Op 14 februari 2019 keurde de Kamer een wetsontwerp goed waardoor het verlaagd btw-tarief van 6% van toepassing wordt op de leveringen van de volgende goederen bij de aanleg of onderhoud van een tuin:
levende woudbomen, levende fruitbomen, heesters en -struiken alsmede plantgoed daarvan
levende sierbomen, -heesters, -struiken en andere levende sierplanten, bollen, knollen, wortels en ander plantgoed voor de sierteelt, ook wanneer deze goederen bij de aanleg en het onderhoud van tuinen worden geleverd
Het verlaagd tarief zal van toepassing zijn vanaf de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen van de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Vanaf dan zullen tuinaannemers de prijs voor de aanleg/onderhoud van een tuin moeten opsplitsen over de voormelde verstrekte goederen (6%) en de dienstverrichting zelf.
De levering van levende sierbomen, -heesters, -struiken en andere levende sierplanten is in België onderworpen aan het verlaagd btw-tarief van 6%. Hetzelfde geldt voor bollen, knollen, wortels en ander plantgoed voor de sierteelt. Verstrekt een tuinaannemer in het kader van de aanleg of onderhoud van een tuin ook de planten, dan maken die deel uit van de dienst van tuinaanleg- of onderhoud die in België volledig aan 21% btw is onderworpen.
Begin 2017 werd in de Kamer een wetsvoorstel ingediend om het verlaagd btw-tarief van 6% uit te breiden naar de leveringen van de volgende goederen bij de aanleg of onderhoud van een tuin:
levende woudbomen, levende fruitbomen, heesters en -struiken alsmede plantgoed daarvan
levende sierbomen, -heesters, -struiken en andere levende sierplanten, bollen, knollen, wortels en ander plantgoed voor de sierteelt, ook wanneer deze goederen bij de aanleg en het onderhoud van tuinen worden geleverd
Binnen de regering werd echter nooit een akkoord bereikt over de invoering van deze maatregel. Maar de Kamercommissie Financiën heeft dit wetsvoorstel op 29 januari toch aangenomen. Het is nu afwachten of dit wetsvoorstel ook goedgekeurd zal worden in de plenaire vergadering van de Kamer en dus effectief uitwerking zal krijgen. Bovendien voorziet het wetsontwerp dat de btw-verlaging pas in werking zal treden op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen van de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
De voormelde uitbreiding van dit verlaagd btw-tarief is vandaag nog niet van toepassing. Tuinaannemers kunnen de prijs voor de bij hun dienst verstrekte planten dus nog niet afzonderlijk belasten met 6% btw.
In het kader van de Brexit heeft de Belgische administratie van de douane & accijnzen een 20.000-tal ondernemingen aangeschreven ivm de aanvraag van een EIRO-nummer.
Indien de UK binnenkort met een harde Brexit uit de EU treedt, zullen alle verkopen van goederen die vanuit België naar de UK worden vervoerd beschouwd worden als een uitvoer. Bij de aankopen van goederen die vanuit de UK naar België worden vervoerd, zal er sprake zijn van een invoer. Voor de beide handelingen is vereist dat de uitvoerder, respectievelijk de invoerder, beschikt over een EIRO-nummer (Europees nummer voor douaneformaliteiten).
De fiscus heeft nu de bedrijven die nog niet beschikken over zo’n EORI-nummer, maar waar uit de gegevens van de btw-listings blijkt dat zij goederen aan- en/of verkopen naar en vanuit de UK, aangeschreven met de vraag online het formulier A te vervolledigen. Enkel door hier gevolg aan te geven zal een EORI-nummer toegekend worden.
Dus ondernemingen die waarschijnlijk in de toekomst goederen zullen verhandelen met de UK, doen er best aan gevolg te geven aan dit schrijven.
Het nieuwe nummer van btw onderlijnd is nu beschikbaar onder de rubriek btw-info / publicaties, of klik hier.
In dit nummer:
| Akkoord Ecofin over diverse btw-wijzigingen
| 2019: optie btw-heffing onroerende verhuur
| Dan toch 6% btw voor escape rooms
| Wist je nog dat?
| Telex
De fiscus wijzigt zijn standpunt met betrekking tot het btw-tarief dat van toepassing is op escape rooms. Eerder kondigde hij aan dat de deelname aan zo’n ontsnappingsspel onderworpen is aan 21% btw als de exploitant gedurende bijna de volledige tijd het spelverloop nauwgezet opvolgt en zo nodig actief tussenkomt (circulaire nr. 80 dd. 07.12.2017).
