BP Marketing GmbH (A) is een in Duitsland gevestigde btw-plichtige die aardolieproducten verkocht heeft aan BIDI Ltd (B), een in Oostenrijk gevestigde btw-plichtige. Er was overeengekomen dat B de goederen bij A zou komen afhalen om ze te vervoeren van Duitsland naar Oostenrijk. B heeft de goederen echter doorverkocht aan Kreuzmayr (C), ook een in Oostenrijk gevestigde btw-plichtige, die zelf de goederen moet ophalen bij A om ze te vervoeren van Duitsland naar Oostenrijk.
A heeft, ervan uitgaand dat B de goederen zou komen ophalen, de leveringen aan B vrijgesteld van btw als intracommunautaire levering. B heeft Oostenrijkse btw aangerekend aan C omdat deze als lokale levering volgend op de intracommunautaire levering plaatsvindt in Oostenrijk. C heeft deze btw aan B betaald en in zijn btw-aangifte afgetrokken.
Als de Oostenrijkse fiscus te weten komt dat B de aan C aangerekende btw niet heeft aangegeven, noch betaald, zonder dat C hiervan op de hoogte was, argumenteert B dat op de leveringen aan C geen Oostenrijkse btw verschuldigd is aangezien die leveringen plaatsvinden in Duitsland, waar het vervoer vertrekt.
Vervolgens reikt B gecorrigeerde facturen zonder btw uit aan C, maar zonder de op basis van de foutieve facturen van C ontvangen btw, aan deze laatste terug te storten. Ingevolge de insolventie van B heeft C die bedragen ook nooit van B gerecupereerd.
De Oostenrijkse fiscus verwerpt vervolgens de door C uitgeoefende aftrek van de door B oorspronkelijk ten onrechte aangerekende btw.
De rechter die zich moet uitspreken over het beroep dat C heeft ingediend tegen de verwerping van de btw-aftrek door de Oostenrijkse fiscus, roept de hulp in van het Europese Hof van Justitie.
Wat de levering betreft die A aan B heeft verricht, stelt het Hof dat dit een levering is zonder vervoer van de goederen. C kon immers vóór het intracommunautaire vervoer als een eigenaar over de goederen beschikken waardoor het vervoer moet worden toegewezen aan de verkoop door B aan C. Dat A niet wist dat B de goederen zou doorverkopen aan C terwijl de goederen zich nog bij A bevonden en dat B aan A een btw-nummer meedeelde van de lidstaat van bestemming, verandert daar niets aan.
Inzake de btw-aftrek die C uitoefende, stelt het Hof dat het recht op aftrek van de btw alleen kan worden uitgeoefend voor btw die verschuldigd is, en niet voor ten onrechte voldane btw. De factuur met btw die B heeft uitgereikt laat niet toe dat C die btw in aftrek kan brengen, aangezien die levering als intracommunautaire levering van btw is vrijgesteld. Evenmin kan een btw-plichtige zich tegenover zijn leverancier beroepen op het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen om die btw-aftrek alsnog te kunnen uitoefenen.
Wel kan C overeenkomstig het Oostenrijks recht verzoeken om teruggaaf van de btw die hij ten onrechte heeft betaald aan B op basis van een door deze laatste uitgereikte onjuiste factuur. Het Hof verwijst hiervoor naar de zaak Farkas waar het oordeelde dat een btw-plichtige die ten onrechte btw werd aangerekend door zijn leverancier, zich in eerste instantie tot die leverancier moet wenden om die ten onrechte betaalde btw terug te krijgen. Maar als de terugbetaling daarvan door de leverancier onmogelijk of uiterst moeilijk wordt, met name in geval van insolvabiliteit van de leverancier, dan moet die btw-plichtige zijn vordering tot terugbetaling rechtstreeks tot de belastingdienst kunnen richten (HvJ, C-564/15, Tibor Farkas, 26 april 2017).
HvJ, C-628/16, Kreuzmayr GmbH, 21 februari 2018
Bestaande klant?
Nieuwe klant?
Bericht voor abonnees: heb je een btw-vraag? Log dan in en stel je vraag via de “stel uw vraag” knop bovenaan.
De btw-lijn BV
Roderveldlaan 100 bus 6
2640 Mortsel (België)
info@btw-lijn.be
BE 0629.761.216