Auteur: admin.btwlijn

Terbeschikkingstelling voetbalstadion met diensten van beheer, onderhoud, etc. is in beginsel geen vrijgestelde onroerende verhuur

Het autonoom gemeentebedrijf (AGB)dat het voetbalstadion Luc Varenne exploiteert, heeft met de vzw Royal Football Club de Tournai (RFCT) een contract gesloten waarbij de vzw tegen betaling van een vergoeding de installaties van het betreffende voetbalstadion gebruikt. Over deze vergoeding werd btw aangerekend.
Het AGB heeft de btw die ze over de verkrijging van het voetbalstadion heeft betaald (€ 1.350.001,79) volledige afgetrokken.
Volgens de Belgische fiscus is het AGB een gedeeltelijke btw-plichtige die de volgende handelingen verricht:

aan de btw onderworpen handelingen die recht op aftrek van de betaalde voorbelasting doen ontstaan;
handelingen die buiten de btw-werkingssfeer vallen en die geen recht op aftrek van btw doen ontstaan, zoals de terbeschikkingstelling, gratis en om niet, van bepaalde installaties van het voetbalstadion Luc Varenne aan de vzw, en
door artikel 44 Wbtw van btw vrijgestelde handelingen waarvoor geen recht op aftrek van de betaalde voorbelasting bestaat, met name de verhuur van bepaalde installaties van dat stadion die moet worden beschouwd als een verhuur van onroerende goederen.

Volgens de fiscus kwam middels de toepassing van het werkelijk gebruik slechts 36% van de btw voor aftrek in aanmerking.
Blijkens de overeenkomst:
 

kunnen het speelveld van het voetbalstadion en de kleedkamers voor de spelers en arbiters maximaal 18 dagen per sportseizoen (van 1 juli tot 30 juni van het volgende jaar) op bepaalde tijdstippen gebruikt en geëxploiteerd worden;
kan het AGB aan andere natuurlijke of rechtspersonen van zijn keuze buiten voormelde 18 dagen volledig vrij dezelfde rechten verlenen;
heeft het AGB te allen tijde recht van toegang tot deze installaties zonder voorgaande toestemming van de vzw (om zich te vergewissen van het correcte gebruik ervan en zich te behoeden tegen alle schade), zolang het AGB het goede verloop van de sportwedstrijden niet verstoort;
behoudt het AGB een recht van permanente controle op de toegang tot deze installaties, ook tijdens de periode van gebruik door de vzw;
betaalt de vzw een vaste vergoeding van €1.750 per dag dat zij gebruik maakt van het speelveld, de vestiaires, de bar, portierdiensten, diensten van toezicht en controle op alle installaties. Deze prijs heeft voor 20% betrekking op het recht van toegang tot het voetbalveld en voor 80% op verschillende diensten van instandhouding, schoonmaak, onderhoud (maaien, zaaien, enz.) en van aanpassing aan de normen van het speelveld en bijkomende diensten verleend door het AGB.

 
Het Hof van Justitie herinnert eraan dat volgens vaste rechtspraak het wezenlijke kenmerk van het begrip ‘verhuur van onroerende goederen’ in de zin van artikel 135, 1, l) van de btw-richtlijn, erin bestaat dat aan de huurder voor een overeengekomen tijdsduur tegen vergoeding het recht wordt verleend om een onroerend goed te gebruiken als ware hij de eigenaar ervan en om ieder ander van het genot van dat recht uit te sluiten. Beslissend is de objectieve aard van de betrokken handeling, ongeacht hoe deze door de partijen wordt voorgesteld.
De kenmerken van zo een vrijgestelde onroerende verhuur zijn:
 

betaling van huur;
voor een overeengekomen duur;
voor het recht het onroerend goed te gebruiken en andere personen daarvan uit te sluiten​.

