In haar circulaire nr. 47 van 20 november 2013, besliste de administratie om voor diensten welke advocaten verrichten voor de overheid, de zogenaamde B2G-diensten, dat de btw over deze handelingen slechts opeisbaar werd op het tijdstip waarop de bevoegde overheid het door de advocaat gefactureerde bedrag goedkeurt.
Deze gunstregeling voor advocaten werd bekritiseerd als zijnde een ongelijke behandeling met andere overheidsleveranciers. Hoewel de administratie deze reden niet aanhaalt, breidt zij deze tolerantie toch uit voor die andere leveranciers, maar wel onder de volgende voorwaarden:
de afnemer van de dienst of de verkrijger van het goed moet een publiekrechtelijk lichaam zijn in de zin van artikel 6 Wbtw. Bovendien mag de overheid in geen geval krachtens geen enkele bepaling van het Btw-Wetboek de schuldenaar van de btw zijn voor die handeling (geen verlegging van heffing).
de bevoegde overheid moet haar goedkeuring verlenen via een aan de leverancier gericht (op papier of op elektronische wijze) met vermelding van:
de datum van de goedkeuring en
het goedgekeurde bedrag.
Voorafgaand aan de handeling moeten beide partijen zich er schriftelijk toe verbonden hebben een beroep te doen op deze tolerantie.
Bij gebrek aan één van beide voormelde documenten moeten de normale regels inzake de opeisbaarheid van de btw toegepast worden. De tolerantie is trouwens enkel van toepassing indien de btw opeisbaar wordt overeenkomstig de normale bepalingen, zijnde:
voor goederenleveringen het tijdstip waarop het goed ter beschikking wordt gesteld van de verkrijger of overnemer;
voor dienstprestaties het tijdstip waarop de dienst wordt verricht.
Wordt de btw reeds opeisbaar op basis van een afwijkende bepaling zoals bv.:
goederenleveringen of diensten die aanleiding geven tot periodieke afrekeningen of betalingen (artikelen 16, § 2, en 22, § 2 Wbtw)
of als de prijs wordt ontvangen vóór het tijdstip waarop de goederenlevering of de dienst wordt verricht (artikelen 17, § 1, en 22bis Wbtw)
dan wordt de btw opeisbaar ten belope van het ontvangen bedrag en volgens deze voormelde bepalingen.
Hoewel in de circulaire voor de advocaten het voorgaande niet uitdrukkelijk wordt gesteld en noch de huidige beslissing stelt dat het standpunt in de nrs. 69 tot 72 van die circulaire in die zin wordt aangepast, moeten we er waarschijnlijk van uitgaan dat ook voor diensten door advocaten voor de overheid de btw reeds opeisbaar wordt wanneer de advocaat voor de goedkeuring door de overheid van de bedragen en kosten:
een bedrag ontvangt
de periode waarop een afrekening betrekking heeft verstrijkt
De administratie besliste eerder al in een individueel geval dat wanneer een advocaat die werkzaam is voor een overheidsdienst, maandelijks een voorschot ontvangt en waarbij slechts één maal per jaar een afrekening wordt opgemaakt, en goedgekeurd door de overheid, de btw reeds bij ontvangst van elk voorschot verschuldigd is (beslissing nr. 125.442/2 van 21 februari 2014, niet gepubliceerd).
Bovendien lijkt ons dat ook de advocaten in het kader van de gelijke behandeling van btw-plichtigen, voormelde in de huidige beslissing opgenomen formele voorwaarden moeten naleven om van de tolerantie inzake de opeisbaarheid van de btw op diensten voor de overheid gebruik te kunnen maken.
De beslissing nr. E.T. 111.392 van 13 september 2006 (btw op werken in onroerende staat voor de overheid wordt pas opeisbaar bij de voorlopige oplevering van de werken) wordt ingetrokken en de BTW-Handleiding zal in die zin worden aangepast.
Fisconetplus, Beslissing nr. E.T. 124.433 van 17 april 2014