Toch btw-aftrek op diensten bij verkoop van aandelen
Een btw-plichtige met als economische activiteit onder meer informatieverstrekking aan de overheid in verband met het informatiseren van lokale overheden, verkoopt zijn deelname in een vennootschap (A) aan een andere vennootschap (B). De andere aandeelhouders van A verkopen eveneens hun aandelen aan B. Enkele maanden na de verkoop van deze deelname, koopt de btw-plichtige met de opbrengsten uit voormelde verkoop, aandelen van vennootschap B.
Bij een controle verwerpt de fiscus de aftrek van de btw geheven van de kosten die de btw-plichtige had gemaakt bij een financiële instelling die financieel en technische ondersteuning bij deze verkoop had geleverd. De verkoop van aandelen is een door artikel 44 Wbtw van btw vrijgestelde handeling die geen recht op aftrek van btw doet ontstaan.
Volgens het Hof van Beroep van Brussel kan er maar een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaan tussen de financiële en technische ondersteuning enerzijds en de verkoop van de aandelen anderzijds, indien de kosten van die dienst werden opgenomen in de prijs van de verkochte aandelen. Het hof verwijst hiervoor naar de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie in onder meer de zaak SKF.
Van dergelijk rechtstreeks en onmiddellijk verband is in het huidig geschil volgens het hof van beroep geen sprake, gelet op artikel 12.1 van de overeenkomst tot de koop en verkoop van aandelen in een op te richten vennootschap, dat met betrekking tot de vastlegging van de definitieve prijs van die handeling bepaalt dat de partijen de kosten en erelonen die zij betalen met het oog op de totstandkoming en uitvoering van de overeenkomst ieder afzonderlijk dragen.
Maar om recht op aftrek van btw te hebben moet, wanneer er geen rechtsreeks en onmiddellijk verband is tussen een input en een outputtransactie, er wel een verband zijn met de btw-activiteit van de btw-plichtige. Dat is het geval indien de kosten van de diensten deel uitmaken van de algemene kosten van de btw-plichtige en als zodanig geacht kunnen worden opgenomen te zijn in de prijs van de door hem geleverde goederen of verrichte diensten. In dit geval betekent dat volgens het hof dat de btw-plichtige gegevens moet kunnen voorleggen die aantonen dat de aankoop van de diensten uitsluitend is ingegeven door de economische activiteit van de btw-plichtige die recht op aftrek van btw geeft.
Het Hof besluit dat dit het geval is aangezien:
vennootschap A had als hoofdactiviteit het verlenen van IT-diensten en oplossingen, met een bijzondere focus op overheids- en sociale zekerheidsinstellingen;
de koper, vennootschap B, is eveneens een vooraanstaande IT-dienstverlener op de Belgische markt en is geïnteresseerd in de overname van de activiteit van vennootschap A, wat blijkt uit de aanhef van de overeenkomst tot koop en verkoop van aandelen;
de raad van bestuur van vennootschap A wil de positie van deze vennootschap in deze markt versterken en de activiteiten van deze vennootschap verder ontwikkelen en uitbreiden om een topspeler te worden op de Belgische markt van IT-dienstverlening, en dat kan het best gerealiseerd worden indien deze vennootschap wordt overgenomen door een strategische partner (wat blijkt uit het verslag van de bedrijfsrevisor over de kapitaalverhoging door inbreng in natura n.a.v. de partiële splitsing door overneming van de vennootschap A).
De aandelen van vennootschap A werden dus wel degelijk verkocht om de positie van de btw-plichtige op de overheidsmarkt voor IT-diensten veilig te stellen en uit te breiden, en die verkoop vindt dus exclusief zijn oorzaak in de economische activiteit van de btw-plichtige.
HvB Brussel, 18 januari 2017, rolnr. 2012/AR/1714