Auteur: admin.btwlijn

Btw op esthetische ingrepen vanaf 1 januari 2016

De wetgever heeft op de valreep nog vlak voor het jaareinde de wet gepubliceerd die met ingang van 1 januari 2016 de btw-vrijstelling voor louter esthetische ingrepen afschaft (Wet van 26 december 2015​ houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht, B.S. dd. 30 december 2015).
Eveneens wijzigt deze wet de btw-vrijstelling voor paramedische beroepen.
1. ​Esthetische ingrepen
Met het begrip “medische verzorging” worden de diensten beoogd die de diagnose, de behandeling en, voor zoveel mogelijk, de genezing van ziekten of gezondheidsproblemen tot doel hebben. Om vrijgesteld te kunnen zijn moet de medische verzorging een therapeutisch doel hebben. Ook medische diensten met als doel de bescherming, met inbegrip van het behoud of herstel, van de gezondheid van de mens vallen onder de btw-vrijstelling.
Voorgaande geldt eveneens voor esthetische ingrepen. Dat betekent dat wanneer de esthetische ingreep zuiver cosmetisch of esthetisch van aard is, de btw-vrijstelling niet van toepassing is. Dat is het onder meer het geval voor cosmetische of esthetische chirurgische ingrepen en behandelingen die uitsluitend de verfraaiing of verbetering van het uiterlijk tot doel hebben. De memorie van toelichting stelt zeer duidelijk dat slechts in deze evidente gevallen dergelijke ingrepen aan de btw onderworpen worden.
In de mate dat esthetische ingrepen en behandelingen gesteld worden met als bedoeling de behandeling of verzorging van personen die als gevolg van ziekte, letsel of aangeboren afwijking, een esthetische ingreep moeten ondergaan, kunnen zij onder het begrip ‘medische verzorging’ vallen en van btw vrijgesteld zijn.
Aangezien in België de handelingen die een arts gewoonlijk verricht van de btw zijn vrijgesteld, en dus ook de luter esthetische ingrepen, besliste de wetgever de Belgische btw-wetgeving aan te passen aan de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie.
Daarom dat vanaf 1 januari 2016 ingrepen en behandelingen met een esthetisch karakter van de btw-vrijstelling voor diensten verricht door artsen en ziekenhuizen wordt uitgesloten, wanneer:

​deze niet in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering zijn opgenomen; of
deze in voormelde nomenclatuur zijn opgenomen, maar niet beantwoorden aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor tegemoetkoming overeenkomstig de reglementering betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

2. Verzorging van patiënten die esthetische ingrepen hebben ondergaan
Wat voorafgaat geldt evenzeer voor​ voor de vrijstelling voor medische verzorging door ziekenhuizen verricht in het kader van voormelde louter cosmetische ingrepen en behandelingen (art. 44, § 2, 1° Wbtw).
De medische verzorging en de ziekenhuisverpleging van een patiënt die een behandeling ondergaat die louter cosmetisch en niet therapeutisch van aard is, valt evenmin onder de btw-vrijstelling. Dit geldt eveneens voor de diensten en de leveringen van goederen die daarmee nauw samenhangen.
Wanneer dus in een ziekenhuis een medische ingreep wordt verricht die louter esthetisch van aard is, kunnen op grond van artikel 44, § 1, 1° Wbtw nieuw niet langer worden vrijgesteld van btw:

de volledige behandeling vanaf de opname van de patiënt;
het verblijf in het ziekenhuis;
de diensten van de chirurg;
de diensten van andere artsen zoals de anesthesist;
de diensten van het verplegend personeel;
de medische verzorging;
de diensten en leveringen van goederen die met voormelde nauw samenhangen.

Door de nieuwe bepaling is voormelde verzorging in een ziekenhuis niet langer van btw vrijgesteld. Maar dergelijke verzorging wordt niet uitgesloten van de vrijstelling van diensten door verpleegkundigen (art. 44, § 1, 2° Wbtw) die deze diensten verrichten buiten het ziekenhuis om. Dit onderscheid is volgens de regering te verdedigen omdat:

​de prestaties van verpleegkundigen die worden verricht in het ziekenhuis vervat zijn in de algemene ligdagprijs en een onderdeel vormen van de ziekenhuisverpleging en de medische verzorging die voor de totale prijs wordt belast;
de verpleegkundigen in een ziekenhuis normaliter in loondienst werken en niet als btw-plichtige;
het voor een verpleegkundige die buiten het ziekenhuis om werkt onmogelijk is om vast te stellen of er al dan niet een therapeutisch doel verbonden is aan de esthetische ingreep. Dit oordeel komt in eerste instantie toe aan de arts zelf;
die verpleegkundige buiten zijn wil om geconfronteerd kan worden met een patiënt van een zuivere esthetische ingreep en niet weet of hij in de toekomst nog dergelijek patiënten zal verzorgen.