 
De vrijstelling voor onroerende verhuur moet bovendien strikt geïnterpreteerd worden.
Wat betreft het gebruik van sportinstallaties heeft het Hof reeds eerder geoordeeld dat diensten die verband houden met de beoefening van sport en met lichamelijke opvoeding zoveel mogelijk als één geheel moeten worden beschouwd (C-150/99, Stockholm Lindöpark). In die zaak besliste het Hof dat de verhuur en beheer van een golfterrein niet alleen het passief ter beschikking stellen van een terrein behelst, maar ook een groot aantal commerciële activiteiten omvat zoals het toezicht, het beheer en het voortdurende onderhoud door de dienstverrichter alsmede de terbeschikkingstelling van andere installaties. In die omstandigheden kan de verhuur van het golfterrein, tenzij in specifieke gevallen, niet de overwegende prestatie zijn.
Volgens het Hof blijkt het in het geval van het voetbalstadion te gaan om de verrichting, door het AGB, van een meer complexe dienst die bestaat in het verstrekken van toegang tot de sportinstallaties, waarbij het AGB zich belast met het toezicht op, het beheer, het onderhoud en de schoonmaak van deze installaties.
Dat het AGB een recht op toezicht en controle behoudt, betekent niet dat het geen vrijgestelde onroerende verhuur kan zijn, maar in dit specifiek geval leidde dit recht tot een permanente aanwezigheid van vertegenwoordigers van het AGB in het stadion door middel van de portierdienst, wat een aanwijzing kan zijn dat de rol van het AGB actiever is dan bij een vrijgestelde onroerende verhuur.
De verschillende diensten van beheer, onderhoud en schoonmaak zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de sportinstallaties geschikt zijn voor het gebruik voor voetbalwedstrijden overeenkomstig de toepasselijke sportreglementering.
Volgens het Hof moet dan ook worden aangenomen dat het verstrekken van de toegang tot de installaties voor ​het gebruik voor voetbalwedstrijden de kenmerkende dienst van de prestatie vormt. Dit wordt volgens het Hof mede ondersteund door het feit dat 80% van de dagprijs betrekking heeft op de andere diensten dan de toegang tot het stadion.
Het Hof besluit dat de terbeschikkingstelling van het stadion onder de gegeven omstandigheden in beginsel geen vrijgestelde onroerende verhuur is, maar de nationale rechter moet nagaan of alle door het AGB aangeboden diensten effectief noodzakelijk zijn voor het verlenen van toegang tot het stadion voor de contractueel overeengekomen doeleinden, namelijk uitsluitend voetbaldoeleinden.
HvJ, C-55/14, AGB Stadion Luc Varenne, 22 januari 2015​

Geen GKS bij uitsluitend onderaanneming

Btw-plichtigen die op basis van de 10%-regel een GKS zouden moeten gebruiken, maar die de restaurant- of cateringdiensten niet zelf verrichten door beroep te doen op onderaannemers, en dus deze diensten alleen maar doorrekenen aan hun klanten, zijn niet verplicht te registreren voor, noch gebruik te maken van een GKS, op voorwaarde dat zij:
 

de restaurant- of cateringdiensten verstrekken aan de eindconsument;
dit niet doen met eigen middelen;
hiervoor beroep doen op onderaannemers die naast een factuur ook gehouden zijn een GKS-ticket uit te reiken.

 
De btw-plichtige mag bij het verstrekken van de restaurant- of cateringdiensten wel zijn eigen middelen inzetten (infrastructuur, personeel voor de bediening,…) en zelf de dranken schenken die bij de maaltijden worden gebruikt, zolang hij maar niet helpt bij de bereiding van de maaltijden en/of instaat voor de aankoop van de voedingswaren. In dat geval zal hij door de fiscus beschouwd worden als handelend met eigen middelen waardoor de tolerantie niet van toepassing is.
Met de ‘eindconsument’ bedoelt de fiscus het verstrekken in de fase van het verbruik, wat onder meer het geval is wanneer deze diensten worden verricht voor een vennootschap die haar personeel of genodigden van de maaltijd laat genieten.
Btw-plichtigen die van deze tolerantie gebruik maken, moeten dan wel btw-bonnetjes uitreiken voor de ter plaatse verbruikte maaltijden en de daarbij genuttigde dranken, tenzij er reeds een factuur voor die diensten is uitgereikt uiterlijk bij de voltooiing ervan.
Zo zullen bv. begrafenisondernemers niet verplicht zijn een GKS te gebruiken wanneer zij in hun eigen zaal rouwmaaltijden verstrekken maar minstens voor het aanleveren van de maaltijden beroep doen op een onderaannemer die daarvoor gehouden is een GKS-ticket uit te reiken.
Btw-plichtigen die, al is het maar een klein deel, hun restaurant- of cateringdiensten met eigen middelen verstrekken (bereiding en/of aankoop ingrediënten) en die de 10%-drempel bereiken, moeten een GKS gebruiken, ook voor die diensten waarvoor ze uitsluitend op onderaannemers beroep doen.