In een nieuwe circulaire trekt de fiscus dit standpunt retroactief in en stelt dat de vergoeding voor de deelname aan een ontsnappingsspel voor het geheel onderworpen is aan het btw-tarief van 6 % (rubriek XXVIII van de tabel A van de bijlage bij het KB nr. 20).
De fiscus erkent ook dat de exploitanten van ontsnappingspellen recht hebben op teruggave van de btw die ze omwille van het oude standpunt te veel hebben afgedragen. Hij vermeldt er niet bij of de exploitant, om die teruggave te kunnen krijgen, die teveel ontvangen btw ook aan zijn klanten moet terugbetalen. In het verleden gebruikte de fiscus dit argument reeds in verschillende dossiers om de teruggaaf te weigeren aan exploitanten van sauna’s die ook op basis van een verkeerd administratief standpunt 21% i.p.v. 6% btw hadden afgedragen.
Dat er in hoofde van de btw-plichtige geen onrechtmatige verrijking mag zijn, staat nog steeds in de btw-handleiding, onder randnummer 549: “De btw-plichtige moet, in principe, kunnen bewijzen dat hij de ten onrechte in rekening gebrachte belasting aan zijn afnemer heeft terugbetaald.”.
De circulaire stelt nog dat dit nieuwe standpunt van toepassing is op zowel lopende en toekomstige geschillen.
Het Staatsblad van 25 oktober 2018 publiceert de wet van 14 oktober 2018 tot invoering van de optionele btw-heffing op onroerende verhuur en de invoering van verlaagde btw-tarieven voor deze aan btw verhuringen.
Klik hier voor meer info over deze wetswijzigingen.
In 2009 en 2010 gold een verlaagd tarief van 6% op de eerste schijf van € 50.000 bij onder andere de aankoop/oprichting van een nieuwe privéwoning. Eén van de voorwaarden hiervoor is de domiciliëringsvereiste van vijf jaar, tenzij in geval van overmacht. Die houdt in dat de verkrijger/oprichter in die woning zonder uitstel zijn domicilie zal hebben tot minstens 31 december van het vijfde jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming van het gebouw door de verkrijger/oprichter.
Een persoon geniet de toepassing van dit verlaagd voor de aankoop van een appartement in 2009. In 2010 trekt deze persoon echter bij zijn vader in om deze te kunnen verzorgen (mantelzorg). De fiscus vordert bijkomend 15% btw op de eerste schijf van € 50.000 van de aankoop van het appartement omdat voormelde domiciliëringsvereiste niet meer vervuld is.
Het Hof volgt de visie van de fiscus en stelt dat het opnemen van de mantelzorg geen situatie van overmacht is die deze persoon definitief verhinderde om het appartement nog langer als zijn privéwoning te gebruiken.
Verder blijkt nog dat de mantelzorg reeds enkele maanden voor de domicilieverplaatsing werd opgenomen en dat die persoon in het huis van zijn vader is blijven wonen na diens overlijden.
HvB Antwerpen, rolnr. 2015/AR/1136, 13 september 2016
Een notaris dient een verzoek in tot oprichting van een btw-eenheid tussen hemzelf (natuurlijk persoon) en zijn vennootschap waarin de activiteiten van notaris worden uitgeoefend. De fiscus weigert deze aanvraag goed te keuren omdat de notaris geen btw-plichtige zou zijn.
De notaris is echter eigenaar van een gebouw welke hij verhuurt aan zijn vennootschap waarvan hij zowel aandeelhouder als bestuurder is. Daarnaast is hij samen met zijn echtgenote en zijn ouders eigenaar in onverdeeldheid van een woning die aan een derde wordt verhuurd.
Volgens artikel 9, lid 1 van de btw-richtlijn is een btw-plichtige een persoon die zelfstandig een economische activiteit uitoefent op elke plaats, ongeacht het doel of de resultaten van die activiteit. De exploitatie van een lichamelijk of onlichamelijk goed om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen, is volgens het Hof een economische activiteit.
