Bijkomende diensten exploitant assistentiewoning volgens advocaat-generaal ook vrijgesteld maatschappelijk werk
Les Jardins de Jouvence exploiteert onder meer assistentiewoningen (verhuur van voor één of twee personen ontworpen woonruimten met een ingerichte keuken, een woonkamer, een kamer en een ingerichte badkamer) en biedt tegen betaling aan de huurders en aan andere personen die geen huurder zijn, verschillende diensten aan zoals: bar-restaurant, een kap- en een schoonheidssalon, een fysiotherapiezaal, ergotherapeutische activiteiten, een wasserij, een lokaal voor bloedproeven en een artsenpraktijk.
De Belgische fiscus meent dat deze diensten van btw zijn vrijgesteld als maatschappelijk werk (artikel 44, § 2, 2° Wbtw). Les Jardins de Jouvence daarentegen recupereerde de btw op de bouw van de assistentiewoningen, ervan uitgaand dat haar exploitatie niet van btw was vrijgesteld.
De rechtbank van Bergen, die zich over dit geschil moet uitspreken, heeft hierover een prejudiciële vraag gesteld aan het Europese Hof van Justitie (C-335/14).
Volgens Advocaat-Generaal Yves Bot kan een aanbieder van assistentiewoningen die personen van ten minste 60 jaar woonruimte aanbiedt om hen in staat te stellen volledig zelfstandig te leven, en daarbij tegen betaling bijkomende diensten aanbiedt waarop ook personen die niet in de assistentiewoningen wonen, een beroep kunnen doen, en die geen enkele financiële steun van de overheid ontvangt, aangemerkt worden als een ‘organisatie die […] als instelling van sociale aard [is] erkend’ en diensten verstrekt ‘die nauw samenhangen met maatschappelijk werk’ in de zin van die bepaling. Met andere woorden, volgens de Advocaat-Generaal kan het geheel van deze diensten de btw-vrijstelling voor maatschappelijk werk genieten.
Het is wel aan de nationale rechter om na te gaan of de activiteiten van de exploitant binnen de door België gestelde grenzen van deze vrijstelling handelt.
Naar aanleiding van deze zaak hadden bepaalde btw-specialisten in de pers (voorafgaand aan de conclusies van de advocaat-generaal) verklaard dat de factuur van de rusthuizen waarschijnlijk zal oplopen, in de verwachting dat het Hof van Justitie zal oordelen dat minsten die andere dan de verhuur aangeboden diensten aan de btw onderworpen zouden zijn (De Tijd, Knack).
Hierover ondervraagd stelt de minister dat het onwaarschijnlijk is dat deze zaak gevolgen zou hebben voor de btw-vrijstelling voor bejaardentehuizen of woonzorgcentra in België.
HvJ, conclusie AG, C-335/14, Les Jardins de Jouvence, 9 juli 2015
Kamercommissie Financiën 2014-2015, COM 220, Vraag nr. 4986, B. Dispa, Vraag nr. 5007, V. Wouters, Vraag nr. 5035, P. Blanchart, 8 juli 2015