DRM TEAM : een nieuw team ten dienste van schuldenaars van onder meer btw

Sinds 1 januari 2015 is er een nieuwe dienst met de naam DRM (Debt Relationship Management) opgericht binnen het Inningscentrum van de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering.
Deze dienst vervangt de regionale belcellen die belast waren met de telefonische contacten met de schuldenaars. De missie van de medewerkers van het DRM Team: voornamelijk per telefoon contact opnemen met de schuldenaars (Belgische en buitenlandse) van bedrijfsvoorheffing en/of btw.
Het doel is om een snelle betaling te verkrijgen van zoveel mogelijk eisbare schulden. Dat zijn schulden waarvan we de directe betaling kunnen eisen. Dankzij deze dienst kan de aanrekening van boetes of nalatigheidsintresten en het opzetten van dure invorderingsprocedures vermeden worden.
Op deze manier verbeteren we onze dienstverlening, door persoonlijk contact met de schuldenaars.
www.financiën.belgium.be

GKS-registratie: in sommige gevallen uitstel tot 30 april 2015

De fiscus laat weten dat btw-plichtigen die zich in één van de volgende situaties bevinden en die zich moeten registreren voor het gebruik van een geregistreerd kassasysteem (GKS), hiervoor tijd krijgen tot en met 30 april 2014. De registratie is in sommige van die situaties momenteel toch niet mogelijk omwille van technische problemen.
 

btw-plichtigen​ die hun gegevens in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) nog moeten aanpassen. Zij ondervinden momenteel toegangsproblemen tot de e-services van de FOD Financiën. Het gaat dan om de volgende oorzaken:

ofwel zijn er geen wettelijke vertegenwoordigers opgenomen in de KBO;
ofwel zijn er geen vestigingseenheden geregistreerd in de KBO;

personen die problemen hebben met de pin/puk code van hun e-ID moeten dit oplossen via de gemeenten en dit kan al snel een drietal weken duren;
beschikt de wettelijke vertegenwoordiger die de registratie moet doen niet over een Belgische e-ID (buitenlandse vertegenwoordigers), dan moet zij om te registreren gebruik maken van een token dat aangevraagd moet worden via de lokale kantoren van Fedict bij een 70-tal gemeenten, maar ook deze procedure neemt een aantal weken in beslag;
feitelijke verenigingen zonder vestigingseenheid in de KBO kunnen zich momenteel niet registreren. De fiscus zoekt hier nog naar een technische oplossing.

 
www.financien.belgium.be

Minister ziet geen reden voor vereenvoudiging dubbele uitreikingsverplichting ticket GKS en factuur

De btw-plichtige die met een geregistreerd kassasysteem werkt, moet en een ticket GKS, en een factuur uitreiken als zijn cliënt een btw-plichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon is.
Gevraagd naar deze dubbele uitreikingsplicht antwoordt de minister dat dankzij het geregistreerd kassasysteem er minder kans op fouten is en dat er rapporten met een overzicht van de dagelijkse omzet worden aangemaakt.
In het kader van de btw-aangifte hoeft men dan verder enkel nog het bedrag van de uitgereikte facturen in mindering te brengen op het totaalbedrag dat in het geregistreerd kassasysteem opgeslagen is.
Kamercommissie Financiën, 2014-2015, COM 098, Vraag nr. 2300, S. Wilmès, 25 februari 2015​

Meeromzet restaurant belast aan 21% bij gebrek aan bewijs van levering afhaalmaaltijden

