6% voor fitness met begeleiding?
Naar aanleiding van een dispuut tussen een fitnesscentrum en de fiscus over het toe te passen btw-tarief, heeft het Europese Hof van Justitie onlangs enkele richtlijnen meegegeven aan de rechter in eerste aanleg in Gent die zich over dit geschil nog moet uitspreken.
Zo stelt het Hof dat het toekennen van het recht gebruik te maken van de sportaccommodaties van een fitnesscentrum met daarbij het verstrekken van individuele begeleiding of begeleiding in groep, onderworpen mag worden aan het verlaagd btw-tarief van 6% op voorwaarde dat deze begeleiding:
verband houdt met het gebruik van deze accommodaties en noodzakelijk is voor de beoefening van sport en lichamelijke opvoeding;
of wanneer die begeleiding bijkomend is bij het recht gebruik te maken van die accommodaties of het daadwerkelijke gebruik van die accommodaties.
Voor alle duidelijkheid, het Hof spreekt zich niet ten gronde uit over deze Belgische zaak, het geeft enkel richtlijnen aan de rechter in Gent die voor zijn beoordeling nuttig kunnen zijn. Het Hof stelt wel dat uit het voorgelegde dossier blijkt dat de persoonlijke begeleiding en de groepslessen bijkomend zijn bij het recht gebruik te maken van de accommodaties van dat fitnesscentrum. Maar de rechter in Gent moet zelf beoordelen of dat inderdaad ook zo is. Het bijkomstig karakter van de begeleiding wordt volgens het Hof in belangrijke mate aangetoond door het gegeven dat de aangeboden formules toegang verschaffen zowel tot de ruimten van het fitnesscentrum als tot de groepslessen, zonder dat daarbij enig onderscheid wordt gemaakt op basis van het soort accommodatie waarvan daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt en de eventuele deelneming aan de groepslessen.
Welk btw-tarief nu toepassen?
Ondernemingen die van oordeel zijn dat in de formules die zij aanbieden de begeleiding slechts bijkomstig is aan het gebruik van de sportinfrastructuur, of noodzakelijk is voor de sportbeoefening, zullen door de uitspraak van het Hof geneigd zijn het verlaagd btw-tarief van 6% toe te passen.
Alleen is er vandaag geen duidelijkheid over het standpunt dat de btw-administratie zal innemen. De centrale diensten onderzoeken momenteel de mogelijke impact van het arrest van het Europese Hof. In grote lijnen kunnen er zich drie scenario’s voordoen:
de administratie past haar standpunten ter zake aan en aanvaardt het verlaagd btw-tarief voor de formules waar begeleiding (die verder gaat dan het aan nieuwkomers bij hun eerste bezoek, zonder prijssupplement, geven van richtlijnen over het gebruik van de toestellen en het overhandigen van een oefenschema) inbegrepen is;
de administratie behoudt haar standpunten en beschouwt het geschil voor de rechtbank in Gent als een specifieke feitenkwestie waar geen algemene conclusies voor de hele sector uit kunnen worden afgeleid;
de wetgever schrapt de toegang tot en het gebruik van sportinfrastructuur uit de lijst van de verlaagde btw-tarieven waardoor er steeds 21% btw verschuldigd zal zijn.
Ondernemingen die het verlaagd btw-tarief gaan toepassen hebben vandaag geen zekerheid dat de fiscus bij een controle niet alsnog 15% bijkomende btw + boeten + nalatigheidsinteresten zal invorderen. Als de fiscus zijn standpunt niet wijzigt, dan zullen ook deze geschillen mogelijks voor de rechtbank beslecht moeten worden.
Teruggaaf van de in 2019, 2020, 2021 en 2022 teveel afgedragen btw?
Ondernemingen die ervan overtuigd zijn dat zij op hun ontvangsten 15% btw te veel hebben afgedragen aan de Staat, kunnen deze btw terugvragen. Maar ook hier is er vandaag nog geen zekerheid dat de fiscus deze bedragen zal terugbetalen. Blijft de fiscus bij zijn huidig standpunt, dan is de kans vrij groot dat bij controle die teruggaaf wordt verworpen en dat er bijkomend boeten en nalatigheidsinteresten opgelegd worden. En ook dan is het mogelijk dat de onderneming die teruggaaf voor de rechtbank zal moeten proberen afdwingen.
Moet er dan gewacht worden om die teruggaaf in de btw-aangifte op te nemen? Voor de btw die verschuldigd werd in 2020, 2021 en 2022 kan er nog gewacht worden tot de tweede helft van volgend jaar om te zien of de fiscus zijn standpunt zal aanpassen. Maar als er in 2019 teveel btw werd betaald, dan moet die btw-teruggaaf uiterlijk 31 december 2022 uitgeoefend worden. Voor een btw-plichtige die btw-kwartaalaangiften indient, betekent dit dat die teruggaaf opgenomen moet worden in de btw-aangifte over het derde kwartaal, in te dienen uiterlijk 20 oktober 2022 (voor een maandaangever in de btw-aangifte over november, uiterlijk in te dienen 20 december 2022).
Ondernemingen die deze teruggaaf nu in hun btw-aangifte gaan opnemen, raden wij aan voorlopig nog niet de terugbetaling ervan te vragen (verhoging van de kans op selectie voor controle) en aan het bevoegd btw-kantoor een kennisgeving te doen van de opname van het bedrag in het rooster 62 om de rechten van de btw-plichtige te vrijwaren. Geef ons gerust een seintje als er assistentie nodig is, bijvoorbeeld bij zo’n notificatie.