3. Paramedische beroepen​​
​Voor de toepassing van de btw-vrijstelling worden de paramedische beroepen gescheiden van de geneesheren. Hier wordt de btw-vrijstelling beperkt tot:

de in België wettelijk geregelde paramedische beroepen (dit  om te vermijden dat de verstrekking van niet officieel erkende verzorgingsprestaties en de verstrekking van erkende prestaties door onbevoegden ten onrechte van de btw zouden worden vrijgesteld);
de diensten van verzorging die voorkomen in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering​ of in de nomenclatuur van de revalidatieverstrekkingen, ongeacht het aantal nomenclatuurprestaties dat recht geeft op terugbetaling door het RIZIV.

Volgens de huidige stand van de wetgeving worden in België aangeduid als paramedische beroepen, de verrichtingen van de volgende technieken:

​apothekers-assistentie;
audiologie;
bandage, orthese en prothese;
diëtetiek;
ergotherapie;
laboratorium en biotechnologie, en menselijke erfelijkheidstechniek;
logopedie;
orthoptie;
podologie;
medische beeldvorming.​

De prestaties van psychotherapeuten zijn vooralsnog niet bedoeld onder voormelde vrijstelling. Deze worden namelijk nog verstrekt buiten het wettelijke kader van het RIZIV, en ze zijn evenmin specifiek gereglementeerd.De wet van 4 april 2014 die psychotherapeuten wettelijk erkent, treedt pas in werking op 1 september 2016. Ook de uitvoeringsbesluiten met betrekking tot de opleiding en de stage zijn nog niet gepubliceerd.
Eens dit beroep erkend is zullen de prestaties van psychotherapeuten van btw vrijgesteld zijn voor zover deze prestaties opgenomen zullen worden in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen.​

Verhoging vrijstellingsdrempel € 25.000 gepubliceerd in B.S.

Het Belgisch Staatsblad van 17 december 2015 publiceert de wet van 6 december 2015 met betrekking tot de verhoging​ van de drempel voor de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen naar € 25.000. Deze nieuwe regeling geldt met ingang vanaf 1/1/2016 (KB van 18 december 2015 – B.S. 24 december 2015).
België heeft van de Europese Raad een goedkeuring gekregen om deze drempel te hanteren tot 31 december 2018 (Uitvoeringsbesluit van de Raad van 10 december 2015).
Het KB nr. 19 voor de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen werd ondertussen ook aangepast door het KB van 18 december 2015 (B.S. 28 december 2015)
De fiscus publiceerde reeds een FAQ met betrekking tot de drempelverhoging (FOD Financiën, bericht 2 december 2015).
De belangrijkste wijziging aan de regeling, behalve de drempelverhoging van € 15.000 naar € 25.000, is dat de de btw-plichtige die tijdens een kalenderjaar onder deze omzetdrempel blijft, uitdrukkelijk zal moeten kiezen voor de vrijstellingsregeling vanaf 1 juli van het volgende jaar ipv automatisch vanaf die datum aan de vrijstellingsgregeling onderworpen te worden.
Btw-plichtigen die op basis van de omzet van 2015 reeds vanaf 1 januari 2016 de vrijstellingsregeling wilden toepassen, moesten hiervoor uiterlijk tegen 15 december 2015 een formulier ingediend hebben bij hun bevoegd btw-controlekantoor (zie onze mailing dd. 9 december 2015).