De uitbater van een restaurant, taverne, ijssalon en feestzaal boekte voor de jaren 2005 en 2006 een omzet van respectievelijk 22.172,64 EUR en 16.854,40 EUR “extra-comptabel”. De hierover verschuldigde btw werd door de btw-plichtige opgenomen​ in rooster 61 van zijn btw-aangifte van respectievelijk het tweede kwartaal 2006 (omzet 2005) en het tweede kwartaal 2007 (omzet 2006). Deze verschuldigde btw werd door de btw-plichtige berekend aan het tarief van 6%.
De fiscus daarentegen is van oordeel dat over deze omzet 21% btw verschuldigd is.
Volgens het proces-verbaal zijn er nergens in het dossier aanwijzingen dat de btw-plichtige daadwerkelijk afhaalmaaltijden heeft geleverd. De prijskaart vermeldt geen meeneemmenu’s en tijdens hun bezoek ter plaatse konden de controlerende ambtenaren geen aanduiding van enige meeneemmenu’s vaststellen.
Volgens het wettelijke vermoeden opgenomen in artikel 64, § 3 Wbtw is behoudens tegenbewijs, het hoogste tarief van toepassing indien iemand handelingen verricht met betrekking tot goederen of diensten die aan een verschillend tarief onderworpen zijn.
Aangezien de btw-plichtige niet door verantwoordingsstukken kan aantonen dat er effectief leveringen van afhaalmaaltijden gebeurden zonder verbruik ter plaatse, heeft de fiscus deze meeromzet terecht belast aan 21%.
HvB Brussel, 28 mei 2014

GKS: fiscus verduidelijkt ‘verbonden uitbating’

In een niet gepubliceerde beslissing bevestigt de administratie dat als één materieel verbonden uitbating worden beschouwd:

de situatie waarbij in eenzelfde theatergebouw enerzijds een foyer (ontvangstruimte, drankgelegenheid tijdens de pauze van de voorstellingen) en anderzijds een café waar ook maaltijden geconsumeerd worden, worden uitgebaat, aangezien men zonder het pand te moeten verlaten van de ene uitbating naar de andere kan gaan.

de situatie waarbij een btw-plichtige op een domein verschillende zalen uitbaat, bv. een feestzaal (hoofdgebouw) en een afzonderlijk gebouw (schuur), waar eveneens horeca-activiteiten worden verricht, ook al moet men langs buiten van het ene gebouw naar het andere gebouw gaan.

Dit heeft tot gevolg dat voor de berekening van de 10%-drempel voor het al dan niet verplicht gebruik van een GKS, de omzet van alle inrichtingen meegerekend moet worden.
Indien op basis van deze berekening een GKS moet worden gebruikt, dan moet er in alle inrichtingen een ticket GKS worden uitgereikt voor de aldaar verrichte horecahandelingen.
​Het is voldoende dat in één van de inrichtingen een GKS wordt geïnstalleerd dat wordt gebruikt voor het uitreiken van alle tickets voor de horecahandelingen in alle inrichtingen​.

