Een Letse vereniging zonder winstoogmerk sluit twee overeenkomsten met het centraal bureau voor financiën en contracten (CFLA) over de uitvoering van twee door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) gefinancierde opleidingsprojecten. Een voor de opleiding van specialisten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT-project) en een voor de opleiding van micro-ondernemers en kleine ondernemers (MKO-project).
Voor de opleidingen doet de vereniging beroep op externe opleidingsverstrekkers (die al dan niet aan bepaalde opgelegde criteria moeten voldoen). Die onderaannemers factureren de opleidingen aan de vereniging die deze doorfactureert aan de begunstigden van de opleiding. Eens de opleiding is voltooid, dient de vereniging een rapportering van het project in waarna ze de financiële uit het Europese Fonds betaald krijgt door het CFLA. De steun moet de vereniging doorstorten aan de begunstigde.
Voor de ICT-opleiding zijn de facturerings- en betalingsstromen chronologisch als volgt:
Voor de MKO-projecten zijn de facturerings- en betalingsstromen chronologisch als volgt:
De vereniging beschouwt zich voor deze activiteiten als een btw-plichtige met recht op aftrek en recupereert de btw die de opleidingsverstrekkers voor hun diensten aan de vereniging hebben aangerekend. De Letse fiscus ziet dit anders en twijfelt over de btw-plicht van de vereniging.
Diensten ten bezwarende titel
Om btw-plichtige te zijn, moeten er eerst en vooral goederenleveringen of diensten ten bezwarende titel verricht worden. Is dat het geval als een vereniging zonder winstoogmerk aan derden uitbestede opleidingen factureert waarvoor ze uit Europese fondsen subsidies ontvangt die tot 70 % van het totaalbedrag van deze prestaties bedragen?
Het Hof heeft al geoordeeld dat om van een dienst ‘ten bezwarende titel’ te kunnen spreken, er een rechtstreeks verband moet bestaan tussen de verrichte dienst en een werkelijk door de btw-plichtige ontvangen tegenprestatie. Dat is het geval als er tussen de dienstverrichter en de ontvanger van de dienst een rechtsbetrekking bestaat waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld en waarbij de door de dienstverrichter ontvangen vergoeding de werkelijke tegenwaarde vormt voor een aan de ontvanger verleende individualiseerbare dienst.
Dat deze tegenprestatie niet van de ontvanger maar van een derde afkomstig mag zijn, blijkt uit de tekst van artikel 73 btw-richtlijn waarbij de door derden betaalde vergoedingen tot de maatstaf van heffing kunnen behoren. Dat de opleidingsdiensten grotendeels worden gefinancierd via subsidies belet dus niet dat het om ten bezwarende titel verrichte diensten kan gaan.
Voor de kwalificatie als ‘ten bezwarende titel’ is het niet relevant of de handeling wordt verricht tegen een prijs die hoger of lager is dan de kostprijs, en dus tegen een hogere of lagere prijs dan de normale marktprijs. Dit heeft geen enkele invloed op het al dan niet rechtstreeks verband tussen de dienstverrichting en de tegenprestatie.
Omdat de vereniging de opleidingsdiensten ook in eigen naam en voor eigen rekening verstrekt, wat de nationale rechter moet verifiëren, vormen de door haar gefactureerde opleidingen die in essentie aan derden zijn uitbesteed en waarvoor is geprofiteerd van subsidies afkomstig uit Europese fondsen die tot 70% van het totaalbedrag van deze prestaties kunnen bedragen, diensten die ten bezwarende titel zijn verricht.
Economische activiteit
Als er sprake is van een belastbare handeling, dan moet ze om aan btw onderworpen te zijn, verricht worden in de uitoefening van een economische activiteit. Daarover heeft al geoordeeld dat:
Uit dit laatste punt volgt dat moet worden beoordeeld of de vereniging haar activiteiten verricht zoals een onderneming die zich bezighoudt met de organisatie en het verstrekken van opleidingen. Dat ze met haar handelingen geen winst nastreeft, correspondeert inderdaad niet met het typische gedrag van zo’n ondernemer, namelijk streven naar een winstgevende onderneming.
Maar die vaststelling op zich is niet voldoende om te stellen dat er geen economische activiteit is. Uit de bewoordingen van artikel 9, lid 1 btw-richtlijn blijkt heel duidelijk dat het resultaat van de activiteit van geen invloed is om van een btw-plichtige te kunnen spreken.
Los van het financieel oogmerk gedraagt de vereniging zich volgens het Hof als een onderneming die opleidingen organiseert en verzorgt:
Het is inderdaad zo dat de overheidssubsidies waaruit een groot deel van de vereniging haar financiering afkomstig is, onzekerheid met zich meebrengt over haar economische levensvatbaarheid. Maar deze subsidies en het te verwachten bedrag ervan zijn hoe dan ook factoren op basis waarvan de vereniging haar werkplan opstelt en klanten zoekt.
Voor het Hof is het dan ook duidelijk dat de vereniging een btw-plichtige is die een economische activiteit uitoefent, zodat de door haar gefactureerde opleidingsdiensten binnen de btw-sfeer vallen.
Dictum van het Hof
HvJ, C-87/23, Latvijas Informācijas un komunikācijas tehnoloģijas asociācija, 4 juli 2024
Bestaande klant?
Nieuwe klant?
Bericht voor abonnees: heb je een btw-vraag? Log dan in en stel je vraag via de “stel uw vraag” knop bovenaan.
De btw-lijn BV
Roderveldlaan 100 bus 6
2640 Mortsel (België)
info@btw-lijn.be
BE 0629.761.216