‘No cure no pay’ dan toch een belastbare vergoeding?

Gepubliceerd op 22 december 2017

Eind 2016 oordeelde het Hof van Justitie in de zaak Bastova (C-432/15 dd. 10.11.2016, klik hier)​ dat het prijzengeld dat de eigenaar van een paard krijgt voor het behalen van een bepaalde plaats in een wedstrijd niet de tegenprestatie is voor het ter beschikking stellen van het paard aan de organisator van de wedstrijd en bijgevolg omwille daarvan niet aan btw onderworpen is. Ook het feit dat die vergoeding onzeker is, was een criterium voor het Hof om te oordelen dat het prijzengeld niet aan btw onderworpen was.
Deze uitspraak heeft sommige auteurs doen besluiten dat een vergoeding op basis van het ‘no cure no pay’ principe evenmin aan btw is onderworpen gelet op het onzeker karakter van de vergoeding.
Een Nederlandse rechtbank sprak zich onlangs uit over deze stelling. Een advocaat komt met zijn cliënt overeen juridische procedures voor de cliënt te voeren waarvoor de cliënt alleen een vergoeding verschuldigd is bij een succesvolle afloop. Het bedrag dat de cliënt dan verschuldigd is, is gelijk aan de toegekende proceskostenvergoeding.
Voor de rechtbank is er een voldoende rechtstreeks band tussen de vergoeding die de advocaat ontvangt en de prestatie die de advocaat hiervoor verricht. Of er al dan niet een vergoeding wordt ontvangen, en zo ja, hoe veel die zal bedragen, doet geen afbreuk aan deze rechtstreekse band.
De rechtbank wijst de rechtspraak in de zaak Bastova hier af omdat het Hof in die zaak oordeelde dat er geen rechtsreekse band was tussen de vergoeding (het prijzengeld) en de dienst die daarvoor verricht zou zijn (terbeschikkingstelling van het paard aan de organisator).
Rb. Zeeland-West-Brabant, 4 oktober 2017, BRE-16_4298​


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?