GKS: update registratieverplichting en uitzonderingen

Op 28 februari verstrijkt de deadline voor de verplichte registratie als gebruiker van een geregistreerd kassasysteem (GKS). Deze registratie is in principe verplicht voor alle btw-plichtigen van wie in 2014 de horecaomzet voor minstens 10% bestaat uit maaltijden die ter plaatse worden verbruikt.
De fiscus laat nu weten dat btw-plichtigen die aan voormelde voorwaarde voldoen maar reeds weten dat ze ten laatste op 31 december 2015 hun zaak stopzetten of hun horeca-activiteiten zo wijzigen dat er geen verbruik ter plaatse meer mogelijk is, zich alsnog moeten registreren als GKS-gebruiker, maar de datum van voornoemde stopzetting of wijziging per mail moeten melden op secr.gksce@minfin.fed.be. Zij moeten dan geen GKS meer aanschaffen in 2015. Laten zij hun zaak over, dan kunnen ze kiezen alsnog een GKS aan te schaffen en dit vervolgens over te dragen aan de overnemer. De kans is groot dat een controleambtenaar na de datum van stopzetting of wijziging zal langskomen om na te gaan of er inderdaad geen verbruik ter plaatse van maaltijden meer mogelijk is.
Voormelde tolerantie is enkel van toepassing op stopzettingen en activiteitenwijzigingen die plaatsvinden in 2015, of activiteitenwijzigingen die reeds in 2014 hebben plaatsvonden.
Feitelijke verenigingen die als btw-plichtige zijn geregistreerd, kunnen zich momenteel niet registreren als GKS-gebruiker. De fiscus zoekt op dit moment naar een technische oplossing voor dit probleem. Daarom wordt voor dergelijke verenigingen de registratieplicht uitgesteld tot minstens 30 april 2015. Hetzelfde geldt voor ondernemingen die hun gegevens in de Kruispuntbank van Ondernemingen nog moeten actualiseren om de GKS-registratie te kunnen vervolledigen.
Staatssecretarissen Elke Sleurs en Bart Tommelein hebben nogmaals bevestigd dat pas vanaf 2016 controles zullen uitgevoerd worden op de aanwezigheid en het gebruik van een GKS. Wel moeten alle btw-plichtigen sedert 1 januari 2015 steeds een controledocument uitreiken voor de maaltijden die ze verstrekken die ter plaatse worden verbruikt, en voor de daarbij geserveerde dranken. Zij die in 2015 niet moeten registreren voor een GKS, zijn verplicht de btw-bonnetjes van de erkende drukkers hiervoor te gebruiken. Wie in 2015 overschakelt op een GKS, kan in afwachting van de ingebruikneming ervan, kiezen welke vorm dit controledocument aanneemt. De fiscus heeft nogmaals bevestigd dat de boetes voor het niet uitreiken van btw-bonnetjes alleszins niet geschorst zijn voor het jaar 2015.
Tot slot geven we nog mee dat de laatste hand wordt gelegd aan een administratieve beslissing die btw-plichtigen zal ontslaan van de registratie en het gebruik van een GKS wanneer zij zelf geen restaurant- of cateringdiensten verrichten, maar hiervoor beroep doen op derden en zij deze diensten enkel doorrekenen aan hun klanten. Het is nog even wachten vooraleer we de juiste voorwaarden kennen om deze tolerantie toe te kunnen passen. Deze tolerantie zou blijkbaar enkel ingeroepen kunnen worden door btw-plichtigen die geen horeca-activiteiten uitoefenen. Bovendien zouden btw-plichtigen die deze tolerantie toepassen, met uitzondering van de organisatoren van seminaries, steeds btw-bonnetjes moeten uitreiken voor de voor het verbruik ter plaatse verstrekte maaltijden en de daarbij geserveerde dranken.

Geen GKS, wel btw-bonnetjes, voor verenigingen die occasioneel eetfestijn organiseren

Sedert 1 januari 2015 zijn btw-plichtigen die geregeld restaurant- en/of cateringdiensten verstrekken in principe gehouden een ticket uit te reiken via een geregistreerd kassasysteem (GKS). De invoering van de GKS gebeurt in 2015 echter gefaseerd zodat in feite pas tegen eind 2015 alle betrokken btw-plichtigen over een GKS zullen beschikken. Gedurende 2015 zullen er geen sancties opgelegd worden voor overtredingen tegen deze regelgeving.
De fiscus beschouwt elke btw-plichtige die minstens 10% van zijn horeca-omzet haalt uit restaurant- en cateringdiensten (met uitsluiting van de dranken) als een ‘geregelde’ verstrekker. Met als gevolg dat verenigingen die occasioneel een eetfestijn organiseren, maar verder geen of zeer weinig horeca-omzet realiseren, mogelijks een GKS zouden moeten aanschaffen enkel voor dat jaarlijkse eetfestijn.
De administratie ontheft nu onder meer dergelijke verenigingen van de verplichting een GKS te gebruiken. Worden ontslagen van het gebruik van een GKS, de btw-plichtigen die zeer occasioneel restaurant- en cateringdiensten verrichten. Dit is volgens de fiscus het geval indien:

de restaurant- en cateringdiensten zich beperken tot 5 kalenderdagen per jaar
en de btw-plichtige geen andere activiteiten in de horeca of voeding uitoefent

Btw-plichtigen die van deze ontheffing gebruik maken moeten wel btw-bonnetjes uitreiken voor de voor het verbruik ter plaatse verstrekte maaltijden en de daarbij horende dranken. In principe mag een btw-bonnetje vervangen worden door een factuur indien die wordt uitgereikt uiterlijk bij de voltooiing van de dienst. Of dit ook in deze situatie is toegestaan, vermeldt de beslissing niet.
Voor de zeer occasionele verstrekking van restaurant- en cateringdiensten moet toch een GKS worden gebruikt indien de omzet uit de voor het verbruik ter plaatse verstrekte maaltijden, met uitsluiting van de daarbij horende dranken:

minstens 10% van de totale horeca-omzet bedraagt (een volgens ons rare voorwaarde aangezien er geen andere horeca-activiteiten mogen uitgeoefend worden om van zeer occasionele restaurant- en cateringdiensten te spreken)
en meer dan € 15.000 per kalenderjaar bedraagt