Nieuwe btw-regels sinds 1/1/2016

De wetgever heeft tijdens het jaareinde op de valreep nog diverse nieuwe btw-regels laten publiceren in het Staatsblad die in werking getreden zijn op 1 januari 2016. Een overzicht.
1. Nieuwe regels opeisbaarheid btw
De reeds lang aangekondigde nieuwe regeling inzake de opeisbaarheid van de btw waarbij de factuur opnieuw een centrale rol krijgt voor de opname van de handelingen in de btw-aangifte en -listings. Voor onder meer de handelingen tussen btw-plichtigen, andere dan intracommunautaire, wordt de btw in principe verschuldigd bij het uitreiken van de factuur, ongeacht of dit gebeurt voor of nadat de goederen zijn geleverd of de dienst is verricht.
Klik hier voor meer info.
2. Nieuwe regels factureringstermijn
Door de nieuwe regels inzake opeisbaarheid, waarbij de btw in bepaalde gevallen pas opeisbaar wordt als de factuur is uitgereikt, ook al gebeurt dit nadat de de goederen zijn geleverd of de dienst is verricht, is ook de factureringstermijn aangepast. De factuur zal moeten worden uitgereikt uiterlijk de 15de dag van de maand volgend op de maand waarin de goederen zijn geleverd of de dienst is verricht.
Klik hier voor meer info.
3. Verlaagd btw-tarief voor schoolgebouwen
Er wordt een nieuwe rubriek toegevoegd aan de tabel A van de bijlage van het KB nr. 20, waardoor handelingen met betrekking tot bepaalde schoolgebouwen vanaf 1 januari 2016 aan het verlaagd btw-tarief van 6% worden onderworpen.
Klik hier voor meer info.
4. Vrijstellingsdrempel kleine ondernemingen naar € 25.000
Vanaf 1 januari 2016 bedraagt de vrijstellingsdrempel voor kleine ondernemingen € 25.000. Ook de regeling zelf onderging een aanpassing. Btw-plichtigen wiens omzet tijdens een kalenderjaar de vrijstellingsdrempel niet overstijgt, zullen uitdrukkelijk moeten kiezen voor de toepassing van de vrijstellingsregeling vanaf 1 juli van het volgende jaar.
Klik hier voor meer info.
5. Geen btw-vrijstelling meer voor louter esthetische ingrepen
Vanaf 1 januari 2016 zijn louter esthetische ingrepen niet langer van btw vrijgesteld, evenmin de ziekenhuisverzorging in het kader van dergelijke ingrepen.
Ook de btw-vrijstelling voor paramedische beroepen wordt hervormd. Deze zal enkel van toepassing zijn wanneer de beoefenaar erkend is en de verrichte prestatie opgenomen is in de nomenclatuur van het RIZIV.
Klik hier voor meer info.

Verhoging ouderdomsvereiste van vijf naar tien jaar voor verlaagd btw-tarief bij verbouwing woning

Vanaf 1 januari 2016 verhoogt de regering de ouderdomsvereiste van de woning van vijf naar tien jaar voor de toepassing van het verlaagd btw-tarief van 6% voor verbouwingen. Het KB hiervoor moet nog worden gepubliceerd. Woningen die in 2006 of vroeger voor het eerst in gebruik zijn genomen, zullen dus volgend jaar het verlaagd tarief voor verbouwingen kunnen genieten.
Woningen die voor het eerst in gebruik werden genomen in de periode 2007-2010 voldoen vandaag wel aan de ouderdomsvereiste van vijf jaar, maar vanaf volgend jaar niet aan de ouderdomsvereiste van 10 jaar. Voor deze woningen voorziet de fiscus op de valreep alsnog in een overgangsmaatregel waardoor verbouwingen aan deze woningen die in 2016 en 2017 zullen worden gefactureerd, toch nog het verlaagd tarief kunnen genieten.
Om deze overgangsregeling te kunnen toepassen moet:

de woning voor het eerst in gebruik genomen zijn tussen 1 januari 2007 en 31 december 2010;
aan alle voorwaarden van het verlaagd tarief voor verbouwingen voldaan zijn op 31 december 2015 (uitsluitend of hoofdzakelijk privébewoning, geen nieuwbouw, gefactureerd aan eindgebruiker, …);
als de werken:

niet vergunningsplichtig zijn en evenmin onder de meldingsplicht vallen, een overeenkomst worden afgesloten met de aannemer(s) waarin de werken gedetailleerd zijn opgenomen en die een vaste datum heeft, ten laatste op 31 december 2015;

wel vergunningsplichtig zijn of onder de meldingsplicht vallen, respectievelijk de stedenbouwkundige vergunning voor de werken aangevraagd zijn of het meldingsformulier voor de stedenbouwkundige meldingsplicht ingediend zijn uiterlijk op 31 december 2015;

de factuur voor de werken uitgereikt worden uiterlijk op 31 december 2017.

