Aan- en doorverkoop van vliegtuigtickets zonder bijkomende dienstverlening valt onder de reisbureauregeling

Gepubliceerd op 8 oktober 2024

Het reisbureau Dragoram Tour is een btw-plichtige Roemeense vennootschap die onder meer bij luchtvaartmaatschappijen vliegtickets naar bestemmingen binnen de Unie aankoopt en deze vervolgens doorverkoopt, inclusief een commissie, aan natuurlijke personen. Op deze verkopen wordt geen btw aangerekend. Volgens de Roemeense fiscus had de onderneming wel btw moeten afdragen op de verkoop ervan, maar enkel de btw begrepen in de gerealiseerde winstmarge. Volgens de fiscus was op die doorverkopen de bijzondere margeregeling voor reisbureaus van toepassing en dus niet de btw-vrijstelling voor internationaal vervoer van personen via vliegtuig.


Margeregeling voor reisbureaus

De bijzondere margeregeling voor reisbureaus is volgens artikel 306 btw-richtlijn van toepassing op de handelingen van reisbureaus, voor zover zij niet als tussenpersoon, maar op eigen naam tegenover de reiziger handelen en voor de totstandbrenging van de reizen gebruikmaken van goederenleveringen en diensten van andere btw-plichtigen. Deze regeling is een uitzondering op de algemene regeling van de btw-richtlijn, en mag dus enkel toegepast worden voor zover dit voor de verwezenlijking van de doelstelling ervan noodzakelijk is.

Volgens het Hof heeft deze bijzondere regeling in hoofdzaak tot doel de problemen te vermijden die de algemene bepalingen van de btw-richtlijn zouden veroorzaken, in het bijzonder voor de handelingen die de verrichting van diensten van derden omvatten. De algemene regels met betrekking tot de plaats van heffing, de maatstaf van heffing en de aftrek van voorbelasting zouden door de grote verscheidenheid van die prestaties en de plaatsen waar ze worden verricht, tot praktische moeilijkheden leiden. En dat zou dan weer leiden tot een belemmering van de uitoefening van die werkzaamheden.

Op de vraag of deze bijzondere regeling van toepassing is als een reisbureau zijn klanten uitsluitend een vervoerdienst aanbiedt die het bij een andere btw-plichtigen aankoopt, en die gepaard gaat met informatie en advies aan die klanten, heeft het Hof reeds bevestigend geantwoord. Ook de loutere verstrekking van vakantieaccommodatie door een reisbureau volstaat voor de toepassing van de bijzondere reisbureauregeling. De betekenis van eventuele andere goederenleveringen of diensten waarmee deze verstrekking van accommodatie gepaard kan gaan, heeft dus geen invloed op de juridische kwalificatie van de betrokken situatie. Diensten uitsluiten van de reisbureauregeling enkel en alleen omdat deze uitsluitend bestaan in het verstrekken van logies, zou leiden tot een ingewikkeld belastingstelsel waarin de toepasselijke btw-regels zouden afhangen van de samenstellende elementen van de aan iedere reiziger aangeboden diensten. Daarmee zou voorbij worden gegaan aan de doelstellingen van de btw-richtlijn en de bijzondere reisbureauregeling.

Uit al deze rechtspraak blijkt voor het Hof meer dan voldoende dat het enkele feit dat een reisbureau van derde btw-plichtigen verkregen personenvervoerdiensten verricht voor zijn klanten, onder de bijzondere reisbureauregeling valt, ongeacht of er bijkomende diensten worden verricht, dan wel of het reisbureau zijn klanten ook informatie- en adviesdiensten verstrekt.


Mogen lidstaten personenvervoer uit de reisbureauregeling houden?

Aan het Hof werd ook de vraag gesteld of de artikelen 306, lid 1, en 308 btw-richtlijn zich er tegen verzetten dat een lidstaat een nationale regeling toepast die reisbureaus een keuzerecht geeft om in het geval van internationaal personenvervoer de normale btw-regels en niet de bijzondere reisbureauregeling toe te passen.

Het Hof verwijst hiervoor naar de eigenlijke bewoordingen van artikel 306, lid 1 btw-richtlijn. Daaruit blijkt dat de lidstaten een bijzondere btw-regeling toepassen op de handelingen van reisbureaus. Dat in deze bepaling niet het werkwoord ‘kunnen’ wordt gebruikt, betekent dat de lidstaten niet de mogelijkheid hebben om deze regeling niet toe te passen. De bijzondere btw-regeling opgenomen in de artikelen 306 tot en met 310 btw-richtlijn is dan ook een verplichte regeling voor op eigen naam handelende reisbureaus die toeristische diensten verrichten met gebruikmaking van diensten van btw-plichtige derden, behoudens de uitdrukkelijk in de btw-richtlijn vastgestelde uitzonderingen zoals die voor reisbureaus die uitsluitend als tussenpersoon optreden en de vrijgestelde diensten omdat ze buiten de Unie worden verricht.

De activiteit van doorverkoop door een reisbureau, op eigen naam, van bij btw-plichtige derden aangekochte vliegtickets voor bestemmingen binnen de Unie aan individuele reizigers, valt dan ook onder de bijzondere reisbureauregeling opgenomen in de artikelen 306 tot en met 310 btw-richtlijn, zonder dat de lidstaten andere afwijkende bepalingen kunnen vaststellen dan die waarin deze richtlijn voorziet.


Dictum van het Hof

Artikel 306 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat het door een belastingplichtige inkopen van vliegtickets bij andere belastingplichtigen en het met commissie doorverkopen ervan aan natuurlijke personen onder de bijzondere regeling voor reisbureaus op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) valt, ook al is er geen sprake van andere aanvullende diensten dan het verstrekken van informatie en advies.

Artikel 306, lid 1, en artikel 308 van richtlijn 2006/112 moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale wettelijke regeling waarin een uitzondering op de toepassing van de bijzondere btw-regeling voor reisbureaus is opgenomen, waardoor reisbureaus er bij internationaal personenvervoer voor kunnen kiezen om de normale btw-regeling toe te passen.

HvJ, C-763/23, Dragoram Tour, 25 juni 2024


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?