningsnummer en het bezorgen van de gegevens aan de administratie van aan wie welke kassa geleverd wordt.
Zo moet een verdeler bij elke levering van een geregistreerd kassasysteem de administratie op de hoogte stellen van het registratienummer van de kassa en de identiteit van de klant. Producenten en invoerders moeten dit eveneens doen voor alle in België geleverde kassasystemen.
Op onze website kan u onder de rubriek btw-topcis/horeca een lijst van veelgestelde vragen en antwoorden raadplegen met betrekking tot het geregistreerde kassasysteem.
Fisconetplus, Circulaire nr. 22 van 1 juni 2012
In haar beslissing nr. E.T. 122.360 van 20 maart 2012 wijzigt de administratie haar standpunt in verband met toepassing van de verlegging van heffing naar de medecontractant (KB nr. 1 art. 20) voor werken in onroerende staat verricht voor een gedeeltelijke btw-plichtige.
Vanaf 1 juli 2012 moeten in België gevestigde gedeeltelijke btw-plichtigen altijd zelf de btw voldoen op de werken in onroerende staat (OG gelegen in België) die voor hen worden verricht door een in België gevestigde btw-plichtige dienstverrichter, ongeacht of deze werken bestemd zijn voor de btw-activiteit, dan wel voor één of meerdere activiteiten die buiten de toepassing van de btw vallen.
Deze beslissing heeft tot gevolg dat bijvoorbeeld een gemeente die voor een welbepaalde handeling als btw-plichtige is geregistreerd, steeds de verlegging van heffing moet toepassen in haar periodieke btw-aangifte voor de werken in onroerende staat (OG in België) die ze afneemt bij een in België gevestigde btw-plichtige, ook al zijn de werken bestemd voor haar activiteiten als overheid waarvoor ze als niet-btw-plichtige wordt aangemerkt.
Deze beslissing wijzigt niets aan het standpunt met betrekking tot een gemengde btw-plichtige (alle handelingen vallen binnen btw maar een deel is vrijgesteld door artikel 44 Wbtw). Zij moeten altijd zelf de btw voldoen over de werken in onroerende staat (OG in België) die ze afnemen bij een in België gevestigde btw-plichtige, ongeacht of de werken bestemd zijn voor de belaste dan wel de vrijgestelde activiteit.
Deze nieuwe zienswijze mag al zijn toegepast vanaf 2010, de administratie zal dit niet sanctioneren.
Diezelfde regels gelden eveneens voor de verlegging van heffing van de btw op werken in onroerende staat (OG in België) verricht door een niet in België gevestigde dienstverrichter (artikel 51, § 2, 5° Wbtw).
Fisconetplus, beslissing nr. E.T. 122.360 van 20 maart 2012
De dienst voorafgaande beslissingen aanvaardt de vrijstelling van artikel 44, § 2, 1°bis Wbtw voor kostendelende vereniging voor zover de meerderheid van de leden vrijgestelde btw-plichtigen zijn.
Indien minder dan de helft van de leden toch btw-plichtigen met recht op aftrek zijn, blijft de vrijstelling van toepassing.
Voorafgaande beslissing nr. 2011.208 van 21 juni 2011
De rulingcommissie bevestigt het administratieve standpunt dat rechtspersonen kunnen kiezen hun bestuursprestaties al dan niet aan de btw te onderwerpen, en dat deze keze in principe onherroepelijk is.
Voorafgaande beslissing nr. 2011.262 van 5 juli 2011
Voorafgaande beslissing nr. 2011.097 van 5 april 2011
Wanneer een onderneming tegen gunstprijzen gas en elektriciteit levert aan haar personeel, dan is ingevolge de toepassing van artikel 33 Wbtw de btw verschuldigd over een minimum maatstaf van heffing, zijnde de normale waarde.
De rulingcommissie aanvaardt dat wanneer de werkgever volgens de CAO hiertoe verplicht is, als normale waarde de aankoopprijs bij de leverancier van de gas en elektriciteit genomen mag worden.
Voorafgaande beslissing nr. 2011.294 van 23 augustus 2011