Merk op dat in de beslissing enkel de situaties van btw-plichtigen worden beschreven. Op geen enkel moment gaat zij in op de vraag of verenigingen btw-plichtig zijn voor de jaarlijkse organisatie van een eetfestijn waarbij de opbrengsten geschonken worden aan één of meerdere goede doelen.
Btw-plichtigen die hun omzet uit hun restaurant- en cateringdiensten kunnen vrijstellen van btw op basis van artikel 44 Wbtw dienen geen GKS te gebruiken, noch btw-bonnetjes uit te reiken. Dit is een feitenkwestie die geval per geval bestudeerd moet worden.
Deze beslissing kan een oplossing zijn voor een aantal verenigingen, maar biedt zeker geen oplossing voor verenigingen zoals sportclubs die naast hun vrijgestelde lidgelden voor de sportbeoefening ook opbrengsten verkrijgen uit de verkoop van dranken en maaltijden in hun kantine. Zij zullen afhankelijk van het feit of ze de 10%-drempel al dan niet bereiken, een GKS moeten gebruiken, dan wel btw-bonnetjes uitreiken voor de maaltijden die verkocht worden met het oog op verbruik ter plaatse, zoals belegde broodjes, een croque monsieur, … en volgens de FAQ van de FOD financiën ook voor een bereide portie kaas.
Fisconetplus, beslissing nr. E.T. 127.736 van 16 februari 2015

Voorschotfacturen en btw: verdwijnt definitieve regeling 2015 definitief?

Minister van Financiën Johan Van Overtveldt kondigt aan dat zijn kabinet de in 2013 door de vorige regering gewijzigde regels inzake de opeisbaarheid van btw, en dus de verwerking van de facturen in de btw-aangifte, zal herevalueren. Die nieuwe regeling die ondertussen al tot 1 juli 2015 is uitgesteld, werd zowel bij ondernemers als boekhouders op veel onbegrip onthaald, zowel wat het nut als de praktische haalbaarheid ervan betreft. Volgens de minister zal een nieuwe regeling in overleg met de verschillende sectoren worden uitgewerkt. Het ziet er dus naar uit dat de definitieve regeling voor voorschotfacturen vanaf 2015, ook definitief zal verdwijnen.
Persbericht Minister Van Overtveldt

Wijzigingen intrastat 2015

De drempel voor de intrastat-aangiften voor aankomsten wordt verhoogd van €700.000 naar €1.500.000 voor de aangiften vanaf 1 januari 2015. Dit heeft tot gevolg dat een aantal aangevers zullen worden vrijgesteld voor de aangifteplicht voor de aankomsten. Wie recht heeft op een vrijstelling zal volgens de NBB hiervan schriftelijk worden verwittigd (eind februari, beginmaart).
Voor de verzendingen, waarvan de drempel is vastgesteld op € 1.000.000 is er geen wijziging.
Vanaf 1 januari 2015 worden aangiften op papier niet meer aanvaard. Aangevers moeten gebruik maken van het aangifteplatform OneGate (alle informatie op www.onegate.be).
Meer info lees je in de intrastatbrief 25 van de nationale bank.
 

Verplichte btw-plicht bestuurdersvennootschappen uitgesteld tot 1/1/2016

De minister van financiën heeft beslist dat rechtspersonen bestuurders in 2015 nog niet verplicht zullen zijn om btw aan te rekenen over hun bestuurdersvergoedingen.
De intrekking van de keuzemogelijkheid voor rechtspersonen om deze vergoedingen buiten btw te houden, zal pas ingaan vanaf 1 januari 2016 (de administratie liet eerder in een beslissing weten dat dit vanaf 2015 zou zijn).
Maar uitstel is geen afstel. Men krijgt door dit uitstel de nodige tijd om bepaalde implementaties grondig te onderzoeken en door te voeren om een eventuele btw-kost die door de btw-heffing op deze bestuurdersvergoedingen zou ontstaan, te vermijden.