Om aan voormelde overeenkomst een vaste datum te geven op uiterlijk 31 december 2015, kan:

de overeenkomst geregistreerd worden op een registratiekantoor uiterlijk op 31/12/2015;
de overeenkomst opgenomen worden in een notariële akte uiterlijk op 31/12/2015;
een kopie van de overeenkomst neergelegd worden op het bevoegde btw-controlekantoor tegen afgifte van een ontvangstbewijs uiterlijk op 24/12/2015;
een kopie van de overeenkomst aangetekend opgestuurd worden naar het bevoegde btw-controlekantoor tussen 24 en 31 december 2015.

Als voor de werken die vergunningsplichtig zijn of onder de meldingsplicht vallen geen overeenkomsten met vaste datum op uiterlijk 31 december 2015 zijn gesloten, dan kunnen enkel de in de vergunning of de melding opgenomen werken deze overgangsregeling genieten.
FOD Financiën, bericht 4 december 2015

Verhoging vrijstellingsdrempel naar € 25.000

Alhoewel er nog geen formele machtiging is gegeven door de Europese Raad om de vrijstellingsdrempel voor kleine ondernemingen op te trekken tot € 25.000, publiceert de fiscus al een FAQ met betrekking tot deze drempelverhoging en de overgang van de gewone of forfaitaire regeling naar de vrijstellingsregeling.
Btw-plichtigen van wie de omzet in 2015 de € 25.000 niet overschrijdt, komen in principe in aanmerking voor de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen vanaf 1 juli 2016. Maar zij kunnen reeds naar de vrijstellingsregeling overschakelen op 1 januari 2016 wanneer ze het daartoe voorziene formulier invullen en opsturen naar hun bevoegd btw-controlekantoor uiterlijk tegen 15 december 2015.
Klik hier voor het formulier.
Klik hier voor de FAQ.
FOD Financiën, bericht 2 december 2015

Btw-regeling bestuurdersvennootschappen met drie maanden uitgesteld

Vanaf 1 januari 2016 moeten rechtspersonen hun vergoedingen die ze uit een bestuurdersmandaat ontvangen aan de btw onderwerpen. De fiscus moet over deze nieuwe regeling nog een administratieve commentaar publiceren, wat voorzien is voor eind november, begin december. Om de bestuurdersvennootschappen voldoende tijd te geven zich aan de administratieve commentaar aan te passen, werd beslist de inwerkingtreding van deze nieuwe regeling uit te stellen tot 1 april 2016.

Drankgelegenheid jeugdhuis aan btw onderworpen indien omzet meer dan € 50.000 per jaar

De instellingen die in hoofdzaak het toezicht over jongelui en de zorg voor hun onderhoud, opvoeding en vrijetijdsbesteding tot doel hebben, zijn vrijgesteld van btw door artikel 44, § 2, 2° Wbtw op voorwaarden dat:

het gaat om diensten en leveringen van goederen die nauw samenhangen met maatschappelijk werk, met de sociale zekerheid en met de bescherming van kinderen en jongeren
die instelling een publiekrechtelijk lichaam is of door de bevoegde overheid als instelling van sociale aard is erkend.

Het sociale doel van jeugdhuizen bestaat er volgens de administratie in jongeren de mogelijkheid te bieden om in hun vrije tijd deel te nemen aan tal van sociaal-culturele activiteiten ter bevordering van hun algemene ontwikkeling en maatschappelijke integratie. Zij moeten dus geen btw aanrekenen op de goederen die zij verkopen en de diensten die zij verrichten, voor zover zij door de overheid erkend zijn als een instelling van sociale aard. Of zij al dan niet een winstoogmerk hebben, speelt voor de toepassing van de btw-vrijstelling geen rol.
De vrijstelling is voor jeugdhuizen volgens de fiscus enkel van toepassing voor die handelingen:

die door de bevoegde overheid in aanmerking worden genomen voor de berekening van de toegekende subsidies (btw-handleiding, nr. 319);
die de instelling verricht in het kader van haar doelstelling ten bate van de jeugd.

