Vereenvoudigd driehoeksverkeer: niet wanneer de goederen voor hun vervoer reeds zijn doorverkocht

Gepubliceerd op 16 oktober 2017

Een in Litouwen gevestigde onderneming A heeft als activiteit de invoer en handel in bevroren vis. Zij voert in Litouwen vis in vanuit derdelanden. Die vis wordt vervolgens doorverkocht aan een Estse firma B die de vis vervolgens zo goed als onmiddellijk doorverkoopt aan in Nederland, Duitsland, Denemarken en Polen gevestigde btw-plichtige ondernemingen.
De vis wordt ofwel rechtsreeks van bij A in Litouwen naar de ondernemingen in Nederland, Duitsland, Denemarken en Polen vervoerd. Maar het gebeurt ook dat die vis eerst naar een andere plaats in Litouwen wordt vervoerd om daar een bewerking te ondergaan vooraleer vervoerd te worden naar de afnemers in de voormelde lidstaten. Volgens de overeenkomst tussen A en B is B gehouden de vis binnen de dertig dagen uit het Litouwse grondgebied uit te voeren.
De Litouwse fiscus weigert voor de verkopen die A aan B verricht de vrijstelling als IC-levering. De Litouwse rechter die zich in dit geschil moet uitspreken vraagt zich af hoe de leveringen van A aan B btw-rechtelijk moeten worden gekwalificeerd.
Uit de vaste rechtspraak van het Hof blijkt dat in een keten van twee opeenvolgende leveringen waarbij slechts één intracommunautair vervoer wordt verricht, dit vervoer slechts aan één van de twee leveringen kan worden toegerekend en dat bijgevolg alleen die ene levering vrijgesteld kan worden door artikel 138 van de btw-richtlijn (IC-levering). Aan welke van de twee leveringen het vervoer moet worden toegewezen, moet blijken uit een algehele beoordeling van alle bijzondere omstandigheden van de zaak. Daarbij moet worden bepaald op welk tijdstip de macht om als een eigenaar over het goed te beschikken is overgegaan op de eindafnemer.
Indien de tweede levering plaatsvindt vóór het intracommunautaire vervoer, moet dit vervoer volgens het Hof worden toegerekend aan de tweede levering.
Het Hof besluit dat de goederenlevering die wordt verricht door een in een eerste lidstaat gevestigde btw-plichtige geen vrijgestelde IC-levering is wanneer:

vóór die levering de afnemer die in een tweede lidstaat voor btw-doeleinden is geïdentificeerd, aan zijn leverancier meldt dat de goederen onmiddellijk aan een in een derde lidstaat gevestigde btw-plichtige zullen worden doorverkocht alvorens ze de eerste lidstaat verlaten;
de goederen zullen worden vervoerd met als bestemming die derde btw-plichtige.

Betekent deze rechtspraak nu dat het moeilijk wordt om het vereenvoudigd driehoeksverkeer nog toe te kunnen passen? In deze zaak is het vrij duidelijk dat B de goederen reeds doorverkocht aan C terwijl de goederen zich nog in Litouwen bevonden, en dat dus de macht om als eigenaar over die goederen te kunnen beschikken reeds aan C was overgedragen voordat de goederen vanuit Litouwen vervoerd werden. Dat wordt mee ondersteund door het feit dat B het transport vanuit Litouwen regelde.
Zolang aangetoond kan worden dat het vervoer moet worden toegewezen aan de levering door A aan B blijft de vereenvoudigingsregeling voor het driehoeksverkeer van toepassing. 
De Belgische fiscus becommentarieerde de vorige rechtspreek van het Europese Hof reeds in de beslissing nr. E.T.125.053 dd. 04.12.2013. Volgens die beslissing moeten voor de toewijzing van het vervoer aan een levering de volgende criteraie gebruikt worden:

vervoer door of voor rekening van A: het vervoer is zonder enige twijfel verbonden aan de relatie A-B;
vervoer door of voor rekening van C: het vervoer is zonder twijfel verbonden aan de relatie B-C;
vervoer door of voor rekening van B: indien een grondig onderzoek van de contracten en de leveringsvoorwaarden het niet mogelijk maakt om vast te stellen aan welke relatie het vervoer verbonden is, dan wordt het vervoer geacht verbonden te zijn aan de relatie A-B indien B aan A een btw-nummer mededeelt dat is toegekend door de lidstaat waar hij is gevestigd (LS2) of door de lidstaat van aankomst van het vervoer of de verzending van de goederen (LS3).
Het vervoer wordt evenwel geacht verbonden te zijn aan de relatie B-C, indien B aan A geen btw-nummer opgeeft of een btw-nummer dat is toegekend door de lidstaat van vertrek van het vervoer of de verzending van de goederen (LS1) (zie BTW- handleiding, nummer 310/54).

Maar het mag duidelijk zijn dat wanneer B de goederen zelf vervoert of laat vervoeren van de eerste naar de derde lidstaat en aan A zijn btw-nummer van een andere lidstaat opgeeft, dit niet voldoende is om het vervoer toe te wijzen aan de levering die A aan B verricht, wanneer wel kan worden vastgesteld op basis van de contracten en de leveringsvoorwaarden dat het vervoer aan de relatie B-C moet worden toegewezen.
 
HvJ, C-386/16, Toridas, 26 juli 2017


Heb je graag toegang tot de nieuwsberichten?

Bestaande klant?

Nieuwe klant?