Het Hof verwijst nog naar twee arresten van het Europese Hof van Justitie:
C-230/94 (Enkler): de verhuur van een lichamelijke zaak is een exploitatie die is aan te merken als ‘economische activiteit’ in de zin van de btw-richtlijn als die verhuur erop gericht is duurzaam opbrengsten te verkrijgen.
C-23/98 (Heersma): als een persoon als enige economische activiteit in de zin van de btw-richtlijn het verhuren heeft van een lichamelijke zaak aan een vennootschap (in casu een maatschap naar Nederlands recht) waarvan hij deel uitmaakt, dan moet deze verhuur worden geacht zelfstandig te worden verricht.
Dat het gebouw behoort tot het privévermogen van de notaris is niet relevant volgens het Hof, evenmin dat de huurinkomsten als onroerend en niet als beroepsinkomen worden belast. Het begrip ‘economische activiteit’ is ruimer dan het begrip ‘beroepsactiviteit’.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank van eerste aanleg, namelijk dat de weigering van de btw-eenheid omwille van de niet-belastingplicht van de notaris ten onrechte is gebeurd, aangezien de notaris voor de verhuur van het gebouw wel degelijk als btw-plichtige handelt.
De fiscus zet de rekening-courant van een btw-plichtige op nul wegens het niet betalen van btw waarvan de verschuldigdheid blijkt uit de ingediende btw-aangiftes. De fiscus stuurt van deze opnulzetting een kennisgeving naar het adres van de btw-plichtige.
De btw-plichtige vecht de geldigheid van de opnulzetting aan omdat de kennisgeving verstuurd zou zijn naar een oud adres. De btw-plichtige had immers zijn maatschappelijke zetel verplaatst. Maar hij had nagelaten om deze adreswijziging te melden aan de fiscus via het formulier 604B. Volgens de btw-plichtige had de fiscus vóór de verzending het Belgisch Staatsblad maar op een adreswijziging moeten controleren.
Het Hof is het niet eens met deze stelling en bevestigt de opnulzetting. Bovendien is de kennisgeving van de opnulzetting geen voorwaarde op straffe van nietigheid. De fiscus houdt met betrekking tot deze btw-schuld dan ook terecht geen rekening met betalingen die de btw-plichtige op zijn rekening-courant gedaan heeft nadat die op nul werd gezet.
De btw-plichtige vecht ook nog de geldigheid van het dwangbevel aan, maar het Hof stelt vast dat uit de motivering van het dwangbevel duidelijk blijkt dat de btw-plichtige zonder misverstand ingelicht werd over :
hetgeen gevorderd werd;
de betalingen die aangerekend werden;
het nog verschuldigde saldo;
de motivering van deze vordering.
De btw-plichtige beschikte dus over alle elementen die nodig zijn om:
te beoordelen of het zin had zich te weren tegen het dwangbevel;
in staat was met kennis van zaken op een nuttige wijze desgewenst het dwangbevel aan te vechten.
HvB Antwerpen, rolnr. 2016/AR/207, 28 november 2017
Bij een onderzoek van een online verkoopsplatform stelt de fiscus vast dat een natuurlijk persoon geregeld horloges verkocht via de veilingwebsite (195 verkopen op drie jaar tijd waarvan 190 in twee kalenderjaren). De fiscus is van oordeel dat deze verkoper een btw-plichtige is en vordert de btw op de via het platform verrichte verkopen.
De btw-plichtige is het hier niet mee eens. De rechtbank daarentegen volgt wel de visie van de fiscus en stelt dat deze persoon gelet op de regelmatigheid van de verkopen, een btw-plichtige is. Bovendien blijkt uit onderzoek van de website dat er al transacties geweest zouden zijn in de jaren voorafgaand aan de jaren waarvoor btw wordt gevorderd.
Dat het zou gaan om verkopen uit zijn privécollectie, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Evenmin weigert de rechtbank de toepassing van de margeregeling bij gebrek aan onder andere bewijs van de aankopen van de horloges bij personen die de btw niet hebben kunnen recupereren.
De maatstaf van heffing is door de fiscus correct berekend, namelijk zonder deze te verminderen met de kosten van Paypal die de verkoper droeg.