In een nieuwe beslissing stelt de fiscus nu dat de exploitatie door een jeugdhuis van een drankgelegenheid die voor iedereen toegankelijk is, vreemd blijft aan de sociale doelstelling van een jeugdhuis en dus aan de btw onderworpen is.
Bij wijze van tolerantie aanvaardt de fiscus dat dergelijke exploitatie alsnog van btw vrijgesteld blijft voor zover:

​de jaarlijkse omzet van die drankgelegenheid niet meer bedraagt dan € 50.000;
er geen maaltijden onder bezwarende titel worden verschaft, ook geen lichte maaltijden zoals onder meer soepen, croques, kroketten (kaas, garnaal, …), belegde broodjes, deegwaren, omeletten, pannenkoeken, e.d.

Het verkopen van kleine caféhapjes die worden verbruikt zonder het gebruik van een bestek (bv. chips, droge worstjes, ansjovis, olijven, koekjes, wafels, chocolade, hardgekookte eieren, enz…) vormt voor de fiscus geen belemmering voor de toepassing van de vrijstelling van artikel 44, § 2, 2° Wbtw op de omzet van de drankgelegenheid.
Een andere dan een louter toevallige overschrijding van de omzetdrempel in een bepaald kalenderjaar houdt in dat de exploitatie van de drankgelegenheid​ vanaf het volgende kalenderjaar aan de btw is onderworpen.
Dit nieuwe standpunt moet worden toegepast vanaf 1 januari 2016, wat betekent dat jeugdhuizen die in de loop van 2015 met dergelijke drankgelegenheid de omzetdrempel van € 50.000 hebben overschreden, voor zover die overschrijding niet toevallig is, vanaf 2016 de exploitatie ervan aan de btw moeten onderwerpen.
Op het verleden zal de fiscus niet terugkomen.
Fisconetplus, beslissing nr. E.T. 128.632 van 5 november 2015​

Nederland verlaagt drempel maandelijkse IC-listing

Btw-plichtigen die in Nederland voor de btw geregistreerd zijn en die van daaruit goederen vrijgesteld intracommunautair leveren, zijn daar ook gehouden tot het indienen van de intracommunautaire opgave. Momenteel moeten enkel de btw-plichtigen die in het lopende kwartaal, of in een van de vier vorige kwartalen voor meer dan € 100.000 aan dergelijke leveringen hebben verricht, deze opgave maandelijks indienen.
Ingevolge een ingebrekestelling door de Europese Commissie zal Nederland deze drempel verlagen naar € 50.000 om de regeling in overeenstemming te brengen met artikel 263 lid 1 van de btw-richtlijn. Deze nieuwe drempel zal gelden vanaf 1 januari 2016.
Deze wijziging zal volgens de Nederlandse staatssecretaris van financiën leiden tot een structurele toename van de administratieve lasten voor bedrijven met € 2,5 miljoen. De uitvoeringskosten bij de Belastingdienst zullen structureel toenemen met € 0,25 miljoen.
Btw-plichtigen die deze drempel niet overschrijden, kunnen de intracommunautaire opgave op kwartaal basis blijven indienen. Indien specifieke voorwaarden vervuld zijn kan zelfs toestemming verkregen worden om de intracommunautaire opgave jaarlijks in te dienen. Klik hier voor gedetailleerde informatie over de indieningstermijnen voor de intracommunautaire opgave in Nederland.
Wijziging van artikel 33b van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (15 oktober 2015), Staatscourant nr. 36273, 20 oktober 2015.

Minister belooft charter: verleden GKS-gebruiker wordt niet systematisch gecontroleerd

Horeca-uitbaters die verplicht een GKS moeten gebruiken, vrezen dat de fiscus de gegevens die in de GKS opgeslagen worden zal extrapoleren naar het verleden om omzetverhogingen te belasten.
Met betrekking tot de retroactieve controles heeft de persmededeling van 6 februari 2015, na afloop van de goedkeuring van het ‘horecaplan’ door de Ministerraad duidelijk aangegeven dat er met de fiscale en sociale inspectiediensten een charter zou worden afgesloten om ervoor te zorgen dat dossiers van Onjuist gespeld woordhoreca-ondernemingen niet systematisch zullen worden geselecteerd voor controle, enkel op basis van vaststellingen uit het GKS, en aldus, bijvoorbeeld, omzetverhogingen op exact dezelfde basis niet-systematisch en niet-retroactief zullen worden doorgevoerd. Volgens de minister geldt dit uiteraard enkel ten overstaan van die ondernemingen die correct gebruik maken van het GKS.
De minister kondigt aan dat zijn kabinet alsook dat van de staatssecretaris bevoegd voor de strijd tegen de sociale fraude momenteel de laatste hand leggen aan een ontwerp van Charter.
Vr. & Antw. Kamer, 2014-2015, 54-031, 29 juni 2015, Vraag nr. 107, C. Cassart-Mailleux, 18 mei 2015

Minister belooft verlaging btw-tarief voor assistentiehonden

​In de huidige stand van de Belgische wetgeving is de levering van blindengeleidehonden onderworpen aan het verlaagd btw-tarief van 6 % op grond van punt 6 van de rubriek XXIII van tabel A van de bijlage bij het KB nr. 20. Assistentiehonden vallen hier momenteel niet onder.
De levering van blindengeleidehonden en andere assistentiehonden en de prestaties van dierenartsen in verband met de ze honden kunnen op grond van de bijlage III van de btw-richtlijn​ het verlaagd btw-tarief genieten.
Volgens de minister zou er geen onderscheid gemaakt mogen worden tussen de blindengeleidehonden en de andere assistentiehonden en daarom heeft hij zijn administratie de opdracht geven om in die zin een aanpassing van het KB nr. 20 voor te bereiden.
Vr. & Antw. Kamer, 2014-2015, 54-036, 3 augustus 2015, Vraag nr. 328, E. Lachaert, 7 mei 2015

Fiscus zal nieuw standpunt met betrekking tot curator van erfeloze nalatenschap publiceren

Ondervraagd over aan wie een advocaat moet factureren indien hij door de rechtbank van eerste aanleg is aangesteld als curator van een onbeheerde nalatenschap en zijn vergoeding, ingevolge een deficitaire nalatenschap, ontvangt van de Staat, verwijst de minister neer de beslissing nr. E.T. 126.564 van 18 juli 2014 (nrs. 28 tot 31).
Hij voegt hier wel aan toe dat dit standpunt gebaseerd zou zijn op onvolledige informatie. Zo zou er in het geval van een deficitaire nalatenschap mogelijks geen vergoeding betaald worden aan de curator.
Blijkbaar onderzoekt de administratie momenteel deze specifieke problematiek en zal zij hierover binnenkort een definitief standpunt publiceren.
Vr. & Antw. Kamer, 2014-2015, 54-029, 15 juni 2015, Vraag nr. 311, S. Wilmès, 28 april 2015​

Minister bevestigt tolerantie 10%-overschrijding vrijstellingsdrempel kleine ondernemingen

Wanneer de omzet van een btw-plichtige die de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen geniet, in de loop van een kalenderjaar de vrijstellingsdrempel van € 15.000 overschrijdt, mag hij deze vrijstellingsregeling behouden wanneer de overschrijding van de drempel maximum 10 % bedraagt en uitzonderlijk is.
Elke andere overschrijding van de drempel leidt tot het verlies van de vrijstellingsregeling waarbij de btw-plichtige vanaf de eerste handeling waardoor de drempel wordt overschreden, aan de normale regeling of aan de forfaitaire regeling wordt onderworpen. Deze handeling dient in haar geheel te worden belast en er dient een regularisatie te worden uitgevoerd.
De btw-plichtige zal na het verlies van de vrijstellingsregeling en de overgang naar de normale of forfaitaire regeling niet opnieuw kunnen overgaan naar de vrijstellingsregeling vóór 1 januari van het derde jaar na dat waarin de wijziging van belastingregeling uitwerking heeft gehad. De btw-plichtige zal dan, indien hij aan de voorwaarden voldoet, kunnen opteren voor de terugkeer naar de vrijstellingsregeling door het hoofd van zijn controlekantoor hiervan schriftelijk vóór 1 december in kennis te stellen. Die wijziging zal uitwerking hebben met ingang van 1 januari van het volgend jaar.
Vr. & Antw. Kamer, 2014-2015, 54-029, 15 juni 2015, Vraag nr. 312, S. Wilmès, 28 april 2015