De btw-plichtige vecht nog de toepassing van de verlengde verjaringstermijn van zeven jaar aan. De rechtbank is van oordeel dat hier het gaat om een bewijskrachtig gegeven waarvan de fiscus door de controle van de veilingwebsite kennis heeft gekregen (artikel 81bis, § 1, 2de lid, 3° Wbtw).
Beste abonnees,
Jullie kunnen weer inschrijven voor ons klantenseminarie op één van de volgende tijdstippen:
dinsdag 13 november 2018 van 16h tot 19h in Malle – Café De Trappisten
donderdag 15 november 2018 van 16h tot 19h in Langdorp – Sparrenhof
maandag 19 november 2018 van 16h tot 19h in Deurle – d’Ouwe Hoeve
Klik hier voor de agenda en het inschrijvingsformulier.
De Ecofin Raad van 2 oktober heeft een reeks van maatregelen aangenomen die de Europese regels op verschillende vlakken wijzigen.
Quick Fixes
Een eerste richtlijn voert vier zogenaamde quick fixes in, in afwachting van een definitief btw-stelsel voor de intracommunautaire handelingen. Deze quick fixes zijn:
Een harmonisatie en vereenvoudiging van de btw-behandeling van voorraden op afroep waarbij de verkoper zijn goederen vanuit een lidstaat verzendt naar zijn toekomstige koper in een andere lidstaat. De verzending van de goederen naar een andere lidstaat zal niet beschouwd worden als een intracommunautaire overbrenging. Als de goederen 12 maanden na hun verzending nog steeds niet verkocht zijn, wordt die verzending alsnog beschouwd als een overbrenging. Dit zijn de basisprincipes, uiteraard moeten er aan een reeks van voorwaarden voldaan zijn.
Vandaag kan een verkoper zijn goederenlevering vrijstellen van btw als ic-levering op voorwaarde dat hij kan aantonen dat de goederen van de ene naar een andere lidstaat zijn vervoerd en zijn koper als btw-plichtige handelt. Onder de nieuwe regeling zal voor de toepassing van deze vrijstelling vereist zijn dat de koper een btw-nummer heeft in een andere lidstaat dan die van waaruit de goederen zijn verzonden en dat hij dit btw-nummer aan de leverancier heeft meegedeeld.
Bij kettingverkopen (een opeenvolging van goederenleveringen waarbij de goederen rechtstreeks van bij de eerste verkoper naar de laatste koper werden vervoerd) zal de btw-richtlijn regels vastleggen om te bepalen in welke levering binnen de ketting het vervoer van de goederen heeft plaatsgevonden. Enkel die levering komt in aanmerking voor de vrijstelling als IC-levering indien de andere voorwaarden daarvoor ook vervuld zijn.
Via een uitvoeringsverordening zal voor intracommunautaire leveringen de rechtszekerheid verhoogd worden inzake het bewijs van het vervoer van de goederen. Als de leverancier bepaalde documenten kan voorleggen, zal worden verondersteld dat de goederen effectief van de ene naar een andere lidstaat zijn vervoerd.
Deze quick fixes moeten in werking treden op 1 januari 2020.
Btw-tarief voor e-publicaties
Na enkele jaren discussie aanvaardt de Raad een richtlijn die de lidstaten toestaat een verlaagd, super verlaagd of nultarief in te voeren voor elektronische publicaties. Deze maatregel is van toepassing vanaf de 20ste dag die volgt op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de EU.
Strijd tegen btw-fraude
In de strijd tegen btw-fraude neemt de Raad de volgende maatregelen aan:
Een tijdelijke maatregel (tot 30 juni 2022) die de lidstaten toestaat, onder strikte voorwaarden, een algemene verlegging van heffing naar de medecontractant in te voeren voor binnenlandse goederenleveringen en diensten vanaf een bedrag van € 17.500 per transactie.
De verlenging tot 30 juni 2022 van de zogenaamde sectoriële verlegging van heffing naar de medecontractant voor welbepaalde goederenleveringen en diensten die vatbaar zijn voor btw-fraude en het zogenaamde snellereactiemechanisme tegen btw-fraude (artikel 199bis van de btw-richtlijn).
Het versterken van de administratieve samenwerking tussen de lidstaten om de preventie van btw-fraude te verbeteren.
Deze maatregelen zijn van toepassing vanaf de 20ste dag die volgt op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de EU (met uitzondering van enkele specifieke bepalingen die op 1 januari 2020 in werking treden.